“De journalistiek in en dan schrijfster worden”
Joukje Akveld (1974) is journalist en schrijver. Ze werkte bij diverse uitgeverijen en schrijft als journalist over kinderboeken en theater voor onder meer Het Parool, tijdschrift Lezen en Vrij Nederland. Daarnaast vertaalt ze prentenboeken en publiceerde ze verschillende uitgaven over kinderboekenmakers. In 2012 verscheen haar eerste prentenboek, Olle wist zeker dat hij geen bril nodig had, met tekeningen van Sieb Posthuma. Olle verscheen ook in Duitsland en Denemarken. ABC Dragt, over het leven en werk van Tonke Dragt dat ze samen met Annemarie Terhell schreef, werd in 2014 bekroond met een Vlag & Wimpel door de Griffeljury. In dat jaar verscheen ook haar tweede prentenboek Ga toch fietsen! met tekeningen van Philip Hopman. Ook Ga toch fietsen! zal in Denemarken verschijnen.
Voorjaar 2015 verscheen Een aap op de wc – een dierentuin in oorlogstijd, met tekeningen van Martijn van der Linden. Dit non-fictieboek voor kinderen gaat over de Rotterdamse Diergaarde tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Werd in het gezin waarin je bent opgegroeid veel gelezen?
Ja. Mijn vader was jurist, mijn moeder wiskundige. Er waren veel boeken in huis. Ik was lid van de bibliotheek en kreeg boeken met mijn verjaardag en Sinterklaas. Mooie herinnering: voor we op vakantie gingen, gingen we met de hele familie naar de Slegte waar wij kinderen een stapel boeken mochten uitzoeken.
Welke boeken las jij als kind graag?
Ik las breed. De gebroeders Leeuwenhart was een favoriet, maar ook Oorlog zonder vrienden van Evert Hartman en Opstand! van Anke de Vries. Ik las hele series paardenboekjes van Kluitman naast de boeken van Aidan Chambers en Peter Pohl. Dolf Wega uit Kruistocht in spijkerbroek staat me nog net zo bij als Mario uit Vakantie in Benidorm.
Wilde je als kind al schrijfster worden?
Ja. Dat durf ik zo stellig te zeggen, omdat het zwart op wit staat. Toen ik een jaar of tien, elf was ben ik samen met mijn zus geïnterviewd door het kindertijdschrift Ezelsoor omdat we boeken schreven op de oude typemachine van mijn vader. In dat interview staat de volgende quote: “Ik wil de journalistiek in en dan schrijfster worden. Ik denk dat ik dan kinderboeken ga schrijven.”
Als journaliste maak je interviews, en schrijf je over kinderboeken en theater. Heb je die hoek bewust gekozen of merkte je gaandeweg dat je daar het beste tot je recht komt?
Dat is geleidelijk zo gegroeid. Toen ik voor Kidsweek werkte heb ik daar een pagina jeugdtheater opgezet. Daarna kon ik bij Het Parool over jeugdtheater schrijven. Toneel voor volwassenen kwam daar later bij.
Met Olle wist zeker dat hij geen bril nodig had, schreef je je eerste prentenboek en onlangs verscheen Van wie is die hoed?, het eerste deeltje van een peuterserie. Daarnaast schrijf je non-fictieboeken, voor zowel kinderen als volwassenen. Zijn dit de twee genres waar je op wilt blijven focussen, of heb je ook oren naar het schrijven van een roman?
Ik vind het leuk om verschillende soorten boeken te bedenken en schrijven. Je weet dus maar nooit.
Jouw boeken worden bij diverse uitgeverijen uitgegeven. Hoe kwam je met Een aap op de wc bij Hoogland & van Klaveren terecht?
Daar is mijn eerste boek Tekenaars verschenen en later ook het boek over Sieb Posthuma. Ik wilde het boek over de Rotterdamse Diergaarde tijdens de Tweede Wereldoorlog graag bij de mannen in Hoorn maken. Gelukkig wilden zij dat ook.
Hoe lang heb je aan dit boek gewerkt, qua research en qua schrijven?
Ik weet het niet heel precies, omdat ik het schrijven van een boek altijd combineer met mijn journalistieke werk. Ik weet in elk geval dat ik eind 2013 voor het eerst in het Rotterdamse gemeentearchief zat. En dat het boek in april 2015 is verschenen. Daartussen moet het gebeurd zijn…
Je hebt intussen met meerdere illustratoren samengewerkt. Heb je die zelf voorgedragen of zijn die aan je gekoppeld door de uitgeverijen?
Ik heb het geluk gehad dat ik veel tekenaars heb leren kennen door mijn eerste boek waarvoor ik negentien kinderboekenillustratoren heb geĂŻnterviewd. Daarna kwamen de verschillende samenwerkingen vrij vloeiend tot stand.
Heb je tijdens het schrijven veel contact met de illustratoren en bedenken jullie dingen samen, of stuur je de geredigeerde tekst naar hen toe en zie je pas aan het eind wat zij met je verhaal hebben gedaan?
Tekenaars weten heel goed hoe ze een verhaal moeten illustreren. Bij mij ging het in elk geval zo dat ze na een oriënterend gesprek aan de slag gingen en er stuk voor stuk iets schitterends van maakten.
Helpt het voor jouw zichtbaarheid als schrijver en voor de verkoop van je boeken om ook als journalist voor diverse kranten te werken, of is daar geen pijl op te trekken?
Geen pijl, geen pijl.
Wat trekt jou zo aan in het schrijven van non-fictie?
Ik houd ervan in een onderwerp te duiken en daar vervolgens mijn eigen boek van te maken.
Schrijf je op specifieke tijden of verschilt dat van dag tot dag?
Ik ben een trage starter. Een vast schema heb ik niet, maar het komt wel vaak voor dat ik pas in de loop van de middag of ’s avonds op gang kom. Dat heeft misschien ook te maken met mijn werk als theater-recensent. Daarvoor zit ik regelmatig ’s nachts een stuk te tikken dat de volgende dag in de krant moet.
Ben jij een schrijver die stilte en rust om zich heen nodig heeft om goed te kunnen werken, of ben je meer het type laptop-in-een-café-met-een cappuccino-slash-verse-muntthee?
Ik schrijf zelden in een café. Maar misschien ook omdat ik niet van koffie en muntthee houd.
Heb je een eigen (werk)kamer?
Ja. Achter in mijn tuin staat een tuinhuis. Het is niet groot, maar groot genoeg. Mijn kinderboeken staan er en verder een bureau met een computer. Het is de ideale werkplek, zolang er niet ergens in de binnentuin een huis wordt verbouwd.
Kun je vijf boeken noemen die, om wat voor reden dan ook, grote indruk op je hebben gemaakt?
Winterijs, Peter van Gestel
Zwarte zwaan, Gideon Samson
Alle tienerboeken van Jenny Valentine en Annabel Pitcher
Het midden van de wereld, Andreas Steinhöfel
Winterdieren, Bibi Dumon Tak
Maar met dit lijstje doe ik verschrikkelijk veel schrijvers te kort. Het komt erop neer dat ik houd van boeken die wezenlijke onderwerpen koppelen aan een lichte verteltoon. Daarvan zijn er heel veel meer dan bovengenoemd rijtje. Eigenlijk houd ik ook niet van rijtjes. Iedere keuze sluit een andere keuze uit. Dus vergeet dit rijtje. Of nee, lees dit rijtje en lees daarna verder.
Vragen: Tiny Fisscher