Fries is de taal waarin ik denk en droom

Hanneke de JongHanneke de Jong werd op 18 juni 1952 geboren in Oldetrijne, een dorp bij Wolvega. Haar vader was daar hoofd van de school. Op haar derde verhuisde ze naar Sint Nicolaasga. Al snel wist ze dat ze later ook voor de klas wilde staan, net als haar vader. Eerst gaf ze les op een basisschool en later in het middelbaar onderwijs. Nu werkt ze nog parttime als medewerker communicatie op Piter Jelles, een scholengemeenschap in Leeuwarden en omgeving. In de rest van de tijd schrijft ze kinder- en jeugdboeken in het Fries. Later vertaalt ze die weer zelf in het Nederlands. Soms gaat het schrijven heel stroef en dan weer loopt het gesmeerd. Om rustig te kunnen schrijven, heeft ze een stacaravan gekocht in Gaasterland. Fries is de taal waarin ze denkt en droomt. Het is de taal van haar gevoel. Haar laatste boek Trettjin dagen om in spetterjend feest te organisearjen speelt zich gedeeltelijk af op een vmbo-school, een milieu dat ze heel goed kent.

Uit wat voor gezin kom je?

Mijn moeder was huisvrouw, en later, toen mijn zus en ik naar het voortgezet onderwijs gingen, secretaresse en mijn vader was hoofdonderwijzer, eerst in Oldetrijne en later in Sint Nicolaasga. Het was een kleine school en ik heb drie jaar bij hem in de klas gezeten. Kinderen van onderwijzers, dominees en politieagenten hebben een voorbeeldfunctie, zeker in die tijd. Wat hij niet wist en ik niet en niemand in die tijd, was dat ik ADHD had. Soms zei ik tegen mijn vader dat mijn benen van binnen zo kriebelden; dan mocht ik van hem op de gang tien minuten heen en weer lopen tot de kriebels wegwaren. Dat was natuurlijk geen straf. Als ik dan terugkwam in de klas, kon ik me weer concentreren. Maar buiten dat, was ik het kind dat wel eens op de gang stond, terwijl mijn vader eigenlijk niet van het straffen was.

Was je een druk kind?

Er is nogal een verschil tussen ADHD bij jongens en bij meisjes. Jongens uiten het heel lichamelijk. Ze gaan rennen en aan andere jongens trekken en duwen en stoeien en dat soort dingen. Bij meisjes zit de drukte in het hoofd. Dus heel druk was ik niet, eerder een droomster. Je kunt het niet aan mij zien, maar het is altijd druk in mijn hoofd. Ik heb het aardig onder controle, maar dat is heel vermoeiend. Zoals Marike in Trettjin dagen zegt: adhd is leven op je tenen.

Deed je vader veel aan het leesonderwijs?

Hij las veel voor in de klas en had ook gezorgd voor een goede schoolbibliotheek, zodat de kinderen niet afhankelijk waren van boeken die er thuis voorhanden waren. Later besefte ik dat mijn vader heel modern was en zijn tijd ver vooruit. In november speelden de kinderen een toneelstuk voor de ouders. De leerkracht van klas een, twee en drie, schreef het stuk voor die klassen en mijn vader schreef de stukjes voor de vierde tot en met de zesde klas. Van te voren werd er dan overlegd wat de kinderen wilden spelen. Ik wilde een keer een negermeisje spelen en zo’n rol schreef mijn vader er dan voor me in. Hij had ook een schoolclub voor de kinderen opgericht, Oeral sinneskyn, met een voorzitter, een secretaris en een penningmeester. De club vergaderde elke week en daar moest een verslag over worden geschreven in goed Nederlands en dan mochten we niet steeds beginnen met ‘En toen…’
Alle leerlingen moesten een stuiver per week afdragen aan de club. Het geld werd gebruikt als een leerling ziek was en er een aardigheidje voor hem/haar gekocht werd.

Waar is voor jou de kiem voor het schrijven gelegd?

In Sint Nicolaasga hebben we een paar jaar twee kilometer buiten het dorp gewoond. Tegenover ons huis was een bos. Daar was ik graag. In de winter van 1962-1963 waren we helemaal ingesneeuwd. Het was zelfs zo erg dat het trammetje dat achter ons huis langs reed van Lemmer naar Joure in die strenge winter vastliep in de sneeuw en moest worden uitgegraven. Ik denk dat het winterse bos en het isolement mijn fantasie flink op gang hebben geholpen en dat daar de kiem is gelegd voor mijn latere schrijfwerk. Ik las ook ontzettend veel boeken. Aan de Kameleon vond ik niet veel, maar ik was een grote fan van de Biggles boeken. Dat was in die tijd wel bijzonder voor een meisje. En alle boeken van An Rutgers van der Loeff-Basenau verslond ik.

Lag het voor de hand dat je zelf ook voor de klas zou gaan staan?

