Kinderen moeten zelf bepalen wat ze willen lezen

Op 20 mei is op deze site een interview geplaatst met Aad Meinderts, directeur van het Literatuurmuseum in Den Haag naar aanleiding van een paar uitspraken die hij en anderen op de Middag van het Kinderboek 2017 hadden gedaan. De uitspraken en het interview zorgden voor nogal wat opschudding onder kinderboekenschrijvers. Twee van hen laten we in dit duo-interview aan het woord over wat het beste omschreven kan worden als de overbekende discussie over wat kinderen moeten lezen en het verschil tussen literaire en niet literaire kinderboeken.
Ten eerste Jozua Douglas, schrijver sinds 2009. Hij is o.a. bekend van De Kusjeskrokodil dat komend jaar in de Prentenboek Top Tien staat, en zijn humoristische serie die zich afspeelt in Costa Banana. De gruwelijke generaal en De ongelooflijke Ravi Ravioli wonnen de Pluim van de Senaat van de Kinderjury én werden door het kinderboekenpanel van DWDD genomineerd voor Kinderboek van het Jaar. Kinderen voor Kinderen heeft Jozua gevraagd dit jaar hun lied voor de Kinderboekenweek te schrijven.
Marcel van Driel is sinds 2002 schrijver en heeft intussen bijna vijftig boeken op zijn naam staan. Hij is vooral bekend van Superheldenreeks, die vertaald is in het Duits, zijn prentenboek Billy de Kip en zijn boek Waanzinnige plannen en hoe ze te realiseren. In 2019 hoopt hij dat eindelijk NMM (alias Nachtmerrieman) verschijnt, zijn bloedstollende thriller voor volwassenen.

Wat is voor jou het uitgangspunt als je een kinderboek schrijft? Je boeken zijn niet literair, hoe zou je ze zelf omschrijven?

Jozua: Ik schrijf kinderboeken. Dat zijn boeken die bedoeld zijn voor kinderen. Het lijkt me logisch dat het kind hierin het uitgangspunt is. Dat klinkt misschien als een open deur, maar ik heb het idee dat dit tijdens deze discussie nogal eens over het hoofd gezien wordt. Ik zeg het daarom nog eens: kínderboeken zijn gemaakt voor kínderen en niet voor mannen van vijftig. Hoe ik het genre moet omschrijven? Geen idee. Ik vind humor, spanning en fantasie in elk geval belangrijker dan literair taalgebruik. Je zult in mijn boeken ook geen diepzinnige psychologische bespiegelingen tegenkomen. Ik hou ervan om karakters uit te vergroten en werk graag met karikaturen (sommigen noemen dat ‘platte karakters’). Mijn boeken zijn satirisch. Ze zijn met vaart geschreven. Een boek moet zich in mijn ogen snel ontwikkelen, en bovenal to-the-point zijn.

Marcel: Ik schrijf wat ze in het Engels ‘genre fiction’ noemen, plot-gedreven fictie in genres als sciencefiction, horror, thriller, etc. Mijn wortels liggen met name in de Angelsaksische en Amerikaanse (jeugd)literatuur, zoals bijvoorbeeld The Tripods van John Christopher, (in het Nederlands vertaald als De witte bergen, De stad van goud en lood en De vuurpoel) en Ender’s Game van Orson Scott Card. Maar ook Europese schrijvers als Michael Ende (Momo en de tijdspaarders, Het oneindige verhaal), Otto Preusler (Meester van de zwarte molen), Astrid Lindgren (met name De gebroeders Leeuwenhart) zijn van grote invloed op mijn boeken geweest. Van eigen bodem is het werk van Thea Beckman, Paul Biegel (De tuinen van Dorr! Is er iets mooiers geschreven in Nederland?) en An Rutgers van der Loeff cruciaal geweest in mijn opvoeding als lezer en schrijver.
Wat al deze schrijvers gemeen hebben, is dat ze de kunst verstonden om verhalen te schrijven vol vaart, humor en spanning, zonder dat ze grote thema’s schuwden. Hoewel ik mezelf niet met deze grootheden wil vergelijken, is dat wel waar ik naar streef: boeken schrijven die je niet kunt wegleggen, maar die ondertussen ook nog ergens over gaan.

