Een schrijfster met een geheel eigen toon
De verjaardagen – Hanneke Hendrix – De Geus – 284 blz.
In een niet met name genoemd dorp ergens in het zuiden van Nederland, met de bekende sociale controle, roddel en achterklap groeien Boris en Lies op. Ze wonen naast elkaar.
Boris is het buitenechtelijke kind van Marie, ze is ooit, in de nacht voor haar zestiende verjaardag, verkracht in de wc van een kroeg en zwanger geraakt. Sindsdien is Marie fobisch en komt ze het huis niet meer uit. Haar relatie met Sjef de loodgieter komt dan ook tot stand als Sjef een klusje aan de afvoer van de gootsteen komt doen. Sjef wordt Boris’ stiefvader.
Lies is het buitenechtelijke kind van de bakkersvrouw. Op een van haar verjaardagen besluit de bakkersvrouw zich eens vrouwelijk te gedragen, normaal loopt ze in een trui en spijkerbroek, maar op die dag gaat ze naar de stad en koopt een jurk. Op een terras wordt ze bediend door een barman die haar na zijn dienst uitnodigt om met hem naar huis te gaan. Uit de eenmalige seksuele omgang komt Lies voort. Helaas een kind met een exceptionele huidafwijking.
‘Lies had Epidermolysis bullosa, een genetische afwijking waarbij simpelweg gezegd de haakjes ontbreken die de huidlagen aan elkaar houden.’
Het is ongeneeslijk en aanrakingen veroorzaken een soort brandwonden en blaren. Lies komt nooit buiten en aanvankelijk bestaat het enige contact met Boris uit elkaar toezwaaien, Lies vanachter de vitrages en Boris vanaf zijn fiets als hij naar school gaat. Boris is een goeie jongen, maar geef hem niets in handen, want dan gaat het stuk. Hij is dik bevriend met Maurice en Jeroen met wie hij alles samen doet. Tot zover het tamelijk rimpelloze dorpsleven.
Op Boris’ vijftiende verjaardag besluiten Sjef en Marie aan hun zoon te vertellen dat Sjef niet zijn vader is en dat ze ook niet weten wie de vader wel is. Boris wordt ontzettend kwaad op Sjef en Marie vanwege de leugen – hij noemt zijn moeder een hoer – en blijft thuis in de week voor de laatste schooldag. Tevergeefs bellen zijn vrienden aan.
‘Boris is ziek,’ zegt zijn moeder.
Marie en Sjef hadden met gesprekken de kwaadheid van Boris kunnen dempen. In plaats daarvan maken ze hem alleen maar kwader door geen begrip op te brengen voor zijn woede. Hendrix heeft die woede nodig voor het verdere verloop van het boek. Na veel aandringen van zijn moeder gaat Boris toch naar school op de laatste schooldag, maar daar slaan ineens alle stoppen in zijn puberbrein door.
De grote vakantie breekt aan en Boris blijft maar doormokken. Tot op een dag Lies naar buiten gaat en Boris haar op de oprit ziet staan. De twee worden verliefd. Hendrix schrijft dat heel gevoelig en teder op als op een ochtend Boris de wonden op Lies’ lichaam insmeert.
“‘Jij doet het veel liever dan mijn moeder,’ zei Lies.
Het was even stil.
‘Nee, jíj bent pas lief,’ zei Boris en hij drukte zacht zijn wang tegen haar rug.
….
Onderwijl had Lies het gevoel dat ze in een plasje was veranderd en dat ze van daaruit weer herboren werd. Dat ze vleugels kreeg en wegvloog het raam door, het bos in. Ze ontplofte van de kriebels in haar buik. Het was als vallen.
‘Jij bent lief,’ zei Boris nog eens, hij sloeg zijn armen om haar heem, zijn wang nog steeds tegen haar rug. ‘Heel lief.’
Het was als vallen.
Ze vielen.”
Boris wordt het zwarte schaap van het dorp en niet ten onrechte, want hij richt nogal wat schade aan. Alleen Lies lijkt hem redelijk op de rails te kunnen houden, maar dat is schijn. Boris ontspoort zodanig dat hij uiteindelijk achter de tralies verdwijnt. Het boek beslaat bijna een half mensenleven en eindigt als Lies en Boris ergens in de dertig zijn.
Hanneke Hendrix is een groot talent. Ze is niet voor niets genomineerd voor de Academica Literatuur Prijs 2013. Haar stijl is luchtig en direct, zonder veel krullen. Ze schrijft sterke, soms komische dialogen.
Het is altijd riskant om een oordeel te vellen aan de hand van een debuut, maar Hendrix heeft het in zich om uit te groeien tot een schrijfster met een geheel eigen toon. Voorlopig doen we het met De verjaardagen en wachten af hoe haar volgende boek zal zijn.
Pieter Feller