“Ik ben nog steeds verslaafd aan Shakespeare”
De ouders van Marte Jongbloed (Amsterdam, 9 April, 1970) waren allebei journalist. Als haar zus en zij ’s avonds in bed lagen, hoorden ze beneden het geratel van twee ouderwetse typemachines. Haar ouders zaten dan tegelijkertijd hun verhalen te tikken. Af en toe mocht ze ook op de typemachine schrijven. Zo schreef ze haar eerste ‘echte’ boek toen ze acht jaar oud was. Naast schrijven was ze dol op toneelspelen. Op de middelbare school verzon zij samen met haar vriendinnen spannende verhalen waar ze vervolgens een script van maakten. Af en toe mochten ze optreden voor de hele school. Samen met haar vriendin Marije werd ze toegelaten tot de Toneelacademie Maastricht. Daar leerden ze hoe je personages moet vormgeven en hoe een verhaal of toneelstuk in elkaar zit. Na haar studie heeft ze toneel gespeeld, geregisseerd en op verschillende scholen dramalessen gegeven. Marte is getrouwd en heeft samen met haar man Erik drie kinderen. Vanwege zijn werk hebben ze een paar jaar in Jemen gewoond.
Je ouders waren journalisten, dus geschreven werd er veel. Werd er ook veel gelezen?
Mijn ouders waren altijd aan het schrijven of aan het lezen. Ons huis stond vol met boekenkasten. Overal lagen stapels boeken. Wij, mijn zusje Lieke en ik, werden veel voorgelezen en later, toen we zelf konden lezen, hadden we toegang tot zoveel boeken als we wilden. Er was een goede bibliotheek in ons dorp waar we vaak heen gingen en we kregen ook ontiegelijk veel boeken cadeau. Mijn zus is trouwens journalist geworden. Ik ben schrijfster. Al die letters om ons heen hebben ons duidelijk beïnvloed!
Las je zelf als kind graag? Wat waren je favoriete boeken?
Ik was een echte boekenwurm. Als ik aan het lezen was kon je een kanon naast me afschieten. Ik merkte niets meer van wat er om me heen gebeurde. Ik las alles en altijd en overal. Heel origineel waren mijn boekkeuzes niet, hoor. Ik was verzot op De Vijf. Echt verzot. Ik heb de hele serie zeker zeven keer gelezen. De boeken heb ik nog steeds in mijn kast staan. Met mijn vriendinnen speelde ik de spannendste scènes na. Later raakte ik in de ban van Thea Beckman, Evert Hartman, en Jan Terlouw. Meester van de zwarte molen van Otfried Preussler vond ik zo spannend dat ik tot diep in de nacht, stiekem, met een zaklamp onder de deken, ben blijven lezen, net zolang tot ik het uit had. Op zeker moment kreeg ik een boek met de toneelstukken van Shakespeare ‘hertaald’ voor kinderen. Dat vond ik zo prachtig! Het duurde niet lang voor ik de echte stukken probeerde te lezen. Ik ben nog steeds verslaafd aan Shakespeare en ik geef regelmatig toneellessen over zijn stukken, zelfs in de onderbouw van de middelbare school. Je kan veel van die stukken namelijk op veel verschillende niveaus ‘lezen’.
Je schreef je eerste “boek” toen je acht jaar was. Wilde je toen al schrijfster worden of toch liever actrice?
Ja, ik had een hele stapel verhaaltjes geschreven. Mijn vader heeft op zeker moment die verhaaltjes overgetypt, gekopieerd en gebundeld. Mijn zusje schreef een voorwoord. ‘Fatima en andere sprookjes’ was de titel. Het leukste was dat mijn vader alle schrijffouten erin heeft laten staan. Ik had net op school leestekens leren gebruiken. Nou, dat kan je zien ook. Aan het eind van sommige zinnen staan wel acht vraagtekens. Heel grappig. Ik wilde toen vooral schrijfster worden, ook al wist ik al vroeg dat ik ook dol op toneel was. Mijn ouders lieten me ook mijn gang gaan. Als ik ’s avonds laat naar beneden kwam omdat ik een goed idee voor een verhaal had, kreeg ik de typemachine en waren bedtijden ineens niet meer belangrijk. Vanaf de vierde klas (nu groep 6) kreeg ik van de meester of juf de opdracht om het Sinterklaastoneelstuk voor de school te schrijven. Dat was supergaaf, vooral omdat ik daardoor een paar weken geen ander huiswerk hoefde te maken. Ik speelde zelf natuurlijk ook altijd een rol in dat toneelstuk. De Toneelacademie is trouwens een goede opleiding voor schrijvers. Je leert veel over personages, de opbouw van een verhaal, het doseren van spanning. Eigenlijk is schrijven een soort toneelspelen op papier. Voor mij zit er niet heel veel verschil tussen.