Vind je dat elk kind ook in aanraking moet komen met literaire kinderboeken? Kan het aanbieden van ‘moeilijke’ boeken het lezen bij kinderen niet ontmoedigen, zoals je dat ook vaak ziet op de middelbare school als jongeren verplicht worden om literatuur te lezen?

Jozua: Ik hoor in deze discussies vaak vreemde redenaties. Een voorbeeld: kinderen houden van populaire boeken, net zoals ze van pannenkoeken en patat houden. Pannenkoeken en patat zijn ongezond, dus populaire boeken zijn ongezond. Dat is natuurlijk flauwekul. Net zoals het onzin is dat literaire boeken, net als groente, gezond zijn. We moeten niet zo moeilijk doen over literatuur. Literatuur is niet meer dan een stijlkeus, en een literair verhaal is uiteindelijk net als alles gewoon een vorm van entertainment.
Diversiteit is belangrijk, maar we moeten kinderen niet ‘opvoeden’ of ‘sturen’ in hun keus voor bepaalde boeken. Laat ze lekker zelf kiezen. Ik heb werkelijk geen flauw idee waarom kinderen literatuur zouden moeten lezen. We hoeven toch niet van ieder kind een intellectueel te maken? Het gaat erom dat ze taalvaardig worden. Dat ze later zelfstandig hun belastingpapieren kunnen invullen. Dat ze een sollicitatiebrief kunnen schrijven. Dat ze een fatsoenlijke krant kunnen lezen waarmee ze zich goed kunnen informeren.
Mijn stelling is dus: er bestaan geen ongezonde boeken. Lezen is altijd gezond als het kind maar op het juiste niveau leest (en dan heb ik het over leesniveau, niet literair niveau). Want een kind dat blijft hangen in literaire prentenboeken is net zo ongezond bezig als een kind dat nooit verder komt dan Geronimo Stilton. Het gaat erom dat kinderen lezen. Welke boeken ze lezen maakt geen fluit uit. En ja, als je ze zelf laat kiezen is de kans groter dat ze het leuk gaan vinden en ze zich dus beter ontwikkelen. En dat heeft zijn weerslag op alle vakken. Lezen is de basis van alle onderwijs.

Marcel: Ik ben het helemaal met Jozua eens: laat kinderen (en volwassenen) alsjeblieft zelf bepalen wat ze lezen. Moet je voorstellen dat we deze discussie over muziek zouden voeren. Dat we mensen die van schlagers en volksmuziek houden vertellen dat dit ongezond is en dat jazz en klassieke muziek pas ‘ware muziek’ is. Of nog erger: dat ‘slechte muziek’ een opstap zou zijn naar ‘goede muziek’. Waanzin!
En laten we eerlijk zijn: ook bij volwassenen is de doelgroep voor literatuur klein. Een grote uitgever vertrouwde mij toe dat ze van een literaire roman – die vijf sterren krijgt in alle grote kranten – zelden meer dan 2.000 stuks verkopen. Zet dat maar eens af tegen de stapels thrillers die worden verkocht. Tuurlijk zijn er literaire boeken met hoge oplages, maar ’leesboeken’ zijn het populairst bij kinderen en volwassenen. En met die volwassenen is echt niets mis.

Is het niet zo dat door de grote verschillen in interesse en intelligentie elk kind zijn eigen ‘genre’ zal kiezen?

Marcel: Als kind las ik alles door elkaar en had geen besef wat literair was of niet. Ook nu wissel ik Lee Child af met Haruki Murakami, Stephen King met David Mitchell en Michel Faber, Jozua Douglas met Benny Lindelauf of Koos Meinderts.
Maar niet alle kinderen zijn zoals ik was. In mijn klas was ik een uitzondering. Op de MAVO waren er kinderen die nauwelijks konden lezen, die – echt waar – moeite hadden met punten en komma’s. Maar ze waren gek op verhalen! En die kinderen komen Jozua en ik, Paul van Loon, Tosca Menten, Niki Smit en noem ze allemaal maar op, overal tegen. Kinderen die dol zijn op lezen! Maar wel op hun eigen niveau.

