Stilte- of stilstand?
Als je de stilte ziet – Thomas Verbogt – Nieuw-Amsterdam – 271 blz.
Dat sommige schrijvers telkens weer hetzelfde boek schrijven is een cliché, maar daardoor nog niet minder waar. Het zuiverste voorbeeld is misschien Patrick Modiano; zijn intriges stellen niet veel voor maar zijn stijl is zo verslavend dat je hem altijd wel wilt blijven lezen. In ons taalgebied is Herman Brusselmans een sterk voorbeeld van steeds weer hetzelfde boek, en ook bij hem is het de stijl die hem uniek maakt (maar je moet er wel van houden natuurlijk…).
Ook Thomas Verbogt (1952) is een schrijver voor wie stijl belangrijker is dan handeling. Zo’n veertig romans, verhalenbundels en toneelstukken heeft hij nu op zijn naam, en de Verbogtstijl is inmiddels een begrip geworden. Weliswaar gebeurt er ook in zijn nieuwste roman een heleboel: er is een pleegbroer en een geheim; er zijn vrouwengeschiedenissen, een carrière als toneelschrijver, en er is een kind. Maar al snel wordt duidelijk dat dat voor de schrijver ook nu toch vooral voertuigen zijn om terecht te komen bij waar hij altijd goed in was: observeren, nadenken, beschouwen. Peinzen, mijmeren, het verleden steeds opnieuw beleven.
‘De namiddag is me dierbaar, het beste tijdstip van de dag, wat ook vaak door het licht komt, het licht dat de dag voorzichtig, aarzelend, aan het loslaten is, de beweging van die dag wordt anders, je wordt er bedachtzamer van zonder in een ernstige stemming verzeild te raken, die bedachtzaamheid keert zich zelfs tegen zo’n stemming – in die bedachtzaamheid glanst immers dat licht, het wordt daarin weerspiegeld.’
Maar je moet er wel van houden natuurlijk…
Ergens halverwege het boek, in de trein tussen Parijs en Amsterdam, ontmoet de hoofdpersoon de Vlaamse Lena. Zij is op weg naar Nederland, naar haar vader die niet lang meer te leven heeft. Ze heeft geen slaapplaats, ze kan overnachten bij de hoofdpersoon: ‘we kregen geen verhouding maar wat is dat eigenlijk?’ Wel vertelt hij haar over zijn leven. Dat het vaak is alsof er tussen hem en alles en iedereen iets overbrugd moet worden. Dat hij niet weet hoe hij moet leven. Dat zijn ouders hem, met hun liefde voor het leven, ongeschikt gemaakt hebben voor het leven. Dat hij niet tegen cynisme kan; dat hij altijd blijft verwachten dat mensen die hij edelmoedig bejegent ook edelmoedig tegen hem zullen zijn.
En dan sterft Lena’s vader en gaat ze terug naar Brussel, naar haar man over wie ze de hoofdpersoon nooit eerder heeft verteld, ‘en dan zien we elkaar niet meer.’
‘Het is een gebeurtenis, iemand nooit meer zien. Dat dacht ik toen ik haar bij me vandaan zag lopen, ik weet niet waarheen, ineens was ze weg, zag ik haar niet meer, en kwam de stad in de verte dichterbij, het leven daar, het leven dat ik hoorde, de onrust erin, de chaos: het is een gebeurtenis, iemand nooit meer zien. Zijn dat de gebeurtenissen waar je uiteindelijk in verdwaalt?’
Het is mooi en het is hartverscheurend èn het is irritant. Want wat moet je met een hoofdpersoon die van passiviteit een geloofsartikel heeft gemaakt? Die kiest voor stilstand in plaats van bewegen. Die altijd een groot kind is gebleven, en dat eigenlijk wel best vindt ook. Die niet ingrijpt in gebeurtenissen, maar altijd toeschouwer zal blijven, een verdwaalde toeschouwer. Is dat Zen, of is dat teveel eer?
Hein-Anton van der Heijden
Boek bestellen!