John Rabou was opperhoftekenmeester

John Rabou Het was voor John Rabou(Rotterdam 1955) al vroeg duidelijk dat hij alleen maar wilde tekenen en later naar de kunstacademie zou gaan. Zijn ervaring op de Afdeling Illustratief van de Koninklijke Academie voor Kunst en Vormgeving in ‘s-Hertogenbosch in de middenjaren zeventig was niettemin nogal teleurstellend. Hij besloot dan ook al gauw om zijn eigen weg te gaan. Na wat omzwervingen in het goudsmidsvak heeft hij omstreeks 1980 definitief gekozen voor het illustratorschap. In 1981 kreeg hij zijn eerste professionele opdracht van Uitgeverij Het Spectrum, n.l. Moby Dick van Herman Melville.

Na verloop van tijd kwam hij in de educatieve wereld terecht. Tegenwoordig maakt hij vooral geschiedenisillustraties voor verschillende educatieve uitgeverijen in Nederland, Duitsland en incidenteel de Verenigde Staten en verder medische en anatomische illustraties voor een breed scala aan wetenschappelijke en beroepsgerichte handboeken. Daarnaast wordt hij regelmatig gevraagd voor het illustreren van (historische) jeugdromans en om een bijdrage te leveren aan allerhande museale- en tentoonstellingsprojecten in de vorm van wandschilderingen en/of informatiepanelen. Ondertussen kwam hij in 1987 in contact met de bedenkers van een nieuw op te richten themapark genaamd Het Land van Ooit, waarvoor hij ongeveer zestien jaar lang het leeuwendeel van de illustraties verzorgde. Men noemde hem Opperhoftekenmeester.

Je volgde de kunstacademie in Den Bosch op de afdeling illustratief in de jaren zeventig. Waarom stopte je daarmee? Wat mankeerde er aan de opleiding?

Ik was jong, net 19. Ik had toen nog helemaal niet duidelijk wat ik met zo’n opleiding aan moest en wat ik ervan kon en mocht verwachten. En het waren de jaren zeventig, hè. Er heerste anarchie, bovendien woedde er een
machtsstrijd op de afdeling. Er was weinig structuur en daar kon ik kennelijk (nog) niet mee omgaan.
Later – veel later – begreep ik pas dat het succesvol doorlopen van zo’n opleiding afhing van het ontwikkelen van eigen initiatief en dat was bij mij toen totaal niet ontwikkeld. Maar aan de docenten lag het niet hoor, die waren eigenlijk heel goed: Kurt Löb, Lou Strik, Chris Brand en Margriet Heijmans waren in die tijd geen “kleine jongens” .
Eigenlijk vond ik hoofdzakelijk de modeltekenlessen erg leuk om te doen. En nog altijd, want ik doe het nog steeds één keer in de twee weken.

Je bent na de academie uiteindelijk goudsmid geworden, maar kennelijk kroop het bloed waar het niet gaan kan en ging je weer illustreren. Hoe kwam dat zo?

In mijn academietijd leerde ik een goudsmid Joos Holla kennen. Hij had een galerie-atelier(tje) op één van de mooiste plekjes van ’s-Hertogenbosch; het St-Janskerkhof achter de St-Janskathedraal. Het ambachtelijke handwerk sprak me erg aan en ik zat al gauw vaker in zijn atelier te prutsen dan dat ik op de academie was. Ik vond het een fascinerend soort werk. Op een gegeven moment had ik zelfs mijn eigen goudsmidsatelier (ik was inmiddels gestopt met de academie, maar in die tijd kreeg ik ook mijn eerste illustratieopdracht(en). Ik bleef ernaast namelijk altijd tekenen, want dat kon ik niet laten. Na verloop van tijd en een bezoek aan een bevriend illustrator, Tom Eyzenbach, die zijn sporen al ruimschoots verdiend had en die mij introduceerde bij uitgeverij het Spectrum, waar ik vervolgens mijn eerste echte opdracht van kreeg, koos ik vol voor het illustratievak.

