De Noord-Afrikaanse onderstroom

De Franse intifada – Andrew Hussey – Vertaling: Jan Braks – Uitgeverij De Arbeiderspers – 394 blz.

Parijs is een gespleten stad. Binnen de Boulevard Périphérique kennen we de door baron Haussmann vorm gegeven stad waar de toeristische trekpleisters zijn gelegen. Maar buiten de ringweg strekken de banlieues zich uit. Troosteloze voorsteden met grimmige betonnen flatgebouwen. Midden in de noordelijke banlieues is de Gare du Nord gelegen, het eindstation van de Eurostartreinen. In zijn inleiding beschrijft de auteur hoe hij in 2007 daar getuige was van rellen tussen de Franse oproerpolitie en Arabische en zwarte jongeren. Deze rellen waren niet alleenstaand. Ook in 2005 werd Frankrijk opgeschrikt door een golf van rellen. De toenmalige minister van Binnenlandse Zaken Nicolas Sarkozy gooide met zijn forse uitspraken olie op het vuur en noemde de jongeren ‘uitschot’. Het zou hem niet weerhouden om twee jaar later de presidentsverkiezingen te winnen. De Franse media schreven de incidenten toe aan de uitzichtloosheid van de jongeren wiens bestaan wordt gekenmerkt door werkloosheid en armoede.

Maar volgens Andrew Hussey is er een belangrijk element van psycho-analytische aard dat sterk meespeelt in de rellen: de moeilijke relatie van Frankrijk met zijn Noord-Afrikaanse kolonies Algerije, Marokko en Tunesië. Deze historische context vormt voor Hussey de basis om te stellen dat de relschoppers in de voorsteden niet op zoek zijn naar hervormingen of revolutie. Ze zijn op zoek naar wraak. De jongeren haten de staat en voelen zich op geen enkele manier nog een burger. Hussey haalt een slogan aan die hem sterk bevestigt in zijn opinie: ‘Na’al abouk la France’ of vertaald in het Engels: ’fuck Frankrijk’. Deze jongeren omarmen de Engelse cultuur en taal bijvoorbeeld door het aannemen van Engelse voornamen. Nog een manier om zich af te zetten tegen Frankrijk. Bovendien voelen ze zich verbonden met de Palestijnen in hun haat tegen de natie Frankrijk.

Karakteristiek voor de rellen in de banlieues is dus de Noord-Afrikaanse achtergrond van de daders. Reden genoeg voor Hussey om naar Noord-Afrika af te reizen en daar zijn onderzoeksjournalistiek verder te zetten. Hij heeft zich duidelijk ingewerkt in de koloniale Franse geschiedenis van deze regio. De auteur bezoekt een aantal plaatsen en spreekt met tal van mensen zoals de dochter van Albert Camus. Een groot deel van het boek wijdt Hussey aan de Franse bezetting van Noord-Afrika. Deze begon in 1830 met de invasie in Algerije. Belangrijk element is dat Algerije als een deel van Frankrijk werd beschouwd. Veel Fransen emigreerden. Vooral de onafhankelijkheidsoorlog van Algerije tussen 1954 en 1962 verliep gewelddadig en bloederig. Andrew Hussey schuwt de gruwelijke details niet. Dit verleden heeft diepe wonden geslagen zowel bij de gekoloniseerden als de kolonisatoren. Naar schatting een miljoen mensen werden gedood en nog eens miljoen nazaten van de Franse kolonisten (pieds-noirs genaamd) vluchtten naar Frankrijk. De Algerijnen die in burgermilities aan de Franse kant vochten, de zogenaamde Harki’s, werden soms op wrede wijze vermoord nadat de Fransen weg waren. De Gaulle bemoeilijkte hun vlucht. In Frankrijk werden ze aan hun lot overgelaten. De onafhankelijksheidskwestie van Algerije bracht het land op de rand van een burgeroorlog.

