Meisje ontvlucht treurende moeder
Wolfje – Claudia Jong – Illustraties Kees de Boer – Gottmer – 158 blz.
Het meisje Wolfje, zo genoemd omdat haar vader dol was op wolven, woont samen met haar moeder, een treurende weduwe. Haar vader is al jaren dood en Wolfje heeft hem nooit echt gekend. Moeder blijft hangen in de rouw en viert elk jaar een ‘verdooddag’ op de dag dat Wolfjes vader is gestorven.
Wolfje heeft een hekel aan die dag en aan het feit dat haar moeder altijd maar huilt en ze wil zeker niet mee naar het kerkhof om het graf van haar vader te bezoeken.
Op straat ontmoet ze de vieze, oude zwerver Rooie, zo genoemd vanwege zijn rode haar en baard. Hij slaapt op een gore matras, drinkt graag veel rode wijn en zit vol fantastische verhalen. Verhalen die Wolfjes verbeelding prikkelen.
Als Wolfje van haar moeder honderd euro krijgt om een winterjas te kopen, geeft ze het bedrag uit aan allerlei spullen voor Rooie tot het geld helemaal op is. Als moeder vraagt naar de jas die maar niet komt en het geld terug wil hebben, moet Wolfje iets bedenken, want zomaar vertellen dat ze alles aan Rooie heeft verkwanseld, durft ze niet. Ze komt op het idee om het geld bedelend terug te verdienen. Daartoe zet ze haar verbeelding aan het werk. Ze verzint verhalen over Rooie en haarzelf en vertelt die op straat aan de voorbijgangers. Zielige verhalen die veel geld opleveren. Helaas ontdekt Wolfjes moeder wat ze aan het doen is. Intussen hebben Wolfje en Rooie geld genoeg bij elkaar gebedeld voor een jas en ook nog voor een hondje voor Rooie, die ooit een hond heeft gehad die Wolf heette. Een hond die hij ergens in Siberië had gevonden. Of Rooie ooit echt in Siberië is geweest en een hond heeft gehad doet er niet toe. Je moet niet alles weten, want dat doodt de fantasie. Claudia Jong verwoordt het zo:
‘Weet je hoe hij heet?’ vroeg haar moeder. ‘Rooie is niet zijn echte naam…’
‘Niet zeggen!’ riep Wolfje.
Stel je voor dat hij Henk heette, of Polineikes, of Ruurt.
‘Wat wil je dan weten?’ vroeg haar moeder.
Wolfje dacht lang na en toen wist ze het opeens heel zeker. Ze keek haar moeder aan en schudde haar hoofd.
‘Niks?’ vroeg haar moeder verbaasd.
‘Nee,’ zei Wolfje. ‘Hoe meer ik van hem weet, hoe minder ik kan verzinnen.’
Kees de Boer tekende een woest uitziende zwerver en een beetje jongensachtige Wolfje, wat wel klopt, want aan het dragen van een rok of jurk heeft ze een hekel. De zwart-wit illustraties zijn vaak grappig en vullen het verhaal goed aan. Op de laatste tekening is Rooie, die intussen vertrokken is naar Spanje, in Wolfjes verbeelding uitgegroeid tot een soort godsbeeld met een wild wapperende witte baard, terwijl Wolfje zich buigt over de Atlas van de Geheele Weereld die Rooie haar heeft geschonken.
Wolfje is een boek met veel dialogen, die soepel verlopen. Je kunt er aan afzien dat Claudia Jong gewend is om theaterteksten te schrijven. Wolfje en Rooie zijn sterke personages en Jong weet rouw en verbeelding op een mooie manier te vervlechten zonder zwaar op de hand te worden. Wolfje is vaak grappig, soms spannend en op momenten ontroerend, alle ingrediënten voor een heel goed kinderboek. Niet voor niets won Claudia Jong met Wolfje De Hotze de Roos Prijs 2012 voor het beste kinderboekendebuut in 2011.
Pieter Feller