Bajaar is als een gedicht dat je leest en herleest
Bajaar – Martha Heesen – Querido – 124 blz.
Het boek begint raadselachtig met het ontwaken van zes meisjes. Ze zijn ergens waar ze niet horen en slapen in stapelbedden op een kale zolderkamer.
‘In dit huis maakt alles geluid, vooral in het donker. De deuren gaan eigenlijk liever niet open en alle veertien traptreden kraken dat ze ons niet willen, ook niet als we onze adem inhouden, ook niet als Lien en ik de zware tweeling dragen tot we eindelijk in de keuken aangekomen zijn. En daar maakt de gebarsten zwarte spikkeltjesvloer geluid onder onze blote voeten, vooral onder de mijne.’
Hoofdpersoon is Julia, de oudste van de zes zusjes. Julia weet als ze wakker wordt, dat er iets is. Maar pas als ze met haar zusjes naar buiten gaat, ziet ze wat dat ‘iets’ is. De deur van de stal staat open en dat betekent dat het paard Bajaar is weggelopen.
Soms doet hij dat, het paard Bajaar, vernoemd naar het ros Beijaard dat de vier heemskinderen droeg. Net zoals hij soms wegloopt, is hij ook een keer aan komen lopen. En iedere keer komt hij terug. Hij draagt de meisjes en soms Momo, hun grootmoeder. Momo is Belgische en spreekt Beiaard uit als Bajaar. Zij voedt de kinderen alleen op. Ze wonen buiten het dorp en hebben weinig contact met de dorpelingen. Die vinden de meisjes anders, weet Julia, ze worden wel zigeunerkinderen genoemd.
‘Ze staarde me aan en vroeg toen: ‘Van wie zijde gij d’r eentje?’…
… Ik keek op naar de vrouw. ‘Ik kom van buiten het dorp.’ En intussen dacht ik: lelijk dik oud wijf, met je bleke vissenogen en je schorre krasstem en je hondenhaar! Heb je mijn grootmoeder wel eens gezien? Dat is een keizerin, mijn grootmoeder. Zelfs als ze in de moestuin staat te spitten in haar alleroudste jurk aan en met haar haar los, dan is ze nog een keizerin!’
Julia heeft, net als haar grootmoeder, donkere ogen en haar, terwijl Lien, de tweede, blond is en mooi, vindt Julia.
De kinderen gaan niet naar school maar krijgen les van grootmoeder. Als er weer een leerplichtambtenaar langskomt, laat Momo haar diploma van de ‘normaalschool’ zien en dan spuugt ze achteraf op ‘die Hollanders’.
Julia is naast grootmoeder de enige die nog wat weet van ‘het eerdere’. Ze onthoudt de dingen heel precies, in tegenstelling tot Lien die de dingen mooier maakt dan ze waren. Indirect kom je als lezer dingen te weten. Dat ‘onze mama’ overleed bij de geboorte van de tweeling, dat Momo geregeld de reis naar de stad maakt om erachter te komen waar ‘onze papa’ is, dat het vlak na de tweede wereldoorlog moet zijn omdat ze vier jaar geleden lekker krentenbrood van Engelse soldaten kregen. De tijd wordt verder nauwelijks nader aangeduid maar aan alles herken je dat het zich niet in deze tijd afspeelt.
Martha Heesen laat, net als de grootmoeder en Julia, veel ongezegd. …‘we zeiden het niet hardop, want als je iets niet hardop zegt, dan is het misschien ook niet zo’. Ze schrijft net zoveel tussen de regels door als erop en mede daardoor moet je het boek vaker dan een keer lezen om overal achter te komen. Dat is geen straf, integendeel, de stijl is poëtisch en beeldend, precies zoals de meisjes worden opgevoed. Als de kleintjes op de rug van Bajaar zitten, moeten ze de ogen dichtdoen want dan stapt hij niet, hij vliegt!
Bajaar is als een gedicht dat je leest en herleest en dat iedere keer mooier wordt. Het boek is genomineerd voor de Thea Beckmanprijs 2013.