Een zwarte bladzijde uit de Belgische geschiedenis
Kongo – Lucas Catherine – Uitgeverij EPO – 214 blz.
Tussen 1949 en 1961 bracht illustrator Jean-Léon Huens in samenwerking met Auguste Vanderkelen op uitvoerige manier de geschiedenis van België in beeld. De boeken werden uitgegeven in de reeks ’s Lands Glorie waarvan de prenten konden worden verkregen door het sparen van de zogenaamde Artis-Historiapunten die op tal van producten terug te vinden waren. In 2015 gaf uitgeverij Lannoo de reeks trouwens terug uit in één band. Duizenden Belgen hebben zo hun vaderlandse geschiedenis leren kennen. De teksten bij de prenten waren van de hand van Jean Schoonjans. Ze zijn volledig in de geest van die tijd geschreven. Zo lezen we over de Belgische kolonie Kongo: “Dank zij de uitzonderlijke prestatie van de Belgen hebben zij van Kongo de heerlijkste kolonie ter wereld gemaakt. Een onontgonnen en wild land in cultuur brengen en moderniseren, rijker en mooier maken is een heerlijke taak. Een volk beschaven is echter edeler. Beschaven betekent de lichamen genezen en de zielen verheffen.” Ook over koning Leopold II niets dan lof: “Leopold II schonk Kongo aan België. Het was zijn verhevenste regeringsdaad en ook zijn grootste verdienste. Daarvoor zal zijn herinnering onsterfelijk blijven voorleven in ieders gemoed.”
Enkele decennia later is de perceptie in België over koning Leopold II grondig gewijzigd. Zijn naam is synoniem geworden met de praktijk van het afhakken van handen van de plaatselijke bevolking indien het opgelegde rubberquotum niet werd gehaald. Het zou de socialist Emile Vandervelde ertoe brengen om in het parlement te roepen dat de triomfboog voor de Belgische onafhankelijkheid in het Brusselse Jubelpark met afgehakte handen was gebouwd. De gruwelijke praktijk werd trouwens al in de tijd van Leopold II aangeklaagd door Mark Twain en Arthur Conan Doyle. Het is deze onfrisse geschiedenis van kolonisatie en ontsluiting van Kongo die Lucas Catherine met zijn boek Kongo wil benadrukken. De auteur spreekt over het herschrijven van de geschiedenis. In zijn boek ontkracht hij dan ook enkele mythen.
Lucas Catherine vertelt zijn verhaal aan de hand van acht ooggetuigen. Hij begint trouwens met een vrij onbekend persoon, een zekere Pieter van den Broecke. Zijn ouders waren oorspronkelijk afkomstig uit Antwerpen maar vluchtten na de val van de stad door de Spanjaarden naar het noorden. In 1608 komt de man in Kongo terecht waar hij handel zal drijven in o.m. ivoor en koper. Gedurende zijn verblijf van 30 maanden schrijft hij niet alleen over zijn handelsactiviteiten maar ook over de toenmalige maatschappij en de zeden en gebruiken. Hij staat open voor de gebruiken en past zich aan. Zo moet hij bijvoorbeeld bij de zus van de koning slapen. Lucas Catherine benadrukt dat van den Broeckes verslag geen zweem van racisme bevat. Hoe meer Kongo wordt ontsloten en hoe verder de kolonisatie vordert, hoe meer racisme in de komende eeuwen zal ontstaan. Dit is een van de centrale stellingen in het boek.
Belangrijk voor de ontsluiting van Kongo op het einde van de negentiende eeuw is de aanleg van spoorwegen. De Belgische industrieel Albert Thys heeft op dat vlak een zeer belangrijke rol gespeeld. Hij beschreef en behandelde de inlandse bevolking zoals hij zijn Waals werkvolk behandelde. Maar in de geschriften van Karel Buls treffen we onvervalst racisme aan. De Kongolees bevindt zich volgens de burgemeester van Brussel op moreel vlak “in een ontwikkelingsstadium halfweg tussen het meest intelligente dier en de blanke mens.” Er waren ook tegenstemmen. Landbouwingenieur en grootgrondbezitter Maurice Calmeyn maakte in 1907 en 1908 twee reizen naar Kongo als jager op groot wild. Hij kwam terug als een verwoed aanklager van de Kongo-Vrijstaat en de kolonisatiemethoden van Leopold II. Zijn boek waarin hij een en ander aankloeg kreeg aandacht in Engeland maar werd geboycot in België. Calmeyn zag het levenslicht als liberaal en eindigde zijn leven als overtuigd communist.
Auteur Lucas Catherine heeft reeds diverse publicaties op zijn naam staan over kolonisatie, de relatie van de Europese beschaving met andere wereldbeschavingen en de islam. Met dit boek heeft hij geen diepgravende analyse geschreven over de ontwikkeling van het kolonialisme in Kongo. Wel krijgen we aan de hand van beschrijvingen van toenmalige reizigers een levendig maar selectief en anekdotisch beeld vanuit het oogpunt van toenmalige vooraanstaande Belgen over Kongo en zijn bewoners. De ijver om bijvoorbeeld Stanley volledig af te breken (hij noemt hem vlakaf een ‘sensatiejournalist’) en de milde aanpak van de slavenhandelaar Tippo Tip doet wel sterk twijfelen aan een strikte objectiviteit van de auteur. Positief is dan weer het eerbetoon aan mensen zoals Maurice Calmeyn. De auteur toont ook zijn kennis door tal van verwijzingen op te nemen in het boek over plaatsen in Brussel of België zelf die verwijzen naar de koloniale periode. Zo staat niet ver van de Brusselse congreskolom het Levergebouw, ooit gebouwd door Lord Lever, de man achter de Huileries du Congo en de Sunlight-zeep. Het gebouw, dat nu een ingenieursschool van de Franse Gemeenschap is, ademt nog de koloniale sfeer uit met zijn marmeren vloeren en muren en bronzen beelden van mensen die met palmnoten bezig zijn.
Het boek is geïllustreerd met afbeeldingen van foto’s uit die tijd. Achterin vinden we nog een korte biografie van de hoofdrolspelers in het boek, een illustratieverantwoording en bronnenlijst maar geen index.
Lucas Catherine noemt zichzelf een Historicus van Vergeten Zaken. Het is zijn verdienste dat hij de aandacht blijft vestigen op aspecten in onze samenleving en geschiedenis die dreigen in een vergeethoekje te geraken.
Kris Muylle