Tedere, troostende woorden op de drempel
Dood-gewoon – Bette Westera – Illustraties: Sylvia Weve – Gottmer – 112 blz.
Niets is gewoner dan de dood en toch wordt er zoveel over gezwegen. Dat wil zeggen: in gewone mensenlevens, in de literatuur is het immers een belangrijk thema. Bette Westera heeft het aangedurfd om veel facetten van de dood te beschrijven, te benoemen, er fijntjes de spot mee te drijven en dat alles in tedere, troostende gedichten. Voor kinderen vanaf een jaar of negen maar zeker ook voor hun ouders, meesters en juffen, kort gezegd voor alle volwassenen. Soms bestaat een gedicht uit een zin, soms uit twee bladzijden vol zinnen maar overal schrijft ze vol liefde en schoonheid. Ze draait nergens omheen en toch is het boek niet zwaar op de hand. Gezien het onderwerp is het wel aan te raden om niet in een keer alle gedichten tot je te nemen; je eet tenslotte ook geen bonbondoos in één keer leeg, je neemt de tijd om te proeven.
Het liefst zou ik een groot deel van de gedichten hier citeren, maar gezien de omvang van het boek gaat dat niet. Afhankelijk van je eigen leeftijd en je eigen achtergrond zullen gedichten je raken. Zoals: “Ik wil je graag iets vragen, dood, Mag ik even op je schoot?” Om te eindigen met: “Vijf minuutjes lijkt me fijn. Dan denk ik dat ik later, als je langzaamaan dichterbij komt, minder bang voor je zal zijn.”
Over gemis dat eindigt met: “Ik mis je nergens echt het ergst, maar altijd overal.”
Over Rouwkaart waarin ze beschrijft wat ze allemaal niet wil, geen knuffels en condoleances en “Geen handen op schouders, geen steun in de rug, Wij willen alleen maar ons zusje terug.” Bij een tekening, waarover later meer, met een hinkelhok dat eindigt bij de 7: “Dode opa’s, dode oma’s, dode dieren kan ik aan. Maar een meisje uit groep zeven hoort nog lang niet dood te gaan.”
Ze introduceert nieuwe woorden als Dodemoederdag, Voornumaals en een begrip als Nooit meer is voor altijd. De woorden die ze gebruikt zijn niet moeilijk te begrijpen en niet zwaar, maar de volgorde waarin ze ze schikt is iedere keer verrassend en mooi. Geen thema blijft onbenoemd, ook leven na de dood, de zelf gekozen dood, hoe mensen in verre landen omgaan met de dood, de dood van je dier, je zusje, je klasgenoot, je oma of opa, de vragen die je hebt en het gemis en verdriet.
Wat het boek nog minder doodgewoon maakt is de lay-out en zijn de illustraties. Het hele boek is royaal uitgevoerd, in linnen gebonden, fullcolour geïllustreerd. Afwisselend blader je door hele en halve bladzijden. Gedichten en illustraties passen wonderschoon bij elkaar. Voorbeeld: het hinkelhok zoals je ze ziet op een schoolplein (bij het gedicht dat ik eerder noemde) en de kleurrijke illustraties bij de dodendans Fiesta de los Muertos. Zelfs de inhoudsopgave is een feestje: het is uitgevoerd als een tijdslijn. Het geheel is een streling voor oog en oor.
Achterin het boek legt de schrijfster in prettig taalgebruik één en ander uit over de thema’s die ze beschreef. Het hospice, de manier waarop we begraven of gecremeerd worden, euthanasie, de namen van de dood. enz. enz. Het geeft een inkijkje in haar manier van werken. Voor mij is dit boek, dat bijna aan het eind van het jaar uitkwam, het Boek van het Jaar. Het mag alle prijzen winnen in 2015.
Het laatste gedicht zegt eigenlijk alles:
“Hier lig ik dan.
Begraven in een grazig stukje groen,
en denk wat ik al eerder dacht
de dood is goed te doen.”
One thought on “Tedere, troostende woorden op de drempel”