Interview Jacqueline Zirkzee
Jacqueline Zirkzee werd in 1960 geboren in Leiden. Kort geleden verscheen haar roman Reimer, het verhaal van een apothekerszoon die arts wil worden tijdens de beginjaren van de VOC. Jacqueline Zirkzee schreef eerder diverse romans en verhalen. Haar debuutroman Mykene kwam uit in 2001. Met Het Heksenhuis (2008), over de heksenvervolgingen in de zeventiende eeuw, werd ze bekend bij een breder publiek. Reimer is haar vierde roman en speelt zich af in de Gouden Eeuw.Jacqueline Zirkzee groeide op in Oegstgeest en studeerde sociale en economische geschiedenis aan de universiteit in Leiden. In haar werk combineert ze haar liefde voor geschiedenis en literatuur.
Wat wilde je als kind worden?
Juffie natuurlijk! Ik heb daartoe ook een poging gedaan, toen ik ging studeren aan de Lerarenopleiding, maar door de grote werkeloosheid in de jaren tachtig is het me nooit gelukt werk in het onderwijs te vinden. Ik ben toen – na mijn doctoraal in Leiden – aan de slag gegaan als reisjournalist, en zo werd schrijven mijn hoofdberoep.
Wanneer besloot je dat geschiedenis je vak zou worden?
Het is eerder zo dat het niet in me opkwam dat er een ander vak genoeg de moeite waard kon zijn…
Las je als kind veel en welke boeken zijn je bijgebleven?
Ik las alles wat los en vast zat. Toen ik een jaar of elf was, had ik alle jeugdboeken van onze bibliotheek uit en begon toen – met de kaart van mijn moeder – aan de boeken voor volwassenen. Mijn favoriete boeken waren De brief voor de koning van Tonke Dragt, De hobbit en In de ban van de ring van J.R.R. Tolkien, de historische jeugdromans van Rosemary Sutcliff en Thea Beckman. Dat ik ooit zoiets zelf ooit zou kunnen, dat was een droom waar ik niet eens serieus over durfde na te denken.
Op welke leeftijd schreef je je eerste verhaal of gedicht en weet je nog waar het over ging?
Ik was acht en moest voor het eerst een opstel schrijven. Het werd een heel epistel, over een zeiltochtje dat mis ging, achteraf best grappig als je nagaat dat ik op latere leeftijd ben gaan zeilen en de ervaringen van een bijna-schipbreuk in mijn nieuwe roman Reimer heb verwerkt.
Hoe kwam je op het idee om het verhaal van Reimer te schrijven?
Voor mijn eerdere roman Het Heksenhuis, de novelle Eva’s dochter en het kinderboek Spinkind had ik me al verdiept in de zeventiende eeuw. Hoe langer ik ermee bezig was, hoe meer het me fascineerde. In het boek zitten heel veel elementen van de Gouden Eeuw verweven: de VOC, de pest, de wetenschap, geheime genootschappen, de specerijhandel, noem maar op. En dan toch zo, dat het verhaal en de hoofdpersoon centraal blijven staan. Vandaar de titel: Reimer. Alles draait om hem.
Welk voorwerk heb je moeten doen? Het boek gaat ook over de medische stand van zaken in de Gouden Eeuw. Bestaat daar veel literatuur over en heb je ook artsen geraadpleegd?
Er is zo’n rijkdom aan bronnenmateriaal dat er eerder te veel is waaruit je moet selecteren en schiften dan dat je heel hard op zoek moet gaan. Mijn buurman was destijds medisch specialist, die heeft nog wel wat kleurrijke details aangedragen voor de beschrijving van de anatomielessen.
Reimer is een vreemde voornaam. Had je een speciale reden om deze naam te kiezen?
Ja, ik denk dat een naam heel bepalend is. Ik zocht een krachtige, opvallende en toch oer-Hollandse naam. Het heeft een hele tijd geduurd voordat ik een naam vond die aan al mijn eisen voldeed. Dat hij geslaagd is, bewijst wel dat iedereen die het manuscript las, vond dat Reimer de titel moest worden. Ik beschrijf die zoektocht naar de juiste naam in mijn blog.