Jozua: Wat Marcel zegt. Daarom is diversiteit zo belangrijk. Ik vind dat we literaire boeken moeten koesteren. Geef de literaire schrijvers maar een beurs als dat nodig is. Er zijn ook kinderen die behoefte hebben aan dit soort boeken. Maar we moeten wel kritisch zijn. Kinderboekenschrijvers zijn er voor de kinderen en niet andersom.

In het interview met Aad Meinderts maakte hij onderscheid tussen kinderboekenschrijvers en boekenbakkers. Wat denk je van deze kwalificaties? Voel je je door de uitspraak gekrenkt?

Jozua: Ik ben vooral kwaad. Een directeur van het Kinderboekenmuseum moet niet zulke denigrerende dingen zeggen over vakmensen die met veel passie en overgave boeken schrijven waar kinderen van genieten. Hij zet een grote groep schrijvers weg als boekenbakkers alleen maar omdat ze niet aan zijn (literaire) criteria voldoen. Dat kan hij niet maken in de functie die hij heeft.
De criteria die hij noemt vind ik overigens lachwekkend. Een kinderboekenschrijver zou zich ‘bovenal’ niet met zijn lezers mogen bezighouden. Ik hoor wel eens mensen zeggen dat Annie M.G. Schmidt en Aart Staartjes zich ook niet met kinderen bezighielden. Dat is natuurlijk geen argument, dat zijn voorbeelden. Ik kan daar ook andere voorbeelden tegenover zetten. Roald Dahl testte al zijn ideeën bij zijn eigen kinderen. Als ze geïnteresseerd bleken in zijn verhalen, ging hij ermee verder en werkte hij ze uit tot een boek. Vonden ze het niets, dan liet hij het idee gaan. Hij hield zich absoluut bezig met zijn lezers. Ik kan me niet voorstellen dat Roald Dahl een boekenbakker is.
Als ik kinderen voorlees, merk ik dat kinderen vaak om andere dingen lachen dan ikzelf. Bij de grap waar ik tijdens het schrijven zelf zo om moest lachen, hoor ik alleen de juf gniffelen en bij de grap waarover ik twijfelde, omdat hij misschien toch wel een beetje flauw is, liggen ze dubbel. Had ik die grap eruit moeten laten? Ben ik nu een boekenbakker omdat ik grappen in mijn boeken zet waarvan ik weet dat mijn lezers ze leuk gaan vinden?
En wat betekent ‘op je hurken zitten’ eigenlijk? Een kinderboekenschrijver zou dat volgens Meinderts niet mogen doen. Toch moet een kinderboekenschrijver rekening houden met het niveau van zijn doelgroep. Je schrijft kortere zinnen, gebruikt andere woorden en legt meer uit dan in een roman voor volwassenen. Je ontkomt er als kinderboekenschrijver gewoon niet aan om een stap in de richting van het kind te zetten.
Daarnaast werkt het brein van kinderen ook nog eens totaal anders dan dat van volwassen. Zelfs meneer Meinderts heeft vroeger gelachen om dingen die hij nu flauw vindt. Moet ik mijzelf dan gaan censureren? Waarom zouden we kinderen niet de lol gunnen die we zelf als kind ook hebben gehad? Dat geldt trouwens ook voor clichés. Voor kinderen bestaan er geen clichés. Voor hen is alles nieuw. Dat betekent niet dat je je er als schrijver makkelijk vanaf moet maken. Maar wel dat er voor kinderboeken andere criteria gelden dan voor boeken voor volwassenen. Want kinderen zijn geen miniatuurvolwassenen! Een kinderboekenschrijver moet zich daar rekenschap van geven. En een kinderboekenrecensent die lak heeft aan kinderen, moet zich serieus afvragen waar hij mee bezig is.

