Een wetenschap met spiritualiteit en kunstzinnigheid
De kunst van de alchemie – David Brafman – vertaling: Wouter Meeus, Martine Wezenbeek – Lannoo – 176 blz.
Alchemie wordt steevast geassocieerd met de steen der wijzen, de substantie om goud te maken uit onedele stoffen. De alchemie reduceren tot dit aspect of definiëren tot de voorloper van de scheikunde is haar oneer aandoen. David Brafman toont in zijn boek aan dat alchemie de zoektocht was naar het ontrafelen van de mysteries van de schepping. Het was de kunst om natuurlijke materie om te zetten in menselijke creaties. Het was een wetenschap met een toets van spiritualiteit en kunstzinnigheid.
In zeven hoofdstukken beschrijft David Brafman, curator ‘rare books’ bij het Getty Research Institute, min of meer chronologisch de geschiedenis van de alchemie. De oude Egyptenaren waren de eerste chemici. Ze noemden hun land Chemet, ‘het land van chem’ dat verwees naar het mineraalrijke slib dat de Nijl jaarlijks afzette. De Egyptenaren probeerden de vindingrijkheid van het scheppingsritueel van de mestkever te imiteren door ruw materiaal van de natuur om te zetten in creatieve vormen.
Ze verguldden voorwerpen door koper en kwik te verhitten en het koper vervolgens met vlokjes goud te besprenkelen. Rood lood, een giftig bijproduct van de zilverraffinage, werd gebruikt om mummies te bewaren. Lood vormde ook het hoofdingrediënt van de glanzende, zwart-witte eyeliners en mascara die de Egyptenaren droegen en waaraan medicinale eigenschappen werden toegeschreven.
Onder de Romeinse bezetting van Egypte zal deze kennis zich versmelten met de Griekse natuurfilosofie. Uit het Alexandrië van de eerste eeuwen na Christus komt het Corpus Hermeticum, een verzameling teksten die wordt toegeschreven aan de legendarische wijze Hermes Trismegistus (ca. 1.300 v.C.). Hierin wordt het alchemistische labowerk gelijkgesteld met geestelijke zuivering van de ziel: door het gebruik van laboapparatuur om de ‘geesten’ of ‘essenties’ van substanties te leiden en chemisch samen te stellen kon de alchemist de ziel van een vergaan lichaam redden en ze doen verrijzen in een getransformeerde, zuiverder vorm.
De Arabisch-Perzische wereld liet een hele erfenis na op het vlak van de alchemie. Het woord is trouwens afgeleid van het Arabische al-kimya. Een van de bekendste alchemisten was Jabir ibn Hayyan (overleden ca. 806/816) die ‘de vader van de chemie’ wordt genoemd alhoewel het niet zeker is of hij ooit heeft bestaan. De verschillende metalen en mineralen ontstaan volgens Jabir doordat kwik en zwavel in uiteenlopende verhoudingen samenkleven. Stoffen werden gezuiverd door ze te verdampen en hun gedistilleerde essentie op te vangen. Men wilde een levenselixir maken, zeg maar het vangen van de geest van het leven in een fles. Maar de man die zorgde voor een revolutionaire herziening van de alchemie was Rhazes (Al-Razi) (ca. 854 – ca. 925). Hij ontketende een explosie van innovatie in chemische technieken voor het produceren van nieuwe artistieke effecten. Rhazes verliet consequent de metaforische taal die alchemisten traditioneel gebruikten om hun onderwerp onder te dompelen in een mysterieuze sfeer van het wonderbaarlijke.
David Brafman bespreekt verder ook de belangrijke rol van het Verre Oosten in de alchemie. Veel labo- en ateliertechnieken vinden vermoedelijk hun oorsprong in het oude China. Chinese alchemisten vonden het buskruit uit en vervaardigden porselein waarvan in het Westen de formule pas werd gekraakt in de 18de eeuw. Een van de primaire doelen voor de Chinese alchemisten was het bereiken van de onsterfelijkheid. In India verscheen het tantrische spiritualisme dat de menselijke biologische activiteit zag als een microkosmos van een alchemistische kosmos.
Het denken uit het Midden-Oosten beïnvloedt sterk de alchemie in het Westen. De alchemie wordt enerzijds geprezen maar krijgt ook af te rekenen met een pejoratief beeld. Alchemisten worden soms afgeschilderd als bedriegers en vervalsers (bv. bij Dante). Ook de ambigue mix van wetenschap en spiritualiteit wekte publieke argwaan op over het aanwenden van duivelse praktijken bij de beoefening van de alchemie.
Desalniettemin stond alchemie bekend als de ‘Grote Kunst’ (Ars Magna in het Latijn) tijdens de middeleeuwen. Kunstenaars konden dankzij de alchemie naturalistische reproducties en illusionistische effecten creëren. Alchemisten zoals Paracelsus (ca. 1493 -1541) droegen in niet onbelangrijke mate bij tot de vooruitgang van de farmaceutische geneeskunde.
In de vroegmoderne tijd verspreidt de alchemie zich over de diverse vorstenhoven in Europa. Vooral naar mijnbouw toe was kennis van het omvormen van elementen uit de natuur sterk gegeerd. De Verlichting betekent de doodsklok voor de alchemie dat de status van pseudowetenschap krijgt. Maar met bijvoorbeeld de ontdekking van vloeibare kristallen wordt ook de moderne wetenschap geconfronteerd met de creatie van een wereld waar de ongrijpbare scheidingslijn tussen onbezield en bezield leven overbrugd lijkt te worden en met de drang van fysieke materie om kunst, orde en schoonheid te scheppen.
David Brafman slaagt er goed in de essentie van de alchemie weer te geven en dit vormt dan ook de meerwaarde van dit boek. Het werk is een nevenproduct van een onderzoeksproject en is hierdoor goed onderbouwd. De vele prachtige illustraties zijn telkens voorzien van een bronvermelding en worden in de tekst verder geduid. Een beknopte bibliografie sluit dit mooi verzorgde boek af.
Kris Muylle
Boek bestellen!