Je hebt boeken voor volwassenen geschreven, jeugdboeken en toneelteksten. Alle drie verlangen een andere benadering. Waar ligt je voorkeur?
Ik heb niet echt een voorkeur. Het leuke van kinderboeken vind ik dat er heel veel mogelijk is. Zolang de personages zichzelf maar serieus nemen kan bijna alles zomaar gebeuren. Bovendien sta ik als lezer misschien nog wel heel dicht bij de kinderen waar ik voor schrijf. Ik verslind nog steeds net zoveel kinderboeken als toen ik 10 was. Een kinderboek mag best zware problemen behandelen, vind ik. Veel kinderen hebben meer meegemaakt dan sommige volwassenen. Veel jongeren begrijpen misschien ook al veel meer van het leven dan sommige volwassenen. Maar een goed kinderboek of jeugdboek bevat ook nog een element van hoop. Dat maakt het lezen van kinderboeken, jeugdboeken (of Young Adult-boeken) prettig.
Nu ben ik samen met een toneelcollega, Kirsten van Dissel, een filmscenario aan het schrijven voor een korte jeugdfilm. Een andere manier van schrijven en dat is ook fantastisch om te doen. Bij een toneeltekst of script is de structuur natuurlijk anders. Maar de elementen die een verhaal goed maken, maken een toneeltekst ook interessant. Er zijn ook veel overeenkomsten. Wat ik leuk vind is dat je tegenwoordig ziet dat het theaterlezen een opmars maakt. Toneelteksten ‘op maat’ zijn heel geschikt om kinderen beter te leren lezen. Trouwens, als ik bezig ben met een kinderboek, test ik mijn verhaal wel eens in de klas. Op die manier merk ik snel genoeg of een verhaal aanslaat of niet en wat ik moet doen om het te verbeteren. Als je een scène uit een verhaal niet goed op het toneel kan neerzetten, klopt er vaak iets niet aan de structuur of aan de personages. Bovendien gaan mijn leerlingen heel hard gapen als ik ze een verhaal vertel of een scène laat spelen die ze saai vinden, dus dat is heel eerlijke en duidelijke feedback!
Volgend jaar verschijnt een boek over het jongetje Herre bij Luitingh – Sijthoff. Dat is een boek voor 9 + kinderen. Kun je er iets over vertellen?
De (niet zo) Rampzalige Avonturen van Herre gaat over Herre en zijn moeder Silke. Herres vader is spoorloos verdwenen tijdens een expeditie op de Noordpool. Herres moeder is doodsbang dat ze Herre ook kwijtraakt. Daarom mag hij niets doen wat ook maar een beetje gevaarlijk is. Hij mag niet naar zwemfeestjes, hij mag niet door het verkeer fietsen en hij mag zeker niet meedoen aan touwklimmen tijdens de gymles. Herre heeft daarom niet zoveel vrienden. Op een dag komt er nieuwe buurman naast Silke en Herre wonen. Meneer Teunissen is alleen en hij is slecht ter been, dus Herre moet hem af en toe helpen met klusjes of met boodschappen doen. Maar elke keer als Herre met meneer Teunissen op pad gaat, gebeuren er vreemde en gevaarlijke dingen waar zijn moeder echt niets van mag weten…
Naast het schrijven, geef je dramales op een internationale school. Dus je schrijftijd is beperkt. Waar schrijf je en werk je soms aan meerdere projecten tegelijk.