Marcel: Haha, nee gekrenkt was ik geenszins en kwaad ook niet. Ik vond de uitspraak om een heel andere reden tenenkrommend. Kijk, Aad mag deze distinctie maken, ik heb daar op zich geen probleem mee. Hij mag er een speech over houden, het uitleggen in een interview, ik vind het allemaal best.
Waar ik wél moeite mee heb, is dat de directeur van het Kinderboekenmuseum deze uitspraken doet en drie weken later doodleuk een groot kinderboekenfeest geeft in datzelfde museum, en daar vol enthousiasme Paul van Loon, Tosca Menten, Reggie Naus, Jozua Douglas, Niki Smit en Jochem Meijer presenteert, schrijvers die – je raadt het nooit! – met hun lezers bezig zijn! Ze schrijven populaire series die (terecht) waanzinnig populair zijn bij een groot publiek, alle prijzen winnen, verfilmd worden, waar merchandise van wordt gemaakt. Hoe de directeur van het Kinderboekenmuseum deze mensen na zijn interview nog recht in de ogen kan kijken is mij een raadsel.
Zeg ik daarmee dat ik deze schrijvers boekenbakkers vind? Integendeel! Deze mensen zijn de helden van ons vak! Zij zorgen er niet alleen voor dat kinderen lezen – ook kinderen met een ander leesniveau en leesbegrip dan boekenwurmen – maar ze redden ook eigenhandig het boekenvak. En nee, dat is geen hyperbool. Zonder de verkopen van deze superhelden valt menig uitgeverij of boekhandel om.
Verder klopt de redenatie achter het onderscheid tussen Schrijvers-met-een-hoofdletter en boekenbakkers-zonder-hoofdletter voor geen meter. Aad zegt: ‘Kinderboekenbakkers doen leuk, maar zijn het niet, gaan op hun hurken zitten, leggen alles uit, zijn voorspelbaar, wentelen zich in clichés, voeren bordkartonnen personages op, spinnen hun verhalen oeverloos uit in kabbelend proza, waarin de taal wegkwijnt. Hun pen is een hark. Bovenal zijn ze met hun lezers bezig.’ Met lezers zijn we allemaal bezig – ook de literaire schrijvers, geloof me – dus dat is geen criterium. De tijd dat een schrijver zijn of haar manuscript uitpoepte en het aan de uitgever overliet te bepalen voor wie het bedoeld was ligt ver achter ons. Dus op die laatste zin na, herken ik geen enkele van mijn collega’s in zijn verhaal. Over wie heeft Aad het dan? Geronimo Stilton? Akkoord, dat is lopendebandwerk en niet heel erg goed. Maar verder? De waanzinnige boomhut? (Overigens vertaald door een van de beste literaire schrijvers die we hebben: Edward van de Vendel.) Onzin! Die boeken zitten vol met taalgrappen, historische verwijzingen en absurdisme waar Wim T. Schippers nog een puntje aan kan zuigen.
Maar wie dan wel? De grote namen? Paul? Tosca? Niki? Ik kan me niet voorstellen dat Aad zijn grote publiekstrekkers tot kinderboekenbakkers zou bestempelen, dus hij moet wel andere schrijvers bedoelen. Wie is mij een groot raadsel.

Denk je dat er een kloof is of ontstaat tussen de literaire kinderboekenschrijvers en de schrijvers van de populaire genres, bijvoorbeeld doordat literaire schrijvers worden beloond met beurzen van het Letterenfonds en de andere schrijvers het zonder beurzen moeten doen?

Marcel: Ik denk eerder dat de kloof steeds kleiner wordt. Wat ik nu ga zeggen is niet erg politiek correct, maar ik zeg het toch: het is over het algemeen een oudemannenklacht. De nieuwe garde (en daar reken ik mij, ondanks dat ik dit jaar level 50 heb gehaald in het spel dat ‘Leven’ heet, ook onder) heeft daar geen enkele boodschap aan.
(En nee, voordat iemand me woorden in de mond legt die ik niet heb gezegd, ik zeg niet dat álle oude mannen er zo over denken, want ik kan er net zoveel noemen die er hetzelfde over denken als ik.)
Op weg naar schooloptredens reis ik veel samen met collega’s – van het literaire en het niet-literaire soort, met en zonder beurs, en iedereen is met hetzelfde bezig: hoe vertel ik zo goed mogelijk mijn verhaal. Hoe zorg ik ervoor dat dit boek beter wordt dan het vorige. Welke technieken gebruik ik? Hoe vaak herschrijf ik mijn manuscript voordat ik tevreden ben?