Je hebt jarenlang bij het pretpark Het Land van Ooit gewerkt. Hoe kwam je daar terecht en waaruit bestonden je werkzaamheden? Was het vergelijkbaar werk wat Anton Pieck deed voor De Efteling?

Even voor alle duidelijkheid, ik heb nooit BIJ het Land van Ooit gewerkt, maar wel lange tijd VOOR het park. Ik was er n.l. niet in dienst. Het werk dat ik voor hen deed was altijd op freelance basis. Kortom, het Land van Ooit was gewoon één van mijn klanten, maar wel een van de leukere. In augustus 1988 kreeg ik van een van mijn toenmalige opdrachtgevers – een reclamebureau uit ‘s-Hertogenbosch – de opdracht om twee full-colour illustraties te maken voor een presentatiebrochure voor een nog te bouwen themapark, ergens vlakbij Drunen. Het zou iets met ridders moeten worden en commedia dell’arte-achtig. Meer wist ik niet. En het moest snel klaar; binnen drie dagen. Met deze brochure presenteerden Marc en Marjan Taminiau hun nog op te richten park in september 1988.
Kennelijk bevielen deze illustraties hen zeer, want kort daarop kreeg ik een telefoontje. Ik werd uitgenodigd om eens te komen praten over een mogelijke samenwerking i.v.m. dat nieuwe themapark. Ik weet nog dat ik heel veel tijd stak in het samenstellen van een portfolio. Toen ik eenmaal op de afspraak verscheen en mijn map liet zien, had Marc aan één blik – nou goed, twee blikken – genoeg om tot de conclusie te komen dat hij het wel zag zitten; het was voor hem direct duidelijk. Marjan nam beduidend langer de tijd en bekeek mijn werk uitgebreid en kwam uiteindelijk tot dezelfde conclusie. Het klikte eigenlijk meteen. Vanaf dat moment nam ik het leeuwendeel van het illustratiewerk voor mijn rekening. Dat werk varieerde van het maken van de allereerste landkaart (en vervolgens alle latere versies) tot artist-impressions voor toekomstige uitbreidingsplannen en van het ontwerpen van de OoitSenten (Ooitse bankbiljetten) tot de prentenboeken van Graniet en nog heel veel meer.
Dit is de allereerste illustratie die ik in opdracht van het Land van Ooit gemaakt heb:

Ooitridder

 

Het is allemaal terug te lezen op het weblog dat ik van mijn Ooitse jaren heb bijgehouden:

Ik denk niet dat mijn werk vergelijkbaar was met dat wat Anton Pieck deed voor de Efteling, want ik was tenslotte niet de ontwerper van het park. Dat was vooral Marjan Taminiau zelf en bovendien bewaakte zij de formule en de stijl van alles in het park nauwgezet. Ik werkte vooral veel met haar samen. Ook al was ik dus geen ontwerper van het park, toch zijn er wel zaken gerealiseerd die terug te voeren zijn op mijn illustraties, zoals b.v. enkele kostuums van verschillende Ooitse karakters.

Je illustreert veel historische boeken en ook voor musea en tentoonstellingen. Waar komt die belangstelling en specialisatie voor geschiedenis vandaan?