Ik geef twee-en-een-halve dag per week les. Ik werk op een Internationale School dus ik geef in het Engels les. In mijn klassen zitten kinderen van wel 45 verschillende nationaliteiten. De rest van de week, ook vaak in het weekend, schrijf ik vrij gedisciplineerd. Mijn man heeft in de kelder een piepklein werkkamertje voor me gebouwd. ’s Ochtends ga ik de kelder in met een pot thee en ik kom er vaak pas uren later weer uit. Ik werk meestal aan twee of drie dingen tegelijk. Als ik een nieuw boek schrijf, kijk ik tussendoor een ander boek na, dat al af is. En ondertussen maak ik plannen voor een nieuw boek. Ik heb zoveel ideeën dat ik soms gek van mezelf word. Vaak schrijf ik die ideeën snel even op in een opschrijfboekje, zodat ik me daarna weer op het boek van dat moment kan concentreren. Als ik dat niet zou doen, zou ik elk uur aan een nieuw boek beginnen. Tussendoor schrijf ik ook nog wel wat andere losse dingen, zoals bijvoorbeeld zo’n filmscenario.
Ik vind de combinatie van lesgeven en schrijven ideaal. Na een paar drukke lesdagen is het weer heel fijn om in alle rust te schrijven. Maar na een paar van die rustige schrijfdagen verlang ik ook wel weer naar wat actie en dan verheug ik me op de lessen. Schrijven is natuurlijk een nogal eenzame bezigheid. Daarom is het fijn om dat af te wisselen met werk waarin ik juist veel mensen om me heen heb. Ik heb leuke leerlingen en collega’s. Ik vind het overigens ook prettig om contact te hebben met andere schrijvers, bijvoorbeeld via social media. Zo heb ik vaak het idee dat we allemaal tegelijk gezellig aan het werk zijn.
Hoe ga je te werk bij een boek? Schrijf je organisch of zet je een plot uit met personages en hun karakters en een strakke indeling?
Allebei een beetje. Ik schrijf altijd eerst een uitgebreide synopsis en ik bedenk goed wat de belangrijkste kenmerken van mijn personages zijn. Ik weet dan ongeveer waar het verhaal naartoe gaat en wat de belangrijkste momenten zijn, maar tijdens het schrijven kan er nog van alles gebeuren. Soms ben ik zelf verbaasd over hoe bepaalde lijntjes aan het eind van een verhaal bij elkaar komen. Niet alles valt van tevoren te verzinnen. De mooiste dingen gebeuren vaak ook spontaan ‘onderweg’.
Vragen over Kiezen in de oorlog:
Je hebt dit boek opgedragen aan je oom Leendert en oudoom Matthias. Baby Leentje is waarschijnlijk vernoemd naar je oom Leendert? Wat is er met hen gebeurd?
Jaren geleden logeerde ik een keer bij mijn oma Greet. Midden in de nacht werd ik wakker. Mijn oma zat rechtop in bed. Ik zag in het halfdonker dat er een traan over haar wang naar beneden rolde.
“Ik heb ooit nog een kindje gehad,” zei ze. “Weet je dat?”
Nou, ik was een jaar of vijf of zo, en ik wist van niets. Later heeft mijn vader me verteld dat hij in de oorlog een broertje had gehad. Leendert is maar 12 dagen oud geworden. Hij was vlak na de Hongerwinter geboren en kreeg een infectie. Toentertijd was er geen antibioticum. Er was nauwelijks hout te vinden. Er waren geen kolen meer. Iedereen stookte alles wat van hout was op in hun kachels omdat het zo koud was. Mijn opa heeft toen toch van wat restjes hout zelf een klein kistje getimmerd waarin Leen werd begraven. Na de oorlog werd er niet meer over gesproken. Er was geen plaats meer voor verdriet. Iedereen wilde vooruit kijken. Mijn vader kreeg nog een zusje (mijn tante Margot) en zij kwam er pas jaren later achter dat ze ooit nog een oudere broer had gehad.
Mijn oudoom Matthias was een broer van mijn oma Martha. Haar broers zaten in het verzet, in de mijnen in Limburg. Ze zijn verraden en opgepakt en in het concentratiekamp Sachsenhausen terecht gekomen. Wat er precies is gebeurd is niet helemaal duidelijk, maar het lijkt erop dat Matthias is omgekomen toen het concentratiekamp werd gebombardeerd. De andere broer die ook in Sachsenhausen zat vond het heel moeilijk om na de oorlog weer terug naar huis te gaan, omdat hij zonder zijn broertje thuis kwam. Mijn oma heeft het er ook erg moeilijk mee gehad. Ze vertelde me vaak dat Matthias haar lievelingsbroertje was. Zo heeft elke familie zijn eigen verhalen.
