Het bedreigde bestaan van de Koning van het Weiland
De grutto – Albert Beintema – Atlas Contact – 271 blz.
Weidevogels behoren ontegenzeggelijk tot de meest karakteristieke vogels van het Nederlandse polderlandschap. Soorten als de kievit, grutto, tureluur, veldleeuwerik, watersnip en kemphaan zijn sinds mensenheugenis verbonden geweest aan onze natte bloemrijke weiden.
Helaas gaan de populaties de laatste decennia sterk achteruit en sommige, zoals de kemphaan, zijn als broedvogel in Nederland inmiddels bijna uitgestorven. Over de oorzaken van deze achteruitgang zijn bibliotheken vol geschreven. De conclusies zijn steeds dezelfde: het moderne boerenland met zijn sterk ontwaterde droge graslanden, met snelgroeiend gras dat steeds vroeger worden gemaaid, biedt onze weidevogels bijna geen kans meer hun jongen groot te brengen.
Nergens in Europa broedden meer grutto’s dan in Nederland: in de zestiger jaren van de vorige eeuw werd het aantal broedparen bij ons geschat op zo’n 120.000! Hiervan zijn er anno 2015 hoogstens 40.000 over en deze schatting is waarschijnlijk veel te optimistisch. Ondanks deze enorme achteruitgang is Nederland nog steeds belangrijk voor de vogel: in Duitsland broedt ongeveer tien procent van de Nederlandse populatie, zo’n 4300 paar. Ter vergelijking: in een land als Denemarken broeden niet meer dan 700 tot 750 paar.
Onlangs werd de grutto door lezers van het dagblad Trouw uitgeroepen tot “Vogel des Vaderlands” en het is dan ook mooi dat deze soort onderwerp is van de vijfde vogelmonografie in de reeks van uitgeverij Atlas Contact.
Albert Beintema, bioloog en ecoloog, bestudeerde vele jaren weide-, water- en moerasvogels in Nederland en Afrika. Hij was medeauteur van de monumentale Ecologische atlas van de Nederlandse weidevogels (Haarlem, 1995), dus dé aangewezen auteur over onze Limosa Limosa, de modderige slijkliefhebber van Linnaeus.
Beintema heeft mooi werk afgeleverd. De grutto is een boeiend en heel persoonlijk verslag geworden van zijn jarenlange onderzoek naar alle aspecten van het gruttoleven. Zo passeren het broedgedrag, voedselopname, kuikenoverleving, trek, overwintering en de (onder)soorten in andere landen de revue. Ook zijn vele contacten met collega- onderzoekers in binnen-en buitenland komen uitvoerig aan de orde. Beintema betoont zich aan het eind van zijn boek voorzichtig optimistisch:
“Zullen we de grutto behouden? Ik denk het wel. Wat ik in het voorjaar in Friesland en Noord-Holland heb gezien, heeft mijn aanvankelijk gedoofde optimisme wel weer wat doen opleven. We krijgen nog grote verliezen te verduren, dat is duidelijk. Maar in de kerngebieden, met voldoende reservaten en vooral met de inzet van vele enthousiastelingen, ben ik ervan overtuigd dat we grutto’s zullen houden”.
Als vogelliefhebber hoop ik van harte dat zijn optimisme in de toekomst bewaarheid zal worden!
Dick Huitema.