De wreedste moord uit de Nederlandse politieke geschiedenis ontrafeld
Moordenaars van Jan de Witt- Ronald Prud’Homme van Reine- De Arbeiderspers- 230 blz
De ondertitel van dit boek luidt: “De zwartste bladzijde van de Gouden Eeuw”. Na lezing van dit voortreffelijke boek van de Haagse historicus Prud’homme van Reine, zullen weinigen het met schrijver oneens kunnen zijn. Prud’homme heeft zich tot doel gesteld duidelijkheid te verschaffen omtrent de eigenlijke daders van de moord op de gebroeders Johan en Cornelis de Witt. Wat mij betreft is hij daarin volkomen geslaagd. Hij toont onomstotelijk aan dat niet het Haagse “gepeupel” verantwoordelijk was voor de moord, maar dat de deze zorgvuldig was voorbereid en werd uitgevoerd door een aantal mensen uit de toenmalige middenklasse, grotendeels behorend tot de Haagse schutterij. Het “graauw” kwam er in eerste instantie niet aan te pas maar deed later wel mee aan het verminken van de lijken.
Prud’homme toont eveneens overtuigend aan dat Willem III op de hoogte was van het complot de gebroeders te vermoorden, dat hij heeft nagelaten dit te voorkomen én dat hij de daders nadien heeft beloond met geld en/of aantrekkelijke banen. Zo kreeg de zilversmid Hendrick Verhoeff als beloning een jaargeld van 600 gulden van de prins. Deze Verhoeff sneed de harten van de broers uit hun lichaam, zette ze thuis in een blik met terpentijn en toonde ze nog jarenlang tegen betaling aan belangstellenden. Een paar citaten uit een ooggetuigenverslag : “Eén onbeschaemder als andere mijnde des Ruards ( Cornelis de Witts ) mannelijkheijdt met sijn tanden af te bijten; doch hetselve te taey sijnde, sneed het af”. “Een ander nam het ooch uyt sijn hooft, slorckendehetselve in, vragende luytskeels of hij het wel weeder soude uytkacken konnen”.
Prud’homme geeft een beknopt overzicht van de voorgeschiedenis: de jonge jaren van Johan de Witt, zijn verdere loopbaan als leider van de staatsgezinden in het eerste stadhouderloze tijdperk en de politieke spanningen tijdens de oorlogen met Engeland. De gebeurtenissen voorafgaand aan de moord, de moord zelf op die 20e augustus 1672 en de nasleep, krijgen bij hem een diepgaande behandeling. Nergens wordt het echter saai of langdradig: het verhaal leest heerlijk weg en dat is de verdienste van Prud’homme die met dit boek bewijst dat een boeiend, uitstekend gedocumenteerd geschiedenisboek een genot is om te lezen.
Dick Huitema