Drie sterren
Uitgeversgeluk – Joost Nijsen – Podium – 208 blz.
Soms vind ik het jammer dat we bij Boekenbijlage geen ballen of sterren kunnen geven. In media waar dat wel gebeurt, betekenen een of twee sterren doorgaans ‘slecht’ dan wel ‘matig’, vier of vijf sterren ‘heel goed’ resp. ‘buitengewoon’, maar de categorie drie ‘sterren’ valt eigenlijk overal tussenin. Over het betreffende boek valt genoeg goeds te zeggen, het is de moeite van het lezen zeker waard, maar tegelijk zijn er ook redenen om niet alleen maar enthousiast te zijn. Uitgeversgeluk van Joost Nijsen (1958) is typisch zo’n driesterrenboek. Na eerst vijftien jaar gewerkt te hebben bij andere uitgeverijen, richtte Nijsen in 1997 zijn eigen uitgeverij Podium op. Hij maakte van Podium een succesvol bedrijf – eerst zelfstandig, later als onderdeel van een groter concern – en nu, na 25 jaar, neemt Nijsen afscheid en bespreekt hij wat Podium hemzelf en de wereld heeft gebracht.
Uitgeversgeluk is niet Nijsens eerste publicatie in boekvorm. Tien jaar geleden publiceerde hij het ABC van de literaire uitgeverij, een omvangrijk, alfabetisch overzicht van allerlei kanten en aspecten van het (literaire) uitgeverschap, van ‘acquisitie’ en ‘adverteren’ via ‘auteursrecht’ en ‘literaire tijdschriften’ tot ‘ongevraagde manuscripten’ en ‘vertalingen’. In Uitgeversgeluk komen veel onderwerpen uit dit ABC terug. Je kunt het zien als een uitwerking, een concretisering van wat in ABC algemeen blijft. Wat heeft 25 jaar Podium Nijsen en de wereld zoal opgeleverd?
In de eerste plaats een heleboel geld. Nijsen heeft er geen moeite mee een hoofdstuk lang op te geven over hoe hij Kluun, zijn ultieme bestsellerschrijver heeft binnengehaald, hem ‘in de markt heeft gezet’, verkocht aan bijna dertig landen, en hoe hij de morele dilemma’s die voortvloeiden uit Kluuns werk (‘vrouwonvriendelijk’) voor zichzelf vakkundig onschadelijk heeft gemaakt.
En Kluun is niet Nijsens enige bestsellerauteur. Naast Podiums kook- en wijnboekenschrijvers, hebben ook Ronald Giphart en Arjen Lubach veel geld in het laadje gebracht, geld dat Nijsen – natuurlijk terecht – mede heeft gebruikt voor het uitgeven van (iets) ‘moeilijker’ literatuur, voor poëzie, vertalingen, een literair tijdschrift (Optima), een Zuid-Afrikaans fonds, en voor korte verhalen:
‘Nimmer zag ik agenten en rechtenmanagers zo verheugd opveren als wanneer ik vertelde geregeld ook verhalenbundels uit te geven.
You make my day.
You ‘re the best publisher I ever met.
You’re so brave. (…)
Can I please buy you a coffee? With some cookies? Or something stronger perhaps?
We all love you so much, Joost!’
In het slothoofdstuk, op de flap veelbelovend aangekondigd als de ‘grande finale’, beschouwt Nijsen wat de missie van een uitgever zou moeten zijn. De verantwoordelijkheid van een literair-algemene uitgeverij, concludeert hij, is niet alleen een esthetische maar ook een ethische. De uitgever mag zijn rol hierin niet onderschatten – hij is het oneens met W.F. Hermans die ooit zei dat uitgevers aan de kassa moeten zitten en verder hun mond houden – maar hij mag die rol zeker ook niet overschatten: ‘ik ben de laatste om een pleidooi te houden voor activistische uitgeverijen, dan wel me daarbij thuis te voelen’. En dat terwijl hij even daarvoor nog een lans heeft gebroken voor wijlen Rob van Gennep, toch een ‘activistische uitgever’ par excellence. En zo zijn er wel meer tegenstrijdigheden in Uitgeversgeluk, tegenstrijdigheden die volgens Nijsen natuurlijk geen tegenstrijdigheden mogen heten maar twee kanten van dezelfde medaille, of de concessies die je als uitgever nu eenmaal moet doen om je staande te houden in een steeds moeilijker markt. Is dat nu flexibiliteit of gebrek aan ruggengraat? Het fonds dat Podium de afgelopen kwart eeuw heeft opgebouwd, biedt waarschijnlijk het beste antwoord.
Hein-Anton van der Heijden
Boek bestellen!