Een heel Hollands verhaal
Achterstallig geluk β Lieneke Dijkzeul β Anthos β 234 blz.
Een dochter bezoekt het appartement van haar overleden moeder en vindt in de kelderbox o.a. een paar oude zwartfluwelen schoenen en haar verloren gewaande jaarboek, een soort dagboek dat ze ooit zomaar kwijtraakte. Moeder is gestorven na een ontluisterende periode van dementie. Ze was geen leuke en geen lieve moeder, dat is de eerste indruk die je krijgt, maar klopt die wel? Toen de kinderen klein waren, gaf ze vage antwoorden. Het was in die tijd β we hebben het over de jaren vijftig – gewoon om dingen te verzwijgen of maar half te vertellen. Het oor te luisteren leggen bij de tere kinderziel werd nog niet gedaan. Openheid kwam pas veel later. De dochter β die nergens een naam krijgt – was volgens haar zusje Tammie geen βechtβ zusje. Wat of wie was ze of is ze dan wel?
Achterstallig geluk is het literaire debuut van Lieneke Dijkzeul, die bekend is van haar kinderboeken en haar prettig leesbare politieromans met de tobbende inspecteur Paul Vegter.
Het verhaal zou gedeeltelijk autobiografisch zijn staat er op de achterflap. Is dat interessant voor de lezer om te weten? Alle boeken die schrijvers schrijven zijn in meer of mindere mate autobiografisch. Waar een verhaal vandaan komt hoeft een lezer helemaal niet te weten. Als het maar nieuw, overtuigend en meeslepend is.
Dijkzeul beschrijft geen doorsnee katholiek gezin, want een vader ontbreekt. Het gezin heeft het bepaald niet breed, maar dat was niet uitzonderlijk in die tijd. Verder zijn de gedragingen en reacties van de personages erg herkenbaar. Een moeder die dagenlang niets zegt tegen een kind als ze ruzie hebben, die soms hysterisch wordt en valium krijgt voorgeschreven van de dokter. Een moeder die haar kinderen toebijt dat ze beter niet geboren hadden kunnen zijn. Mensen keken anders tegen opvoeden aan dan nu.
Dan natuurlijk de onvermijdelijke nonnen op de meisjesschool met hun ruisende gewaden en hun zure luchtjes. De keiharde, liefdeloze zuster Stanislas, die de pik had op het meisje. De katholieke bibliotheek waar de bibliothecaresse bepaalde welke boeken je meekreeg. Broer op een internaat bij de paters. Nauwelijks verrassend. Dijkzeul kan goed schrijven en regelmatig treffen we grappige literaire vondsten aan, zoals: ββ¦de brommer kuchte het tuinpad opβ of βIk keek naar zijn vingers, die over de snaren wandelden alsof ze precies wisten waar elke klank zich had verstopt.β Maar er staan ook vergelijkingen in die de plank niet helemaal raak slaan, zoals: βAan de dakgoot hingen de ijspegels als wortels op een rij.β
Achterstallig geluk is een heel Hollands boek. Het verhaal leest gemakkelijk. Vaak korte zinnen en grappige observaties en gedachten, vooral van de dochter als kind. Dat is het middengedeelte, dat speelt in de jaren vijftig. Dijkzeul zit dicht op de huid van het jonge meisje, dat ze overtuigend beschrijft.
Als aan het eind de volwassen dochter ontwaakt uit haar mijmeringen in de kelderbox, krijgen we een soort therapeutische afhandeling en een optimistische slotconclusie.
βZe zou niet langer gebruik maken van het recht op slachtofferschap, en daardoor misschien onafhankelijk worden. Vanaf morgen zou ze op zoek gaan naar het kind dat zich al zo lang had verstopt, geduldig wachten. Buutvrij!β
Misschien net iets te lang doorgeschreven, want die conclusie kan de lezer zelf ook wel trekken.
Pieter Feller