Jozua: Nee, dat denk ik niet. De kloof ontstaat door mensen als Meinderts die negatieve kwalificaties gaan verzinnen voor bepaalde groepen schrijvers. Ik heb veel respect voor mijn collega’s in het literaire genre. Maar dat is voor mijn gevoel niet wederzijds. Ik weet niet of het zo is, maar soms bekruipt me het gevoel dat sommige literaire schrijvers het hun populaire collega’s kwalijk nemen dat ze zelf zo weinig boeken verkopen. Ik hoop dat het niet waar is, want dat zou ik erg jammer vinden en ook naïef. Kinderen gaan echt niet meer literaire boeken lezen als er geen populaire schrijvers zouden zijn.

Wat vind je van de kwalificatie dat literaire kinderboeken ‘mooie’ boeken zijn? Zijn de andere boeken minder mooi of zelfs lelijk?

Jozua: Dat vind ik arrogante lariekoek.

Marcel: Ik kan me daar gedeeltelijk in vinden. Wat ik ‘mooie’ boeken vind, zijn vaak boeken met in ieder geval een literair aspect. Ik denk aan de mooie metaforen in Lampje van Annet Schaap, de maatschappelijke thema’s in Honderd uur nacht van Anna Woltz, Hoe ik per ongeluk een boek schreef waarin Annet Huizing de hoofdpersoon leert over haar verdriet te schrijven of de kwetsbaarheid in De zee zien van Koos Meinderts. En hoezeer ik ook geniet van populaire boeken, ‘mooi’ is niet het eerste wat in mij opkomt. Ook bij mijn eigen boeken niet, trouwens. Spannend, grappig, meeslepend, dat wel!
Maar dat ben ik! Ik wed dat Jozua net zoveel mailtjes tevoorschijn kan toveren als ik waarin kinderen ons mailen ‘hoe mooi’ ze onze boeken vonden. Ik heb handgeschreven (!) brieven van kinderen die me vertellen dat ze moesten huilen bij Superhelden.nl, of hoe ze hoofdpersoon Iris als rolmodel zien. Zij gebruiken die kwalificatie ‘mooi’ dus wel.
Daarnaast – en dat is misschien nog wel veel belangrijker – is het tegenovergestelde van ‘mooi’ in dit geval niet ‘lelijk’. Mijn boeken hebben niet de stijl van Gideon Samson, Koos Meinderts of van Ted van Lieshout, dat weet ik ook wel. Niet dat ik daar niet naar streef, maar vorm is niet de hoofdzaak bij mijn schrijven. Dat betekent echter niet dat wat ik of mijn collega’s schrijven lelijk is. Daarmee doe je niet alleen ons maar ook onze redacteuren tekort. Dacht je nou echt dat ze bij De Fontein – waar Jozua en ik toevallig allebei uitgegeven worden – geen aandacht besteden aan de taal? Dat ze bij Kluitman, Leopold of LS denken: ach, het is populair, dus het hoeft niet goedgeschreven te zijn? Ik ben toch niet de enige die denkt: wat een idioterie!
Zijn er dan geen slecht geschreven boeken? Tuurlijk wel! Er zijn zelfs niet-heel-goed-gelukte boeken van uitstekende schrijvers. Ik heb er zelf ook een paar op mijn naam staan. Maar er is ook mislukte literatuur, lelijke literatuur, en het allerergste: saaie literatuur. Menig literair werk blinkt uit in vorm en gaat nergens over. Is dat dan ‘mooi’?

Meinderts had het over ‘de innerlijke noodzaak’ om te schrijven. Wat vind je van die opmerking? Heb je zelf een innerlijke noodzaak?

