Dinie Bell is een laatbloeier
Dinie Peels Bell werd geboren in Eindhoven op 21 maart 1956. Vanaf het moment dat ze leerde lezen was dat haar passie. Op elfjarige leeftijd begon ze met het schrijven van gedichtjes en korte verhalen. Op de middelbare school oogstte ze altijd veel lof voor haar opstellen, van haar medeleerlingen maar vooral van haar leraren. Op haar negentiende deed ze mee aan een verhalenwedstrijd van de Kunststichting Eindhoven. Haar inzending kwam in het boekje Beeldspraak terecht. De auteurs die hun verhaal of gedicht in die bundel gepubliceerd zagen, richtten een schrijfclub op. De Eindhovense Werkgroep Letteren was geboren.
Later volgde ze een schriftelijke schrijfcursus, en nog later kwam ze bij een cursus terecht die gegeven werd door een gevestigd schrijfster. Op haar zevenendertigste besloot ze aan een roman te beginnen. Ze maakte de eerste opzet, en het manuscript kwam in de kast terecht. In 2007 besloot ze het boek te voltooien. Het werd haar debuut Alsjeblieft papa… Daarna volgden Achtervolgingsdrift en Hysteria. Wil je meer weten kijk dan op haar website.
Uit wat voor gezin kom je? Werd er veel gelezen?
Ik kom uit een doorsnee gezin, met een vader, een moeder en een broer die ruim acht jaar jonger is dan ik. Mijn vader is zijn hele arbeidsleven in dienst geweest bij de welbekende gloeilampenfabriek hier in Eindhoven en mijn moeder was huisvrouw. Ik kan me niet herinneren mijn vader ooit met een boek in zijn handen gezien te hebben, maar mijn moeder las des te meer. Ik heb dat voorbeeld van haar overgenomen. Mijn broer lijkt wat dat betreft meer op onze vader. Toen mijn eerste boek uitkwam, zei hij (mijn broer dus):’Dat boek van jou heeft een fantastische cover, maar ik zal het nooit lezen.’
Wilde je als kind al schrijver worden? Wanneer schreef je je eerste verhaaltje en waar ging het over?
Vanaf het moment dat ik leerde lezen, was dat mijn grote passie. Toen ik een jaar of elf was, besloot ik te proberen of ik zelf ook een boek kon schrijven. Mijn eerste verhaal ging over een meisje met een hond. Toen ik wat ouder was en het overlas, vond ik het ‘stom’ en toen heb ik het, zoals wel meer vroegste werken, verscheurd.
Wat is je achtergrond: wat doe je naast het schrijven? Heb je een baan?
Op mijn zeventiende ging ik, in navolging van mijn vader, werken bij de gloeilampenfabrikant. Als typiste. Daar ben ik mee gestopt toen ik, jaren later, zwanger raakte. Ik koos ervoor een thuisblijfmoeder te zijn. Toen mijn zoon een tiener was, ben ik gaan werken als Alpha-hulp. Helaas kreeg ik na verloop van tijd, naast andere ziektes die ik al had, artrose, en moest ik stoppen met dat werk omdat ik er te langzaam voor werd. Op dit moment heb ik geen baan. Ik schrijf een uurtje of vier per dag, doe het huishouden, de tuin, de administratie en alles wat verder gedaan moet worden in een gezin, en ik maak flinke wandelingen met de hond. Daarnaast pas ik minimaal één dag per week op mijn kleinzoons.
In je eerste twee boeken is er voor de vaderfiguur een leidende rol. Is daar een speciale reden voor?
Nee, daar is geen speciale reden voor. Het is gewoon zo gelopen. Wat mijn debuutroman Alsjeblieft papa… betreft, is me vaak de vraag gesteld of ik zelf slachtoffer ben geweest van de misstanden die in het verhaal voorkomen, maar dat boek is geenszins op de werkelijkheid gebaseerd. Geen enkel boek van mij, trouwens. Ik schrijf alleen fictie. En voor de duidelijkheid: ik heb een fantastische, lieve vader.
Blijf je thrillers schrijven? Is dat je favoriete genre?
Een spannend verhaal schrijven is geweldig. De geheimen die je erin kunt verweven, dat is zo leuk om te doen! Bij het lezen van mijn boeken zal de lezer zich voortdurend afvragen wie het misdrijf heeft gepleegd en waarom. Dan is het voor mij een uitdaging om zo nu en dan een tipje van de sluier op te lichten en de lezer tóch op het verkeerde been te zetten. Als me dan ter ore komt dat me dat weer gelukt is, geeft me dat voldoening. Omdat ik nog aardig wat ideeën heb voor een spannend boek zal ik voorlopig thrillers blijven schrijven. Maar ik sluit niet uit dat ik ooit ook weer eens aan een roman begin, of aan een kinderboek. En een gedichtenbundel lijkt me ook wel wat.