Ik heb altijd juf willen worden tot ik op de havo zat. Toen leek de Academie voor Expressie door Woord en Gebaar in Utrecht me ook wel wat. Maar mijn ouders vonden dat ik eerst maar een vak moest leren en dus ging ik naar de PA in Heerenveen. Na mijn studie heb ik zeven jaar voor de klas op een lagere school gestaan, eerst in de Betuwe, in Beusichem. Na een jaar keerde ik terug naar Friesland en werkte in Grou. Grou is de enige plek in Nederland waar Sinterklaas niet komt, daar heeft men zijn eigen goedheiligman, Sint Piter, vernoemd naar de beschermheilige van de vissers, Sint Petrus. Daar schreef ik mijn eerste sprookje, de musical ‘Tussen twaalf en een uur’ waarin poppen en een beer tot leven komen en Zwarte Piet redden van zijn ontvoerders zodat Sint Piter toch door kan gaan. Het werd de eerste van vijf musicals die later nog op vele plaatsen in Friesland zijn opgevoerd. Voor die eerste musical schreef ik ook de muziek. Later nam Wim Bekkers het muzikale gedeelte van me over. Niet snel daarna schreef ik mijn eerste kinderboekje ‘De kraan seit drip’ voor beginnende lezers.

Wat heb je nog meer voor studies gedaan?

In de tijd dat de kinderen werden geboren en ik huisvrouw was, studeerde ik Frysk tweede graads. Om hiervoor te kiezen was voor mij heel vanzelfsprekend. Het is mijn moedertaal, de taal waarin ik in de eerste klas lezen en schrijven heb geleerd en de taal waarin ik denk en droom. Na die cursus kreeg ik tijd voor andere zaken, zoals sprookjes schrijven en regisseren, zelf toneelspelen en ik volgde een schriftelijke cursus creatief schrijven bij het LOI. Alle genres kwamen aan de orde en dat vond ik leuk. Toch merkte ik dat de afstand tot het onderwerp groter is dan in het Fries. Dat en het feit dat ik het belangrijk vind dat er voor Friestalige kinderen ook boeken zijn in hun moedertaal, zijn de redenen dat ik Fries schrijf. Wat dat betreft ben ik een idealist, want de oplages zijn laag en de verdiensten dus niet hoog. Toen ik De lêste brief had geschreven vond ik dat dat wel een groter publiek verdiende en heb ik het boek vertaald. Ik was dan ook erg verguld met de eervolle vermelding van de zoenjury, de voorloper van de Gouden Lijst.

Er zit nog een apart verhaal achter Sterke Skouders (Sterke schouders).

Ja, ik had dat boek uiteraard in het Fries geschreven. Het zou worden uitgebracht bij de Koperative Utjowerij, een uitgeverij die dreef op vrijwilligers, voornamelijk schrijvers. Daar werkte geen redacteuren, maar we lazen elkaars manuscripten en gaven dan commentaar. Op mijn script van Sterke Skouders was weinig aangemerkt terwijl het volgens mij beter kon. Ik wist alleen niet waar het aan lag..Vol goede moed vertaalde ik het in het Nederlands en stuurde het naar Van Goor, de uitgever van De laatste brief. Daar werkte destijds een heel goede redacteur. Toen kon ik goed merken dat redacteuren anders aankijken tegen boeken dan schrijvers. Zij vond een bijfiguur, dat betrekkelijk weinig aandacht kreeg, veel interessanter dan een ander bijpersonage dat een redelijk belangrijke rol had. Zo wilde ze het niet uitgeven. Ik moest de boel behoorlijk omgooien. Mijn eerste neiging was om het boek in een hoek te smijten, maar al snel zag ik in dat ze gelijk had en ben ik het helemaal gaan herschrijven. Het was veel werk, maar uiteindelijk is het een veel beter boek geworden. Na de vertaling vond ik begin en eind niet goed genoeg, maar ik vermoedde dat als ik alles weer naar het Fries terug vertaalde, dat vanzelf op zijn plek zou vallen. Dat bleek het geval.

Veel schrijvers hebben een aparte ruimte om in te schrijven. Waar schrijf jij?

Als ik zover ben dat ik aan een boek wil beginnen, ga ik naar mijn stacaravan in Gaasterland. Ik heb hem gekocht toen mijn kinderen in de puberteit waren en ik me thuis helemaal niet kon concentreren op het schrijven. Van het kopen van die caravan heb ik geen spijt, maar toch heeft hij me niet alleen rust en schrijfplezier gegeven. Een jaar of vier geleden heb ik een lelijke val gemaakt van het caravantrapje. Ik heb er een whiplash aan over gehouden. Veel mensen kennen de effecten niet die kunnen ontstaan na een whiplash. Ik raakte mijn taalgevoel kwijt, moest steeds op zoek naar woorden en als ik ‘koffie’ wilde zeggen, zei ik ‘thee’. Het leek wel afasie. Ook mijn creativiteit was totaal verdwenen. Het duurde lang voordat ik weer wat op papier kon zetten want dat ging eerst helemaal niet. Ik was zelfs bang dat ik misschien nooit meer zou kunnen schrijven. Ik ben al geen snelle schrijver, maar daarom heeft het nu dus vier jaar geduurd voordat ‘Trettjin dagen om in spetterjend feest te organiserjen’ klaar was. Bovendien was het behoorlijk confronterend omdat het over een meisje gaat dat niet weet dat ze adhd heeft. Door mijn val heb ik ontdekt dat ik niet meer zonder zou willen zijn omdat dat de bron van mijn creativiteit is.

