Blije kermisdagen – Emma D’haene
De verborgen geschiedenis van kermissen
Met Blije kermisdagen. Feesten in de Spaanse en Oostenrijkse Nederlanden (1500-1800) maakt historica Emma D’haene een stuk academisch pionierswerk toegankelijk voor een breder publiek. Het boek is een bewerking van haar doctoraatsstudie aan de KU Leuven, waarin ze zich boog over de katholieke kermissen van de vroegmoderne tijd. Wat vaak wordt weggezet als folklore of vergane glorie, krijgt bij haar de gelaagde betekenis die het in de toenmalige samenleving had: de kermis als religieuze rite, als sociaal weefsel, als economische motor en als bron van vermaak.
Diepe verankering in de lokale samenleving
De zoektocht van de auteur bracht haar naar bisdomarchieven, kronieken, dagboeken, kranten, gedichten, programmaboekjes en zeldzame kermispreken. Vooral de gerechtelijke bronnen blijken onschatbaar. In verhoren van getuigen en verdachten bij kermisrellen komen relaties, gesprekken en emoties naar voren die in geen enkel ander officieel document te vinden zijn. Nog doorslaggevender zijn de rekeningen van dorpen en steden, goed voor naar schatting negentig procent van het bronnenmateriaal. Ze geven inzicht in uitgaven voor muziek, versieringen, processies of banketten, en maken zichtbaar hoe diep de kermiscultuur in de lokale samenleving verankerd zat. De casestudies bestrijken vijf regio’s in Brabant, Vlaanderen en Henegouwen, samen goed voor veertig dorpen en steden. Ook beeldmateriaal – schilderijen en prenten van onder meer de Bruegeldynastie en Pieter Balten – wordt ingezet om de kermis in al haar facetten te evoceren.
Collectieve geheugen
Het boek bestaat uit drie grote delen. In het eerste reconstrueert D’haene het verloop van een kermisdag: de ochtend begon met een mis, gevolgd door een plechtige processie, waarna een middagmaal en feestelijk banket plaatsvonden. In de namiddag en avond namen het amusement en de losbandigheid de bovenhand: dansen, eten en drinken, gokken, vertier. Belangrijk is dat de kermis jaarlijks terugkeerde en diepe emoties losmaakte. Daardoor nestelde de traditie zich steeds steviger in het collectieve geheugen. Kermissen beperkten zich bovendien niet tot de eigen parochie: mensen trokken ook naar omliggende dorpen en steden, zodat de zomermaanden uitgroeiden tot een aaneenschakeling van feesten die de lokale grenzen overstegen.
Religieuze dimensie
In het tweede deel richt de auteur zich op de religieuze dimensie. Processies waren geen routineuze verplichtingen, maar gezamenlijke projecten waarin de gemeenschap haar eigen geschiedenis en identiteit uitdrukte. Ommegangen met triomfwagens, reuzen en spektakel trokken niet enkel de aandacht maar versterkten ook de samenhang. Bijzondere aandacht gaat naar kermissen in bedevaartsoorden, waar de mix van religieuze devotie en feestelijk vertier een uniek karakter creëerde. Hier toont D’haene hoe lokale creativiteit en traditie voortdurend nieuwe vormen gaven aan wat op het eerste gezicht een herhalend patroon leek.
Het derde deel belicht de nasleep van de plechtigheden, wanneer amusement en commercie de boventoon voerden. Herbergen speelden een centrale rol als plaatsen van ontmoeting en ontspanning. Daar vloeide drank rijkelijk, werden contacten gelegd en conflicten uitgevochten. Ook de vermenging met jaarmarkten komt aan bod: wanneer handel en kermis samenvielen, ontstond een bijzonder dynamische mengvorm die de economische en sociale betekenis van de kermis nog versterkte.
Blije kermisdagen vult een grote leemte in onze kennis. Terwijl de Noordelijke Nederlanden na 1566 hun katholieke karakter verloren maar hun kermissen als seculiere jaarmarkten bleven organiseren, bleven in de Zuidelijke Nederlanden de misviering en processie integraal deel uitmaken van het feest. Dat verschil is cruciaal om het ontstaan van de moderne kermis te begrijpen. Vandaag lijken foren en kermissen samengesmolten tot één fenomeen, maar D’haene laat zien dat ze van oorsprong uit andere logica’s zijn voortgekomen: de foor vanuit de stad, de kermis vanuit de kerk.
Grote structuren en kleine menselijke verhalen
Bijzonder is dat het boek voortdurend laveert tussen groot en klein. Enerzijds de grote structuren: hoe kermissen bijdroegen tot een collectief tijdsbesef dat lokale grenzen overschreed, hoe religie en commercie elkaar beïnvloedden, hoe het stadsbestuur of de kerk de touwtjes in handen hield. Anderzijds de kleine menselijke verhalen: de getuige die ondervraagd wordt over een vechtpartij, de dorpsrekening die noteert hoeveel werd uitgegeven aan muziek of wijn, de schilder die het feestelijk tafereel vastlegt.
Kern van herinnering en nostalgie
De kermiscultuur zal nooit volledig verdwijnen. Al heeft ze de laatste eeuw veel van haar aantrekkingskracht verloren en is ze meer niche geworden, toch blijft het voor veel Vlamingen een hardnekkige kern van herinnering en nostalgie. Die emotionele verankering is precies wat in historisch onderzoek terug te vinden is: eeuwen geleden voelden mensen dezelfde drang om samen te komen, plezier te maken en hun gemeenschap te bevestigen.
Kris Muylle
Boek bestellen!