Het begon met een boek. Ik kocht het in december 1977. Het was toen net door de CPNB bij Kosmos uitgegeven als Boek van de maand en het heette Mythen van de mensheid. Ik kocht het in eerste instantie vooral voor de plaatjes. Het stond er vol mee en ik verslond het. Het was de geboorte van mijn fascinatie voor oude verhalen, voor mythes en legendes. Gaandeweg meer in het bijzonder voor de Griekse mythologie, de Ilias en Odyssee van Homerus, de Edda, Beowulf, le morte Darthur van Sir Thomas Mallory enz. Hierdoor werd mijn interesse in de culturen waar deze verhalen vandaan kwamen ook steeds groter. Ik ging me er steeds meer in verdiepen. In mijn illustratiewerk voor educatieve uitgeverijen merkte ik daardoor dat ik me het prettigst voelde bij onderwerpen op het gebied van geschiedenis. Daar lag mijn interesse en dat werd gaandeweg steeds meer onderkend door mijn opdrachtgevers.
Ik ben een jaar of 7-8 geleden lid geworden van de VOiA, de beroepsvereniging van ondernemers in de archeologie, omdat ik behoefte had om mijn werkterrein te verbreden en te verdiepen en waar samenwerking met specialisten te verwachten viel. De laatste jaren heb ik dan ook geregeld samen gewerkt met stadsarcheologen en andere archeologische bedrijven. Dat bevalt me zeer, het smaakt naar meer en ik leer er veel van. Dat laatste is een aspect van mijn werk waar ik veel voldoening uit put.

Je illustreert ook medische boeken. Waar haal je dan je voorbeelden vandaan?

Ik had altijd al interesse in de anatomie van de mens. Dat kwam grotendeels door de modeltekenlessen op de academie, die ik graag volgde. In de jaren tachtig kwam ik in het bezit van de Atlas der Anatomie des Menschen van Sobotta/ Becher. Een bekend standaardwerk bij o.a. geneeskunde en fysio- en oefentherapie. Door de jaren heen heb ik meerdere atlassen en andere boeken over de anatomie en fysiologie van de mens verzameld, die allen als voorbeeld dien(d)en voor mijn illustraties. Maar daarnaast word/werd ik ook gevoed door de auteurs zelf, want over het algemeen zelf specialist in de onderwerpen die geïllustreerd moeten worden.
En niet geheel onbelangrijk, ik ben al ruim 25 jaar getrouwd met een oefentherapeute Mensendieck met een enorme ervaring en die een grote kennis bezit van de menselijke anatomie en zijn bewegingsapparaat. Dus José was/is voor mij altijd het eerste aanspreekpunt en vraagbaak als het over anatomie gaat.

Hoe ben je op het spoor gekomen van Ferguut en wat sprak je in het verhaal zo aan?

Ik kende Ferguut nog van de lessen Nederlands/Middeleeuwse literatuur op de middelbare school in Utrecht. Ik deed HBS-a en naast Karel ende Elegast, Floris ende Blancefloer, de Vier Heemskinderen e.d. werd ook Ferguut in die lessen behandeld. Maar eerlijk is eerlijk, een kleine 30 jaar later kon ik me van het verhaal niets meer herinneren. Alleen de naam is me altijd bijgebleven. En toen, een jaar of 15-16 geleden stuitte ik op het boek Ferguut van Prof.dr. Rombauts c.s., een middelnederlandse teksteditie (op rijm) met inleiding en aantekeningen. Die ben ik gaan lezen en dat viel om den drommel nog niet mee, maar voor zover ik dat Middelnederlands kon volgen, vond ik het een geweldig verhaal. Ook omdat het geschreven was in de Arthuriaanse traditie. En die Arthurverhalen vond ik sowieso altijd al fantastisch. Bovendien zit in de Ferguut heel veel humor.

Waarom heeft het zolang geduurd voordat het boek er kwam?

Ik ben er in 1999 in een rustige periode gewoon aan begonnen, zonder precies te weten waar het toe zou leiden. Het was geen opdracht. Ik kon er dus alleen tussen de bedrijven door aan werken en nam er dus alle tijd voor. Soms lag het werk vanwege grote drukte wel eens een jaar of langer stil. Er lag geen druk op en bovendien had ik lange tijd nog geen goed idee hoe het er uit zou moeten gaan zien. Bovendien had ik geen goede tekst. Ik ging al die jaren uit van de tekst op rijm uit het boek van Rombauts, maar ik besefte natuurlijk wel dat als het van een uitgave zou komen er ook een geschikte, bewerkte en liefst humorvolle tekst moest komen.
Begin 2013 viel alles op zijn plek. Ik ontmoette Ingrid Biesheuvel via Frits van Oostrom. Ingrid had juist een boek uitgegeven De ridders van de Ronde Tafel waarin o.a. ook een vertaling in modern Nederlands stond van Ferguut. Zij was dus de gedroomde schrijver van mijn boek. Bovendien zette ik in die tijd een crowdfund-campagne op, die na verloop van tijd zoveel opbracht, dat ik Ferguut kon afmaken. Dit alles was uiteindelijk voldoende om uitgeverij de Vier Windstreken zover te krijgen, dat zij het boek wel wilden uitgeven.

