Van vrolijk naar in de put en weer terug
Mijn moeder kookt soep van tafelpoten – Aefke ten Hagen – Illustraties: Iris Boter – Kluitman – 145 blz.
Je merkt algauw dat het er bij Sofie, de beste vriendin van Fiep, heel anders toegaat dan bij Fiep thuis. Bij Sofie is alles goed geregeld; de afwas wordt iedere dag gedaan, er zijn geen uitpuilende wasmanden en er wordt op tijd gegeten. Bij Fiep gaat het er heel anders aan toe, tegengesteld, eigenlijk. Fieps vader doet wel erg zijn best om een beetje structuur in het huishouden te krijgen, maar Fieps moeder maakt er dan vervolgens weer een zootje van. Dat ze daar niet veel aan kan doen, komt al snel aan de orde: Fieps moeder heeft een bipolaire stoornis, waardoor ze het ene moment heel vrolijk kan zijn, en het andere moment diepbedroefd. Deze aandoening uit zich niet alleen in momenten, maar ook in hele periodes, waarin ze óf dagenlang in bed ligt, óf juist overdreven energiek en opgewekt over straat huppelt en gênante toeren uithaalt, waar Fiep zich vervolgens voor schaamt.
Kinderboeken over een bipolaire ouder zijn er niet veel. Hetzelfde moet auteur en ervaringsdeskundige Aefke ten Hagen gedacht hebben. Of ze zelf wel eens geprobeerd heeft soep te koken van tafelpoten weet je als lezer niet, maar ongetwijfeld heeft ze het nodige aan persoonlijke ervaringen in dit boek verwerkt.
Gelukkig is het evengoed geen zwaar op de maag liggend verhaal geworden. Ten Hagen is er goed in geslaagd een en ander aan de kaak te stellen en toe te lichten zonder dat er sprake is van overdreven drama. De auteur weet echter wél te ontroeren en met haar toon bij de lezer binnen te komen. Je voelt met Fiep en haar frustraties mee, net zoals je kunt meevoelen met de onmacht van haar moeder zelf, en die van haar vader, die de boel in zo goed mogelijke banen probeert te leiden.
Hoewel er naar mijn smaak net iets te veel wordt uitgelegd en ook niet alles even logisch is (de verstuikte enkel met een bult zo dik als een tennisbal lijkt ineens over) is Ten Hagen er wel in geslaagd om een goede mix te vinden tussen drama en humor, en tussen behandelen en bespreken van een heikel onderwerp en een goed opgebouwd verhaal. Het is evengoed geen ‘eind goed, al goed’-verhaal geworden, dat zou ook niet reëel zijn. Een aandoening als een bipolaire stoornis is niet iets wat overgaat, daar zit je de rest van je leven aan vast. Wat wél kan, is er zo goed mogelijk mee leren omgaan, en als er medicijnen nodig zijn, die ook te nemen, want daar gaat het vaak fout. Ook dat laat Ten Hagen in dit boek heel goed zien, zonder belerend of moraliserend te zijn.
Wat fijn is aan dit boek, is dat het niet alleen gaat over Fieps moeder en haar aandoening. De elfjarige Fiep heeft zelf ook een leven, en Ten Hagen heeft er een mooi liefdeslijntje in verwerkt, dat extra betekenis aan het verhaal geeft, en de nodige lucht en vaart. Ook de vrolijke strooitekeningetjes van Iris Boter dragen bij aan de verluchtiging van het verhaal.
Ik hoop dat dit boek veel voorgelezen zal worden op scholen. Niet alleen om meer begrip te kweken voor mentale stoornissen in het algemeen, maar ook om kinderen die zelf in een dergelijke thuissituatie zitten een hart onder de riem steken. Het wordt hoog tijd dat er openlijker over deze onderwerpen gesproken wordt, en dat ook kinderen er openlijker over durven te praten. Dit boek biedt daar alle mogelijkheden toe.
Boek bestellen!