Zelfs Japan is geïnteresseerd in het boek van twee kaaskoppen.
Dit zou oorspronkelijk een dubbelinterview worden over de ontstaansgeschiedenis van het boek Kodo, de weg van de boog, maar door ziekte van Bert Kouwenberg zijn de vragen beantwoord door Mark Janssen.
Bert Kouwenberg(1947) schrijft meestal verhalen die zich afspelen in andere tijden en/of landen. In zijn boeken schept hij vaak een geheimzinnige sfeer. Naast schrijver is Kouwenberg ook lange tijd leraar geweest op een basisschool in Den Haag. Hij is tevens bekend vanwege het ontwikkelen van taalprogramma’s voor allochtone en Nederlandse kinderen. Hij werkte mee aan de methode voor voortgezet lezen Wie dit leest, de wereldoriëntatiemethode De grote reis en de taalmethode Zin in taal. Zijn meeste recente boek is Kodo, de weg van de boog samen met Mark Janssen (Eijsden 1974).
Mark studeerde aan de Academie Beeldende Kunsten in Maastricht. Na zijn afstuderen in 1997 vestigde hij zich als fulltime illustrator in Valkenburg a/d Geul, waar hij een atelier aan huis heeft. Hij maakt illustraties voor zowel kinderen als voor volwassenen. Vanaf zijn eerste kinderboek Mijn vriend de sjeik van Ulf Stark tot aan nu werkte hij mee aan meer dan tweehonderd jeugd- en prentenboeken voor bijna alle grote Nederlandse en Belgische uitgeverijen. Veel van de boeken werden vertaald en uitgebracht in meer dan tien landen. Er verschenen enkele boeken van zijn hand voor beginnende lezers bij uitgeverij Zwijsen, waarvoor hij zowel de tekst als de tekeningen leverde.
Hadden jullie vóór Kodo al eerder samengewerkt?
Ja, we hebben al vaker samengewerkt. Onze eerste samenwerking dateert volgens mij uit de jaren 2000, toen ik veel educatieve methodes tekende voor Uitgeverij Zwijsen en Malmberg, en Bert daar de rol vervulde van auteur of zelfs van projectleider van de methodes. Ik kende hem toen nog niet persoonlijk maar ik werd ondertussen een favoriete illustrator en hij plaatste me vaak zo in de methodes, dat ik zijn teksten illustreerde.
Onze eerste samenwerking in de kinderboeken dateert van 2009 toen Bert samen met auteur An van ’t Oosten In het spoor van de Rode Leeuw (Davidsfonds) schreef, over een groep zwerfkinderen die aan het eind van de zestiende eeuw, van Noord- naar Zuid-Spanje trokken om in Sevilla op een schip te vertrekken naar De Nieuwe Wereld. In de hoop een nieuw en beter leven te beginnen. Een jaar later illustreerde ik In naam van de Vrijheid, het vervolg op de historische avonturenroman van Bert en An.
Het grappige is, dat ik in beide boeken al in het klein deed wat ik bij Kodo heb gedaan; in de huid kruipen van de beeldtaal van die tijdsperiode waarin het verhaal zich afspeelt. In het eerste boek zijn dat middeleeuwse prenten en initialen, en in het tweede deel verdiepte ik me in de Azteekse hiërogliefen. Bert leverde in beide gevallen het historisch verantwoorde materiaal aan, bij de Azteekse illustraties zelfs met goedkeuring van antropoloog dr. Erik Boot. Ik kon steeds met een gerust hart en een bulk aan informatie aan mijn deel beginnen!
Het grote verschil tussen deze twee boeken en Kodo, dat is dat ik mijn ideeën moest comprimeren naar relatief kleine zwart/wit illustraties.
Het verhaal van Kodo is eerder als jeugdroman uitgebracht onder de titel Kodo, de weg van de samoerai.
Hoe is bij jullie het idee ontstaan om dit verhaal samen tot een groot formaat prentenboek om te toveren?
Ik had een paar keer gemopperd dat er meer in het vat zou kunnen zitten, als de illustraties niet zo geperst hoefden te worden in het keurslijf van een leesboek op formaat 14,5 x 22 cm, met grijstoon illustraties. Dat de illustraties zo rijk waren aan uitstraling, en historisch verantwoord, maar dat de glans er een beetje afging op het formaat van de leesboeken.