Welke research heb je gedaan voor de illustraties?

Op mijn crowdfund-weblog wijd ik een uitgebreide post aan mijn inspiratiebronnen.
Ik begin deze post met een korte uitwijding over twee opdrachten die ik tussendoor moest doen, maar het gaat daarna helemaal over mijn research voor Ferguut. Het voert hier nogal ver om al die bronnen uitvoerig te benoemen. Op het weblog staan veel voorbeelden van middeleeuwse handschriften en miniaturen en de wijze waarop ik daar gebruik van heb gemaakt. Voor de liefhebber niet te versmaden, denk ik.

Veel illustraties zijn heel gedetailleerd. Hoe lang deed je gemiddeld over een illustratie en welke kostte je de meeste tijd.

Dat is altijd een moeilijke vraag. Ik hou dat namelijk nooit bij. Sommige gingen redelijk vlot, vooral de kleintjes natuurlijk, zoals deze:
Dwergtepaard-def

Een dergelijke illustratie maak ik in een dag.
Maar andere hadden heel wat meer voeten in de aarde. Zoals deze:

Rikenstene-def

En deze:

jacht-def

Ik denk dat ik met elk van deze platen een week of drie bezig ben geweest.

Uiteindelijk heb je met crowdfunding het geld voor het boek bij elkaar gekregen. Waar is het geld aan opgegaan en was het Nederlands letterenfonds niet bereid om je project te ondersteunen?

Het is niet zo dat ik met het geld dat ik opgehaald heb met het crowdfund het boek heb kunnen financieren. Dat was ook niet de opzet. Toen ik het crowdfund opzette was het al duidelijk dat de Vier Windstreken bereid was om het boek uit te geven en dus de kosten daarvan op zich te nemen. Het geld was nodig, omdat ik nog minstens een half jaar nodig had om de resterende illustraties te maken. Het was dus van belang om mezelf de financiële middelen te verschaffen om het werk te kunnen afmaken. Ik werd voor dit werk tenslotte niet betaald, dus als ik een half jaar of langer geen inkomen zou hebben, zou het nooit zijn gelukt om de klus te klaren. En dat is dankzij alle donateurs wonderwel gelukt. Achter in mijn boek bedank ik al die mensen dan ook hartelijk. Overigens stond er tegenover hun bijdrage ook een tegenprestatie, zoals een boek met korting, naamsvermelding in het boek, een reproductie en/of dat soort zaken. Bob Markus, de directeur van de Vier windstreken heeft wel geprobeerd om een bijdrage te krijgen van het Fonds der Letteren, maar dat is kennelijk niet gelukt. Ik vrees dat we wat dat betreft in té barre tijden leven.

Wie zijn je grote voorbeelden in de illustratiewereld?

Pfoeh, dat zijn er nogal wat. Teveel om op te noemen eigenlijk.
In Nederland natuurlijk Isings, maar ook Kennis en Kennis, Fiel van der Veen, Teun Berserik, Fred Marschall, Paul Teng. Amerikanen als Richard Schlecht, Jack Unruh, Greg Manchess, Donato Giancola, John Jude Palencar en de Roemeense illustrator Radu Oltean vind ik ook erg goed.
En pas geleden heb ik voor het eerst het werk gezien van de Engelse Christina Balit: schitterend!
Maar in het bijzonder ben ik dol op een stel Russen en Oekraïeners: Pavel Tatarnikov, die een paar jaar geleden het verhaal van Koning Arthur opnieuw heeft geïllustreerd; jaloersmakend mooi! En het echtpaar Andrej Dugin en Olga Dugina en Vladislav Erko en Genady Spirin.