Hoe lang heb je, inclusief onderzoek, aan dit boek gewerkt?
Vier jaar. En dan duurt het nog bijna een jaar voordat het in druk verschijnt, vandaar dat er vijf jaar ligt tussen mijn vorige roman en Reimer. Ik moet er wel bij zeggen dat ik een manuscript soms ook maanden niet inkijk, om er weer met een fris oog naar te kunnen kijken. Schrijven is bij mij vooral herschrijven.
Ik neem aan dat je een historische roman heel gestructureerd moet opzetten. Kwamen er tijdens het schrijven toch nog personen of situaties naar voren die je niet had voorzien?
Dit boek heeft heel wat versies gekend voordat het uiteindelijk in deze vorm verscheen. Van de vele personen die er in voorkwamen, zijn uiteindelijk alleen Reimer en Hans heel belangrijk gebleven en dat heeft het verhaal absoluut goed gedaan.
Je eerdere boeken werden door Conserve uitgegeven, waarom ben je naar uitgeverij De Brouwerij overgestapt?
Ik heb tien jaar met plezier samengewerkt met Kees de Bakker van uitgeverij Conserve, maar de relatie tussen schrijver en uitgever is net als andere relaties en verandert met de tijd. Om in die termen te blijven: ik denk dat we een beetje op elkaar waren uitgekeken. We zijn als vrienden uit elkaar gegaan. Ik wilde me als schrijver graag verder ontwikkelen en nu zit ik bij De Brouwerij|Brainbooks, die zeer bevlogen aan het werk is gegaan om van Reimer een succes te maken. Ze zitten ook wat dichter in de buurt, dat is ook een voordeel: de lijntjes zijn korter.
Je hebt net een tournee door Nederland achter de rug. Vind je lezingen geven leuk of zit je liever met je neus in de boeken?
Ik vind het ontzettend leuk om over mijn boek te mogen praten en contact te hebben met lezers, maar het moet niet mijn hoofdbezigheid worden. Ik ben geen entertainer wiens doel het is publiek te vermaken. Ik vind het heerlijk als er zich een interessante discussie ontspint en als mensen me complimenteren met de manier waarop ik presenteer, maar ik hoop toch vooral dat ze gestimuleerd worden om het boek te lezen. Maar de afwisseling is prettig, alleen maar tussen vier muren zitten ligt me ook niet.
Je hebt ook een historisch jeugdboek geschreven, Spinkind. Ga je nog meer jeugdboeken schrijven?
Het jeugdboek heb ik geschreven in opdracht van een stichting, en ik zou heel graag meer van dit soort projecten willen doen. Overigens zijn boeken als Het Heksenhuis en Reimer ook geschikt voor de oudere jeugd, vanaf ongeveer 15 jaar.
Welke schrijvers van historische boeken bewonder je en waarom?
Ik houd van de boeken van Umberto Eco, Sarah Dunant, Michael Faber, Jan van Aken, David Mitchell, Ken Follett, om er een paar te noemen. Het heerlijke van een goede historische roman is dat er een complete wereld geschapen wordt waar je als lezer in kunt ronddwalen, een die herkenbaar en toch anders is.
Wil je hier je favoriete boeken noemen?
De slinger van Foucault van Umberto Eco, vooral vanwege de geweldige filosofische uitweidingen.
Lelieblank, scharlakenrood van Michael Faber, om de onvergetelijke hoofdpersoon, een eenvoudig meisje dat prostituee wordt
De kathedraalbouwers, en het vervolg: De brug naar de hemel van Ken Follett. Hier wordt echt een complete middeleeuwse gemeenschap in beeld gebracht. Follett heeft een heel team historische wetenschappers tot zijn beschikking, en dat merk je.
In het gezelschap van de courtisane van Sarah Dunant is ook zo’n boek dat je meesleept naar een andere tijd. Het is een soort schelmenroman, met een dwerg en een courtisane als onwaarschijnlijke maar zeer overtuigende hoofdpersonen.