Een filosofisch verslag van een treinreis
Hein-Anton van der Heijden – Twee koffers – Elikser – 255 blz.
De titel beschouwend zijn er twee mogelijkheden. De eerste is niet zo waarschijnlijk: de hoofdpersoon en verteller Léon Huet, “schrijver van bevlogen beschouwingen en boeken over film”, erft twee koffers met erotica van zijn overleden oudere vriend Daaf. Ten tweede, het meest waarschijnlijk: de twee koffers waarmee de verteller op reis is. Eerst was dat maar één koffer. Onderweg kan Léon die koffer niet meer open krijgen, ondanks de gemakkelijke cijfercode. Een vriendelijke winkelier lukt het wel, maar intussen heeft Léon een identieke koffer aangeschaft.
Hij besluit de inhoud te verdelen en daarbij is van de twee koffers zeer belangrijk: die bevat namelijk de as van Daaf. Léon geeft namelijk gehoor aan de laatste wens van Daaf om zijn as uit te strooien in de zee bij Triëst, waar Daaf de mooiste en heftigste tijd uit zijn leven heeft doorgebracht. Léon besluit, hoeder van het milieu zoals hij is, deze reis volledig per trein af te leggen. Het is deze treinreis die de rode draad in de roman vormt.
Léon neemt deze taak op zich tijdens een bezoek aan een antiquair, aan wie hij de erotica boeken te koop aanbiedt. Hij kan nu een treinkaartje kopen, vijftien dagen geldig, om deze reis te verwezenlijken. Hij besluit via stations te reizen die in zijn, maar vooral in Daafs leven een rol hebben gespeeld. De reis begint in Amsterdam, Léons woonplaats en leidt de lezer vervolgens naar Neutraal Moresnet (vroeger zelfstandig en grenzend aan het drie (toen vier) landenpunt bij Vaals. Daaf had altijd veel belangstelling voor de “kleine geschiedenis”. Vandaar gaat het naar Wiesbaden, Brussel, Aulnoye (Noord-Frankrijk), Parijs, Sète, opnieuw Parijs, Rolle (aan het meer van Genève), Karlovy Vary (voormalig Karlsbad) naar Triëst, het einddoel, waar Léon nog een domme streek uithaalt.
Over de treinreis zelf lees je in de roman zo goed als niets, wel over de stopplaatsen (Léon verblijft daar één of meer nachten. De stations-aankomsten zijn een bron van vertellust. In alle plaatsen behalve Triëst is niet alleen Daaf geweest, maar ook de verteller. Die weidt bij elke plaats uit over zijn gevoelens en ervaringen en over de relatie tot Daaf. Vaak bevatten deze uitweidingen bespiegelingen over allerlei onderwerpen. In Amsterdam de Middeleeuwen en Gouden Eeuw rondom De Wallen. In Wiesbaden astrologie en leven op andere planeten enz. Het meest bijzondere betreft echter Brussel. Daar ligt de boel totaal op z’n kop na een bijna ramp met een kerncentrale in Tihange; er heeft een soort revolutie plaatsgevonden: de tijd dat toeristen van overal ter wereld werden ingevlogen is voorbij! Treffend is de opmerking van één van de personen: “Domheid wordt onzichtbaar als ze maar groot genoeg is”! In elk geval leert de lezer zowel Daaf als Léon steeds beter kennen. Beiden hadden een speciale relatie tot Parijs. Veel onderwerpen zoals natuur, film (Godard) en literatuur (o.a. vorm of vent) komen uitgebreid aan de orde.
Het verhaal speelt zich af tijdens de tweede pandemie, vijf jaar na de eerste. Het is dus in de toekomst geen covid maar een ander virus, waardoor je tijdsbesef, je slaap en bewustzijn overhoop worden gehaald. Op de achter-omslag vraagt de uitgever zich af of het virus misschien een metafoor is. Gezien de inhoud van de vertelling moet de lezer daar zelf een antwoord op geven. En dan daarbij betrekken de vraag of de gehele treinreis misschien ook wel een metafoor moet zijn.
Tijd speelt een veel belangrijker rol dan je voor het eerst zou aannemen. Van der Heijden plaatst de handeling in de toekomst, vijf jaar na covid. Maar het virus tast je tijdsbesef aan!!! Verder speelt de auteur met de tijd: in tijdvertragingen doet hij verslag van zijn indrukken ter plekke en met tijdversnelling laat hij de lezers zichzelf en vooral Daaf leren kennen.
Speciaal het verblijf van Léon in Brussel doet veel vragen oprijzen. Hij wordt naar een plek geleid waar hij Karl (Marx?) ontmoet en Bert(hold Brecht?) en Rosa (Luxemburg?) en waar hij Nora de Pater ontmoet. Zijn dit surrealistische trekjes of moeten we aan magisch realisme denken? Wat is werkelijkheid en wat verbeelding? De auteur vraagt zich af: “…kun je de tijd die voor ons ligt niet vergelijken met één periode uit de geschiedenis? Maakt het nieuwe virus elk tijdsbesef vloeibaar?” Deze bedenksels zouden de reden ervoor kunnen zijn aan een metafoor te denken. De treinreis zelf is niet van zo’n groot belang en neemt daardoor een kleiner deel van het verhaal in beslag dan alle overdenkingen c.q. overpeinzingen. Het citaat hierboven krijgt dan een wezenlijker inhoud.
Van der Heijden zet met Twee koffers de weg voort die hij eerder heeft ingeslagen met Reis naar Brabant, waarvan u mijn bespreking ook op deze website kunt vinden. Het magische/surrealistische komt iets sterker naar voren, wat de roman beslist ten goede komt. De stijl van Van der Heijden is aangenaam, niet hoogdravend, zodat het verhaal geschikt is voor een breed lezerspubliek, dat zich dan wel moet schikken naar de soms uitgebreide gedachtegangen over veel onderwerpen. De dialogen, maar vooral de monologen zijn van een zeer hoog gehalte. De metaforen die de auteur gebruikt zijn zo goed als allemaal zinvol en sterk. Een ruime dosis humor werkt als afwisseling van ernstige zaken leesbevorderlijk en hier en daar een neologisme (pantoffelparadeert) maakt de stijl van Van der Heijden levendig.
Laten we hopen dat de auteur het hier niet bij laat en nieuwe romans aan zijn publicaties toevoegt. Misschien de volgende keer iets meer actie en minder beschouwing? Maar dat is een kwestie van smaak en daarover ….
Kees de Kievid
Boek bestellen!