Een heel apart boek is Salsafamke.

Ja, dat boek speelt gedeeltelijk op Curaçao. Ik wilde altijd al een boek schrijven over iemand die danst, maar wist nooit precies hoe ik dat zou aanpakken. Op dansscholen komen jonge meiden in aanraking met jongens of mannen die ouder zijn. Ik wilde beschrijven hoe het is als zo’n meisje verliefd wordt op een ouder iemand. Toen ik op bezoek was bij mijn oudste zoon die stage liep op Curaçao zag ik voor het eerst hoe daar de Salsa wordt gedanst. Het is een heel sensuele dans. Dat bezoek duurde niet zo lang, maar later ben ik nog eens vijf weken naar dat eiland gegaan en heb de sfeer opgesnoven en de Salsa nog beter bestudeerd om een goed beeld te kunnen geven van die dans en het tropische eiland. Een deel van het verhaal speelt zich af in Nederland. De veertienjarig Freya raakt op vakantie zwanger van Guido. Dat beseft ze pas in Nederland. In de meeste verhalen laten ze in een dergelijk geval het kind geboren worden. In mijn verhaal laat ik haar een abortus ondergaan. Ik ben zelf het traject ook gegaan van huisarts, de Fiom naar de abortuskliniek en heb ervaren hoe ingrijpend zoiets is voor een vrouw en zeker voor een jong meisje.

Kunnen we binnenkort weer een nieuw boek van je verwachten?

Mijn hoofd zit barstensvol ideeën. Sommige zitten er allang en gaan niet weg. Ik moet ze zeker een keer gaan schrijven. Maar welke het gaat worden, weet ik nog niet. Ik wil ook graag eens een prentenboek schrijven voor mijn kleinkinderen. Het is gek, maar dat vind ik heel moeilijk. Ik ben bang dat het me niet gaat lukken of dat het pas klaar zal zijn als zij al in de puberteit zijn. Eerst maar eens rustig Trettjin dagen om in spetterjend feest te organisearjen in het Nederlands vertalen, daarna zie ik wel weer verder.

Kun je een stuk of vijf boeken noemen die veel indruk op je maakten?

De mooiste Friese boeken vind ik Grutte wurden van Akky van der Veer om de vorm en om haar stijl. Ook om de vorm, het onderwerp en de humor vind ik De hite simmer van Trinus Riemersma bijzonder.

Een kinderboek dat ik steeds wel kan lezen is Polleke van Guus Kuijer. De humor en de wijsheid spreken me bijzonder aan, ik word er blij van. Josefientje Mongolientje van Dolf Verroen staat ook op het lijstje van meest gelezen boeken. Zijn taal is heel eenvoudig maar veelzeggend. Een weeffout in onze sterren van John Green vind ik prachtig. Af en toe vraag ik me wel af of er werkelijk zulke intelligente kinderen bestaan, en dan ook nog twee, maar afgezien daarvan is het een onvergetelijk boek.
De meeste boeken van Chaim Potok vond ik erg mooi. Het zijn boeken over buitenstaanders in de streng gelovige Joodse wereld, bijvoorbeeld In den beginne en Mijn naam is Asher Lev.
Er zijn zoveel mooie boeken! De overgave van Arthur Japin, De geschiedenis van…, ach laat ik maar stoppen. Lezen maakt je leven gewoon mooier!

Andere recensies

Kip op je kop – Jowi Schmitz – Illustrator: Jeska Verstegen – Querido – 119 blz. Jowi Schmitz is auteur van zowel jeugdboeken als voor volwassenen. Zij studeerde Culturele studies en is naast auteur ook theaterrecensent. Zij heeft voor haar werk onder andere de...
Lees verder Categorie: Jeugdboeken
| Reageer!
SALOMON – Jacqueline Zirkzee – Nobel Boeken – 240 blz. Volgens de uitgever  is SALOMON een dystopisch verhaal over de wereld ná de Toeslagenaffaire, speculatieve fictie met thrillerelement. Wat mij betreft is het veel meer dan dat. De lezer duikt in het leven van...
Lees verder Categorie: Dystopie, Roman
| Reageer!
Wat ik allemaal zou kunnen zeggen – Tiny Fisscher & Katrin Laureijssens – Illustraties: Eva Neirynck – Samsara – 68 blz. Achttien hoofdstukken staan er in dit boek. Te beginnen met het hoofdstuk ‘De vraag’ en eindigend met het hoofdstuk ‘Het antwoord’. De hoofdstukken...
Lees verder Categorie: Filosofie, Kinderboeken
| Reageer!