Prachtig eerbetoon aan dieren
Zijn we slim genoeg om te weten hoe slim dieren zijn? – Frans de Waal – Atlas Contact – 335 blz.
De titel van het boek is een zeer interessante vraag die reeds in het voorwoord volmondig met ‘ja’ wordt beantwoord. Maar de auteur voegt er meteen aan toe dat dit antwoord slechts in de laatste decennia tot stand is gekomen. Gedurende het grootste deel van de vorige eeuw stond de wetenschap immers overdreven terughoudend en sceptisch tegenover intelligentie bij de medebewoners van onze planeet. De twee toonaangevende wetenschappelijke denkrichtingen zagen dieren ofwel als stimulus-responsmachines die erop uit waren beloningen te krijgen en straf te vermijden, of als robots die genetisch begiftigd waren met nuttige instincten. Voordat de vraag kon gesteld worden of dieren over een bepaalde vorm van intelligentie beschikken, heeft de wetenschap een zeer hardnekkige innerlijke weerstand moeten overwinnen.
Frans de Waal stelt duidelijk dat we mens en dier niet zomaar naast elkaar mogen vergelijken. De mens is ook een dier. We moeten niet twee afzonderlijke categorieën van intelligentie bestuderen maar wel de variatie binnen één enkele categorie. We moeten rekening houden met de ‘Umwelt’ van een dier. ‘Umwelt’ legt de nadruk op de egocentrische, subjectieve wereld van het organisme. Een eekhoorn vragen om tot tien te tellen is een oneerlijke en irrelevante vraag. Het leven van een eekhoorn draait niet rond tellen maar het diertje is een expert in het terugvinden van verstopte nootjes terwijl wij soms onze geparkeerde auto niet terugvinden. Vleermuizen beschikken over een uiterst geavanceerd systeem om met hun echo’s zeer nauwkeurige waarnemingen te doen. Er zijn wel degelijk veel vormen van intelligentie.
Wat ook enorm belangrijk is bij experimenten met dieren is het gebruik van de passende test bij de desbetreffende diersoort. Zo werden gibbons vroeger beschouwd als achtergebleven primaten. Maar men had over het hoofd gezien dat gibbons uitsluitend in bomen wonen. Hun handen werken meer als haken in vergelijking met de veelzijdige grijp- en voelorganen van de meeste andere primaten. Uit aangepaste testen blijkt nu dat gibbons dezelfde intelligentie hebben als andere apen. De grote uitdaging bij dieren is het vinden van slimme testen die passen bij het temperament, de aandacht, de anatomie en de zintuiglijke vermogens van dieren.
Uit dergelijke experimenten blijkt dat heel wat vermogens zich niet alleen bij de mens voordoen. Gezichtsherkenning bijvoorbeeld. De Waal haalt het voorbeeld aan van chimpansees die hem nog herkenden toen hij na dertig jaar terug in Burgers’ Zoo (Arnhem) kwam. Gezichtsherkenning blijkt zich overigens niet alleen voor te doen bij primaten maar ook bij kraaien, schapen en zelfs bij wespen. Een ander voorbeeld: het gebruik van werktuigen beperkt zich eveneens niet alleen tot de mens of primaten. Ook bij zeeotters, kraaien, puttertjes, krokodillen en zelfs bij de geaderde octopus komt het hanteren van werktuigen voor.
De Waal besteedt heel wat aandacht aan een andere eigenschap die als uniek menselijk wordt geacht namelijk taal. Over taal stelt hij dat er buiten de mens geen andere soorten zijn die communiceren in symbolen die even rijk en functioneel zijn als de onze. Maar als je de taal opdeelt in onderdelen, dan vind je een aantal van deze onderdelen terug bij dieren. Zo geeft de Waal in zijn boek nog tal van andere voorbeelden van onderzoeksresultaten van biologen inzake ‘menselijke’ eigenschappen zoals samenwerking, empathie en zelfbewustzijn.
Frans de Waal is een Nederlands/Amerikaanse etholoog en primatoloog die na zijn promotie als bioloog in 1977 een zesjarige studie uitvoerde naar de chimpanseekolonie van Burgers’ Zoo in Arnhem voordat hij naar de Verenigde Staten verhuisde. Hij publiceerde reeds verschillende werken over chimpansees maar zoals uit dit boek overduidelijk blijkt, baseert hij zich niet alleen op onderzoeken van primaten.
Zijn we slim genoegd om te weten hoe slim dieren zijn behandelt de onderzoeksresultaten van de laatste decennia in verband met intelligentie bij dieren. Op een vrij toegankelijke manier weet Frans de Waal de lezer te overtuigen om met een open geest en vooral met een minimum aan vooronderstellingen te kijken naar dieren. De tekst is doorspekt met tal van (soms verbazingwekkende) prestaties van dieren. Uit de bibliografie achterin blijkt dat de auteur zich gebaseerd heeft op diverse onderzoeken. Voor de lezers die niet vertrouwd zijn met wetenschappelijke terminologie is achterin nog een zeer handige verklarende woordenlijst opgenomen. Een register sluit het boek af.
Wie houdt van dieren moet dit boek absoluut lezen!
Kris Muylle