Ik denk dat Bert dat heeft opgepikt en buiten mijn medeweten om is hij begonnen aan het herschrijven van de jeugdroman van Kodo. Bert wilde mij eind 2011 spreken, over een heel nieuw project van hem waarin ik een behoorlijke rol zou moeten gaan spelen. Hij legde me het verhaal voor en zijn ideeën. Ik vond het meteen geweldig. Mijn aandeel in die eerste bespreking was dat we het gingen proberen op twee voorwaarden: dat we zonder uitgever aan het project gingen beginnen (geen stress met een mogelijke deadline) en dat het fysieke formaat boek een hoge ‘wauw’-factor moest hebben.
Hoe zijn jullie te werk gegaan?
Na een tijdje leverde Bert mij een ringbandboekje aan met het herschreven Kodo-verhaal. Alles tot in de puntjes verzorgd en gepresenteerd. Op sommige punten in de tekst zaten hiaten, open plekken die ik zou kunnen gaan opvullen met illustraties. Als suggestie had Bert erbij gezet wat zich er zou moeten afspelen, maar ik werd ook nog vrij gehouden om de scène in een of twee illustraties te laten zien. Dat gebeurde meteen al bij de eerste prent in het winterbos. Ik vond het zonde om te veel in deze verstilde prent te stoppen en daarom kwam er meteen een illustratie achteraan waarbij Kodo en zijn vader voetstappen zien in de verse sneeuw. Dat is zelfs een paar keer gebeurd in het boek. Die vrijheid had ik gelukkig.
Hoe lang heeft het maakproces voor jou geduurd, Mark?
Behoorlijk lang! Alhoewel ik heel graag de uitdaging wilde aangaan, heb ik toch weken moeten zoeken naar de vorm van de beeldtaal. Het grote witte vlak van de eerste prent, het begin, schrok toch af. Ik ben begonnen met googlen op alle trefwoorden die je maar kunt verzinnen en die betrekking hebben op het Kodo-verhaal; plaatjes bekijken van samoeraikrijgers, de Japanse middeleeuwen, ninja’s, de Fujivulkaan, veerboten, vlinders, klederdracht, zwaarden en pijl en bogen… Keer op keer kwamen de Ukiyo-e, de Japanse prenten, naar voren in de zoekopdrachten. Wat een schoonheid en diversiteit in die beelden! Wat als ik…..?
Ik besloot in de kerstvakantie van 2011 wat te gaan proberen. Kijken of ik dat wat in mijn hoofd had, op beeld kreeg. Tegen het einde van de kerstvakantie had ik de eerste drie prenten klaar en was ik helemaal uitgeput! Ik had de ‘sleutel’ gevonden en met een aantal nachten om 3 uur opstaan omdat ik klaarwakker van de adrenaline alles lag te overdenken, waren de eerste stappen gezet.
Vervolgens heeft het toch nog twee jaar geduurd voordat alle 19 prenten klaar waren, niet omdat ik geen zin had om eraan te werken, of inspiratieloos was. Nee, er kwamen 1001 illustratieopdrachten tussendoor. In de avonduren of op een dag in het weekend werkte ik aan de prenten voor Kodo. Op het eind van de rit, begin 2014, zag ik al weer kleine dingetjes in de eerste prenten die me niet bevielen en die ik wilde aanpassen. Zo ben ik 3 jaar bezig geweest.
Was het van tevoren bekend dat het zo’n groot boek zou worden of is dat idee pas later ontstaan?
Zoals ik net al zei; het was voor mij dit of niets. Meteen vanaf het begin hebben we ingezet op dit grote formaat. De prenten werken ook niet als je ze gaat verkleinen. Althans dat zegt mijn gevoel. We wisten ook dat we van een uitgever heel wat vroegen om het uit te geven op deze manier; groot formaat en 110 pagina’s in kleur drukken. Ik wilde de ‘wauw-factor’ krijgen en dat kon echt alleen maar op deze manier.
In 2013, bezig aan de laatste prenten, vonden we de tijd rijp om een uitgever te benaderen. Bij uitgeverij Moon met Mariska Budding (later opgevolgd door Thille Dop) en Hannerlie Modderman hadden we een deal waar we heel gelukkig mee waren. Het boek werd aangekondigd in de aanbiedingsfolder, maar werd op het laatste nippertje ervan afgehaald. De financiering kwam toch niet rond!
Omdat ik al jaren erg prettig samenwerk met uitgeverij Clavis, was het natuurlijk een logische stap om vervolgens daar het boek te presenteren. Binnen tien minuten hadden we een overeenkomst, zonder mitsen en maren!