Marcel: Ik herken mij heel erg in die uitspraak. Elk nieuw boek is een verhaal dat ik móét vertellen. Vaak denk ik er jaren over na, voordat ik zelfs maar aan de eerste pagina begin. Ik heb tientallen schriftjes met aantekeningen, scènes, zinnen en personages voor boeken die ik de komende jaren wil schrijven. Al vanaf het moment dat ik begon met het schrijven van AVI-boeken (voor Zwijsen) tot aan de Superhelden.nl-reeks (De Fontein) vertel ik mijn verhalen. Ik experimenteer met structuren en verhaalvormen, werk aan m’n stijl en probeer met ieder boek dichter bij het perfecte boek te komen. En ik schrijf de eerste versie altijd voor mijzelf. Pas daarna ga ik met de redacteur werken aan een versie die geschikt is voor al die andere lezers die we willen bereiken.

Jozua: Ik schrijf zeker uit innerlijke noodzaak. Als ik voor het geld zou schrijven, had ik beter geen kinderboekenschrijver kunnen worden. Je kunt met schrijven echt veel meer geld verdienen. Ik schrijf trouwens niet op bestelling. Kinderen vragen me weleens: ‘Wilt u een boek over paarden schrijven?’ Dan zeg ik: ‘Dat doe ik alleen als ik daar zelf zin in heb.’

Zijn boeken die de Griffeljury kiest beter dan boeken die de Kinderjury bekroont?

Jozua: Voor volwassenen, misschien. Maar het zijn kínderboeken. Voor een kinderboekenschrijver zou de mening van een kind altijd belangrijker moeten zijn dan de mening van zijn collega’s of van volwassenen.

Marcel: Ja, bijna altijd. Wat zij doen, dat kan ik niet. Nog niet, in ieder geval. Veel van mijn collega’s zijn meesterlijk in het combineren van plot, personage, vorm en stijl, hun boeken zijn literair én toegankelijk en dat is wat mij betreft de ideale situatie. Er zijn echter ook prachtige literaire jeugdboeken die ik als kind verschrikkelijk zou hebben gevonden. Ik ben vrijwilliger in de mini-bibliotheek op de school van onze kinderen, daar worden boeken ongelezen teruggebracht door kinderen omdat ze er helemaal niets van begrijpen. Voor deze kinderen zijn Griffels verre van een aanbeveling.

De Griffeljury moet niet letten op leesplezier, vindt Meinderts. Wat denk je hiervan?

Marcel: Helemaal met Aad eens. Laten we vooral stoppen met het onze lezers naar de zin te maken. Ik vind eigenlijk dat we nog verder moeten gaan: koks moeten niet meer proberen iets lekkers te maken, artiesten gaan voortaan alleen nog maar onbegrijpelijke muziek maken en in het theater spelen we slechts stukken die alleen de absolute grachtengordelelite begrijpt. Fuck het publiek. 

Jozua: Mensen die dit soort dingen zeggen moeten oppassen dat ze niet in een van mijn boeken terechtkomen. Beleeft Meinderts zelf dan geen plezier aan de boeken die hij bekroont? Of telt alleen zijn eigen leesplezier en is het plezier van kinderen daaraan ondergeschikt? Dit vind ik echt een heel merkwaardige opmerking. Ik hoop dat hij er inmiddels spijt van heeft, want dit is werkelijk tenenkrommend.

Wil je nog iets kwijt, dan kan dat hier.