De cover van Hysteria is zeer apart te noemen. Hoe zijn jullie op dit ontwerp uitgekomen?
Ik had tegen mijn uitgever, Maurice van Dijk van Uitgeverij Palmslag, gezegd dat ik een spannende cover wilde. Iets anders dan de doorsnee omslag. Mijn boeken zijn een beetje ‘out of the box’, dus dan mag de kaft dat ook zijn. Toen kwam de ontwerper die voor de uitgeverij werkt met dat doodshoofd en dat past precies bij het boek. Ook die frivole dingetjes die Ãn het doodshoofd getekend zijn, slaan op het verhaal. Ik wist meteen: ‘Dat Ãs-ie!’
Hoe ben je op het idee voor Hysteria gekomen?
Ik zit niet snel zonder inspiratie. Meestal borrelen de ideeën spontaan in me op. Soms ook word ik geïnspireerd door iets wat ik hoor, zie of meemaak. Deze keer besloot ik het eens anders aan te pakken, eigenlijk puur om te kijken hoever ik ermee kon komen. Ik schreef de eerste zin op die in me opkwam. Dat was het zinnetje ‘Ik was nog heel jong.’ Toen ik dat had opgeschreven, ging ik bedenken wat er zou kunnen gebeuren als je nog heel jong bent en kwamen de ideeën sneller dan ik bij kon houden. De zin is trouwens niet de eerste zin van het boek gebleven, maar staat, uitgebreider dan hierboven, als eerste zin in het eerste hoofdstuk. Ik heb er later namelijk nog een proloog voorgezet.
De verhalen hebben wat weg van de boeken van Virginia Andrews. Die gaan ook altijd over complexe familiebanden. Wat is jouw mening hierover?
Dat mijn boek vergeleken wordt met de boeken van Virginia Andrews, is het grootste compliment dat ik kan krijgen. Virginia is namelijk al zo’n dertig jaar mijn lievelingsauteur.
Mijn verhalen gaan inderdaad net als die van haar over familieperikelen. Maar dat gebeurt niet met opzet want meestal gaat een verhaal met mij op de loop. En ondanks deze overeenkomst is er wel degelijk verschil tussen Virginia’s verhalen en die van mij. Zij kan op een heel dromerige manier iets beschrijven, sprookjesachtig haast. Ik ben wat harder in mijn teksten, meer recht voor zijn raap.
Hoe lang ben je bezig geweest met het schrijven van Hysteria ?
Ik ben ongeveer een jaar bezig aan een boek. En dan praat ik over zo’n vier uur per dag werken, ook in het weekend. Maar ik zit geen vier uur per dag aan een nieuw boek te schrijven, het ‘oude’ wordt in die tijd ook gepromoot
Hoe ga je te werk bij het schrijven?
Vaste werktijden heb ik niet. Ik schrijf in mijn vrije tijd. Soms heb ik ’s middags en ’s avonds een paar uur tijd om te schrijven, soms alleen ’s avonds. In elk geval doe ik altijd eerst het huishouden, want als huis en tuin niet op orde zijn, is het in mijn hoofd een chaos. Een schema voor een boek maak ik niet. Bij mij speelt alles zich in mijn hoofd af. Daar zie ik voor me hoe mijn personages eruit zien, hoe ze bewegen, zich gedragen, waar ze wonen en, vooral, wat ze uitspoken.
Heb je al plannen voor een nieuw boek?
Ik ben bezig aan een volgend boek, maar daar wil ik nog niets over kwijt. Noem het paranoïde, maar ik ben altijd bang dat iemand anders er met mijn idee vandoor gaat.
Wil je hier je vijf favoriete boeken noemen?
M’n lieve Aurdrina van Virginia Andrews – Ik zou natuurlijk alle boeken van V.C. Andrews kunnen noemen omdat zij mijn lievelingsauteur is, maar dit boek vind ik het meest bijzondere van haar. Het is ook het enige op zichzelfstaande boek, haar andere boeken zijn allemaal onderdeel van verschillende series.
Emmeline van Judith Rossner – Al een oud boek, maar zo’n triest, op waarheid gebaseerd verhaal, dat het me nooit meer heeft losgelaten.
De groene mijl van Stephen King – Een juweeltje van meesterverteller King, dat ontroering, tederheid en woede bij de lezer opwekt. En dat allemaal in één boek.
Slaap lekker, lieve schat van Dorythy Koomson – Een schrijnend verhaal over een kind dat op sterven ligt. Heel ontroerend.
Duizend schitterende zonnen van Kaleid Hosseini – Een boek over de bijzondere, en onwaarschijnlijke, vriendschap tussen twee vrouwen.
Vragen van Kirstin Rozema, Wendy Wenning en Pieter Feller
.