Heeft het boek meer autobiografische elementen?
Nee. Niet echt. Ik heb geprobeerd om zoveel mogelijk verschillende aspecten van de bezettingstijd in Nederland in het boek te verwerken. Nadat het manuscript af was, heeft een historicus van het NIOD, René Kok, het verhaal gelezen en feedback gegeven. Ik vond het belangrijk om een zo compleet mogelijk beeld te schetsen.
Werd er bij jullie thuis veel over de oorlog gepraat?
Mijn vader kon zich nog veel van de oorlog herinneren, ook al was hij toen nog maar een kind. Hij vertelde er veel over en heeft trouwens ook een paar journalistieke boeken over de oorlog geschreven. Hij vond het belangrijk dat we niet vergeten wat er in de oorlog allemaal is gebeurd. Dat ben ik met hem eens. Ik heb mijn vader nog over de oorlog horen praten. Mijn vader is ondertussen helaas overleden dus mijn kinderen hebben zijn verhalen niet meer gehoord. Langzaam maar zeker zijn er steeds minder mensen die de oorlog nog echt hebben meegemaakt. We moeten de verhalen doorgeven, denk ik. Hoewel ik niet weet of we echt iets van de geschiedenis kunnen leren, moeten we dat toch proberen.
Waarom heb je van de vader een NSB-er gemaakt?
Het was een manier om juist die verschillende kanten van de bezetting te laten zien. Bovendien zijn er al een paar prachtige boeken waarin juist het verzet heel erg goed naar voren komt. Ik wilde ook die tegenkant laten zien. Ik vond het belangrijk dat mijn hoofdpersoon, Gijs, zelf ging nadenken over wat er gebeurde. Zijn vader vond bepaalde dingen. Zijn oudste broer vond juist weer andere dingen. Hoe weet je wat goed of fout is? Dat is echt niet zo eenvoudig. Zeker niet als mensen die je vertrouwt,zoals je vader bijvoorbeeld, heel stellig in iets geloven. Het is moeilijk om het dan niet met ze eens te zijn.
Is het moeilijk om voor de Troef-reeks te schrijven met al die korte zinnen?
Het is inderdaad niet gemakkelijk om een ingewikkeld verhaal, zoals het verhaal in Kiezen in de oorlog te vertellen in eenvoudig Nederlands. Ik heb goed moeten nadenken over hoe ik sommige lastige begrippen of gebeurtenissen moest uitleggen. De boeken uit de Troef-reeks zijn bedoeld voor jongeren die moeite hebben met het Nederlands, bijvoorbeeld omdat ze dyslectisch zijn. Ik hoop dat ze door het lezen van dit soort boeken langzaam maar zeker met steeds meer plezier en gemak gaan lezen. De verhalen moeten dus spannend zijn en zeker niet te kinderachtig. De taal moet wel duidelijk zijn. Het is behoorlijk puzzelen om dat voor elkaar te krijgen, maar dat vind ik heel leuk om te doen. Kiezen in de oorlog is mijn vierde boek in deze reeks.
Je schrijft ook toneelstukken. Ga je nog eens een toneelstuk met het thema Tweede Wereld Oorlog schrijven?
Eigenlijk realiseer ik me nu je me dit vraagt pas dat ik dat zou kunnen doen. Kiezen in de oorlog is een verhaal dat goed bewerkt zou kunnen worden voor op het toneel. Er is wel al een mooie website die bij dit boek hoort. www.kiezenindeoorlog.nl Maar een voorstelling, wellicht speciaal voor op scholen, is een interessant idee!
Vragen: Erica Ganzevles en Pieter Feller
Met veel plezier het interview gelezen. Marte is een natuurtalent, zowel het schrijven als het omgaan met kinderen ligt geheel in haar verweven. Verwacht nog veel interessante boeken en zeker ook enkele toneelstukken van haar. Succes Marte.