Jozua: Er is de laatste tijd een discussie ontstaan over de Kinderjury. Kinderen zouden in de huidige opzet niet de juiste boeken kiezen. Mensen als Meinderts pleiten ervoor om een groslijst te maken met boeken waaruit ze mogen kiezen. Ik ben daar faliekant op tegen. Als volwassenen zich met de Kinderjury gaan bemoeien is het geen Kinderjury meer.
Er zijn in dit land twee belangrijke prijzen voor kinderboeken: de Kinderjury, waarin het kind zijn stem laat horen en de Griffeljury, waarin een vakjury een boek bekroont. Toen Aad Meinderts, in zijn tijd als voorzitter van de Griffeljury, ooit eens werd gevraagd of hij geïnteresseerd was in de mening van kinderen, zei hij: ‘Kinderen moeten op de gang.’ Prima. Dat mag hij vinden. Maar als het over de Kinderjury gaat, zeg ik: ‘Aad Meinderts moet op de gang.’ Volwassen mogen zich pas met de Kinderjury bemoeien als kinderen zich met de Griffels mogen bemoeien.
Ik zou het overigens wel een goed idee vinden om de werkwijze van de Kinderjury wat aan te passen. Martijn Wolberink, senaatslid in 2016, vertelde me dat hij het leuk zou vinden als de Senaat helemaal zelf mocht bepalen wie de prijs van de Senaat krijgt. Nu heeft de Senaat slechts de keus uit de vijf populairste boeken binnen een bepaalde leeftijdscategorie. Martijn pleit ervoor om de Senaat meer invloed te geven. Ik vind dat een erg goed idee. Laat de Senaat een boek bekronen op dezelfde manier als waarop de Griffeljury haar boeken bekroont. Stel ze een jaar van tevoren aan. Laat uitgevers boeken insturen. Ze hoeven niet alles te lezen, maar liefst wel zoveel mogelijk. Uit deze boeken kiezen zij een shortlist en daaruit bekronen ze een boek. Op die manier is het ook voor literaire schrijvers en debutanten mogelijk om een Kinderjuryprijs te winnen. De publieksprijs moeten we niet afschaffen. Het is een prachtige manier om kinderen bij boeken en de beoordeling ervan te betrekken.

Marcel: Op mijn arm staat levensgroot: ‘You get what anyone gets. You get a lifetime’ getatoeëerd. Het komt uit een literaire strip (überhaupt een paradox volgens de culturele elite) The Sandman van Neil Gaiman. Kinderen die ik tref zeggen: er staat eigenlijk ‘YOLO – You Only Live Once’ Ze hebben gelijk. Ik ben vijftig jaar en heb bijna vijftig boeken geschreven. Sommige daarvan zou ik nu niet meer schrijven. Niet omdat ze niet goed zijn, maar omdat ik het nu zonde van mijn tijd zou vinden. Ik ben in een ander stadium beland en mijn lezers ook. En eerlijk gezegd denk ik dat Aad en consorten eigenlijk dit bedoelen: schrijver, schrijf de boeken die jouw tijd waard zijn. Lezer, lees de boeken die jouw tijd waard zijn. Onze tijd is beperkt, niet alleen op aarde, maar ook gewoon, op de dag zelf. Lees wat je inspireert, lees wat je ontroert, schrijf wat je kwijt moet, en wat gelezen moet worden, wat dat ook is. Want laten we eerlijk zijn, deze drieduizend-en-meer woorden die Jozua en ik aan dit interview hebben besteed, de uren die we hebben nagedacht over hoe we onze antwoorden gingen formuleren, gingen niet naar onze boeken. En dat is eigenlijk heel jammer.

Vragen: Pieter Feller

Andere recensies

Een koord boven de afgrond – Cyrille Offermans – De Arbeiderspers – 616 blz. Een iets beschuttere plek misschien (2017), Midden in het onbewoonbare (2020), en dan nu Een koord boven de afgrond (2023): de titels van de gebundelde dagboeknotities van Cyrille Offermans worden...
Lees verder Categorie: Essays, Literatuur
| Reageer!
Breydel – Lisa Demets – Uitgeverij Vrijdag – 265 blz. Op 11 juli 1302 versloegen de volksmilities van enkele Vlaamse steden het prestigieuze Franse ridderleger nabij de stad Kortrijk. De onverwachte nederlaag sloeg in als een bom. Na de slag verzamelde de Vlaamse coalitie...
Lees verder Categorie: Geschiedenis, Non-fictie
| Reageer!
Zo voelt het om een vogel te zijn – Tim Birkhead – Illustraties: Catherine Rayner – Vertaling: Steven Blaas – Lemniscaat – 48 blz. Informatieve boeken zijn bijna nooit heel geschikt om voor te lezen. Zo voelt het om een vogel te zijn is...
Lees verder Categorie: Dieren & Natuur, Non-fictie
| Reageer!