Op het einde van het boek beschrijft Hussey zijn bezoek aan de gevangenis van Fresnes ten zuiden van Parijs. Naar schatting is zeventig procent van de Franse gevangenispopulatie moslim. Een exact cijfer is er niet omdat het in Frankrijk wettelijk verboden is om op grond van religie onderscheid te maken tussen individuen. Volgens Hussey zijn gevangenissen zoals Fresnes de machinekamers van het islamitische radicalisme in Frankrijk, iets wat niet wordt ontkend door een regionaal directeur penitentiaire inrichtingen. Deze laatste voegt er nog aan toe: “Het gaat hierbij niet om criminelen of zelfs politieke gevangenen zoals de Basken of Corsicanen, die een zaak hebben. Het gaat om mensen die onze beschaving verafschuwen. Het is een totaal nieuw soort strijd die wordt gestreden door een totaal nieuw soort vijand.”

Hoe deze problematiek moet opgelost worden weet de auteur ook niet. Op het einde van zijn boek haalt hij Charles Baudelaire aan die in de negentiende eeuw schreef dat Parijs werd gekweld door zijn verleden, door ‘spoken in het daglicht’. Aan het begin van de eenentwintigste eeuw blijven de spoken van koloniale en anti-koloniale moordenaars zichtbaar in het daglicht van de banlieues, verzucht Hussey om vervolgens te besluiten dat Frankrijk geen zakelijke politieke oplossingen nodig heeft, en zelfs geen psychiatrische hulp, maar een geestenbezweerder.

Andrew Hussey, decaan aan de University of London in Parijs, schetst een vrij somber beeld van de grijze buitenwijken van Parijs net zoals bijvoorbeeld in België de ganse gemeente Molenbeek plots werd gestigmatiseerd na de aanslagen in Zaventem op 23 maart 2016. De band met Noord-Afrika is zeker een element dat meespeelt in de ganse problematiek. Maar hier moet volledigheidshalve worden toegevoegd dat Frankrijk ook in andere conflicthaarden het Europees voortouw neemt om militaire activiteiten te ontplooien en zo weer op zoek te gaan naar zijn nationale ‘grandeur’. Zo was Frankrijk er als de kippen bij om in Irak luchtbombardementen uit te voeren op IS-stellingen later uitgebreid naar Syrië. Gekoppeld aan de symboolwaarde als de wieg van de ‘égalité’ en de vrije meningsuiting, vormt Frankrijk een geliefkoosd doelwit van terroristen. Zeker als die in hun omgeving deze gelijkheid niet ervaren.

Eenvoudige oplossingen bestaan niet voor complexe problemen ook al beweren sommige politici het tegendeel. Extreem links of extreem rechts zullen het probleem niet duurzaam oplossen. Belangrijk is het probleem te erkennen, te luisteren naar de mensen en prioriteiten te stellen in het beleid. Laten we tot slot ook niet vergeten dat de meeste migranten mensen zijn die op een eerlijke manier hun weg zoeken ver weg van het land waar ze werden geboren om hun kinderen en zichzelf een menselijke en waardige toekomst te kunnen geven.

Kris Muylle

Andere recensies

Gruffalo en zijn vrienden zoekboek – Julia Donaldson – Illustrator: Axel Scheffler – Lemniscaat – 32 blz. Zoekboeken worden steeds populairder en dan ook echt voor heel jonge kinderen. Voor de leeftijd vanaf een jaar of drie is het heel goed om zich te...
Lees verder Categorie: Kleuterboeken, Prentenboek
| Reageer!
Airfryerbijbel – Bas Robben – Carrera Culinair – 496 blz. De airfryer begint langzamerhand de frituurpan in de keuken te verdringen. Natuurlijk zijn er nog dingen die echt in de olie gebakken moeten worden, zoals oliebollen en appelflappen, maar de meeste maaltijden kun je...
Lees verder Categorie: Kookboek
| Reageer!
Dierentaal en Plantenpraat – Gaby Dawney – Illustraties: Margaux Samson Abadie – Lemniscaat – 112 blz. Dit is een prentenboek met 48 verhalen over hoe de natuur communiceert. De verhalen gaan over zoogdieren, vogels, waterwezens, reptielen & amfibieën, insecten en ook nog over planten...
Lees verder Categorie: Dieren & Natuur
| Reageer!