Welk beroemd boek zou je graag opnieuw illustreren of van illustraties voorzien?

Als ik het zou durven dan zou ik me graag eens wagen aan een boek over mythen of bijvoorbeeld de Odyssee van Homerus of aan de Morte Darthur, maar die zijn al zo vaak en goed door anderen gedaan dat het waarschijnlijk verstandiger is om wat minder bekende verhalen te kiezen, zoals dus Ferguut of Beowulf of zo.
Ik zou ook nog wel eens een Bestiarium willen maken, met van die bizarre wezens als de antipode, en de blemmiae, of de manticore en de zeemonnik. Uiteraard in hun natuurlijke habitat. Heerlijk lijkt me dat.

Staan er nog meer projecten als Ferguut op stapel?

Ingrid heeft een nieuw verhaal aangedragen, Floris ende Blancefloer. Een zogenaamde oosterse roman uit ongeveer dezelfde tijd als Ferguut. Ik ben me aan het oriënteren (dat is in dit verband wel een toepasselijke term). Ik zoek naar een beeldtaal, die recht doet aan het verhaal en die toch geheel anders is dan die van Ferguut. Ik ben inmiddels op het spoor gezet van een fantastisch mooi geïllustreerd manuscript van een 11de eeuws Perzisch verhaal, genaamd Fawqa en Dolsjah. Het ligt in het Topkapimuseum in Istanbul. Om je vingers bij af te likken. Maar het zal niet voor onmiddellijk zijn. Eerst maar eens afwachten hoe Ferguut ontvangen wordt. Maar ondertussen zit ik te broeden op Floris ende Blancefloer.

Hier mag je nog iets zeggen wat je graag kwijt wilt.

Nou ja, eerst ga ik maar eens aanstalten maken met het vervaardigen van een drietal artist-impressions van het middeleeuwse stadje Hagestein (in die tijd Gasperden genoemd), dat rond 1400 in een machtsstrijd verwikkeld raakte tussen de verschillende graafschappen en de verliezende partij koos. Het werd toen met de grond gelijk gemaakt en daarna nooit meer opgebouwd. In samenwerking met een archeologisch bureau uit Eijsden en i.o.v. de Gemeente Vianen. Ook leuk!

Wil je nog meer weten over het werk van John Rabou, bekijk dan ook zijn website.

Vragen: Pieter Feller

Andere recensies

Lied van de profeet – Paul Lynch – Vertaling: Tjadine Stheeman en Lidwien Biekmann – Prometheus – 318 blz. De Ierse auteur Paul Lynch (1977), ontving voor zijn eerdere romans verschillende prijzen waaronder de Kerry Group Irish fiction Award en een Franse prijs voor...
Lees verder Categorie: Boek van de week, Literatuur, Roman
| Reageer!
Kleine Aap – Mies van Hout – Hoogland & Van Klaveren – 32 blz. Je zal toch maar iets geweldigs hebben beleefd en het aan iedereen willen vertellen! Dat is de reden dat Kleine Aap ‘s morgens heel vroeg, op haar stepje, van blijdschap...
Lees verder Categorie: Kleuterboeken, Peuterboeken, Prentenboek, Voorleesboek
| Reageer!
Hoe Parijs de revolutie maakte & de revolutie Parijs – Jacques R. Pauwels – EPO – 383 blz. In het hart van de Franse Revolutie klopte de stad Parijs als een vurige motor van verandering. De straten van Parijs vormden niet alleen het toneel...
Lees verder Categorie: Geschiedenis, Non-fictie
| Reageer!