Hebben jullie bij uitgeverij Clavis zelf ideeën aangedragen voor de vormgeving of werden jullie er zelf ook door verrast?
Gedurende die drie jaar hadden we genoeg tijd om onze gedachten te laten gaan over de vormgeving. We wilden het eerste seizoen van het verhaal, de Winter, opgemaakt presenteren aan een potentiële uitgever. Zo van; ‘dit is hoe wij het project zien’. We besloten een typograaf, René Verkaart, te benaderen van Ontwerpbureau Stoere Binken Design, om dit eerste deel vorm te geven. Hij is dus eigenlijk de bedenker van de basis van Kodo, de weg van de Boog. Omdat Clavis een eigen ontwerpstudio in huis heeft, hebben zij hun stempel gedrukt op het geheel, maar de basis werd door onze typograaf gelegd.
Hadden jullie op voorhand in gedachten dat het net zo goed een prentenboek voor volwassenen moest worden?
Nee, ik denk dat dat zo gegroeid is. Alhoewel Bert natuurlijk al lang wist dat hij met het verhaal zowel jongeren als ouderen kon interesseren. Er zit een dubbele laag in, die volwassenen sneller oppikken dat de jongere lezers. We kregen wel met de beeldtaal die we gebruikten, opeens nog een behoorlijk groot aandeel ‘volwassen inslag’ erbij. Het zijn geen kinderachtige tekeningetjes geworden, zeg maar.
Had je meteen in het begin al het beeld van de covertekening voor ogen?
Je zult het misschien niet geloven, maar na de laatste prent die ik maakte, was ik er helemaal klaar mee. Niet in de zin van dat het me niet meer interesseerde, integendeel, maar ik vond het heerlijk om een ander die keuze te laten maken. Elke prent is een kind van me, dus het maakte mij eigenlijk niet veel uit welke het zou worden. De typograaf koos bij de eerste presentatie voor de prent met de Vuurvogel. Uitgeverij Moon nam die mee over. Vervolgens presenteerde uitgeverij Clavis de groene prent met de monnik als cover in hun aanbiedingsfolder, omdat de Vuurvogel te expressief zou zijn en niet de lading van het verhaal dekte. Een week voordat het boek naar de drukker zou gaan, is er door de ontwerpstudio nog een ingreep gedaan door een nieuwe definitieve cover te presenteren. De cover met de grote golf! Dat lijkt nu wel een gouden greep te zijn geweest, want ik word er nog steeds erg blij van!
Is het boek al verkocht aan het buitenland?
Nee, het boek is nog niet zolang uit. Een behoorlijk groot aantal buitenlandse uitgevers heeft wel al enorm positief gereageerd en de Engelse vertaling opgevraagd. Een Japanse uitgever meldde zich al bij Clavis, en sprak zijn ongeloof uit dat dit van twee kaaskoppen komt. Het zou wat zijn; een uitgave in het Japans! De cirkel zou voor mij rond zijn.
Zijn er plannen voor volgende gezamenlijke projecten of was dit een eenmalig avontuur?
Als de tijd rijp is, dan meldt Bert zich wel! Ik sta er in elk geval open voor. Dat spreekt voor zich!
Als je vijf favoriete boeken zouden mogen noemen, wat zou dat voor lijstje opleveren?
Ik ga vijf boeken noemen van Nederlandse illustratoren, ze hebben elk wat speciaals dat ik bewonder:
Kleine Sofie en Lange Wapper van Els Pelgrom en Thé Tjong Khing. Altijd goed!
Nederland van Charlotte Dematons. Pas met dit boek en met het Sinterklaas-boek is ze volledig op de juiste plek terechtgekomen. Ik was eerst geen fan van haar werk, nu wel!
De Mejuffrouw Muis boeken van Erik van Os/Elle van Lieshout en Marije Tolman; er zit zo veel warmte in de prenten!
Agent en Boef van Tjibbe Veldkamp en Kees de Boer; geen artistieke boeken, maar heel geestig en Kees de Boer is een erg goede tekenaar.
Dood-Gewoon van Bette Westera en Silvia Weve; juist de cover vind ik het minst mooi, maar wat gaat Weve lekker los. De laatste jaren is ze alles door elkaar aan het doen, door niets of niks geremd. En dat is haar kracht.
Vragen van Tiny Fisscher