Jeroen Bosch anders
Jheronimus Bosch en de Lieve-Vrouwe-broederschapskapel – Loes Scholten – Walburgpers – 275 blz.
De wereldberoemde kunstschilder Jheronimus Bosch is overleden in het jaar 1516. Vijfhonderd jaar later wordt er een databank, BoschDoc, met bronmateriaal, veelal eigentijds, over de schilder zelf, zijn werken en zijn woon- en werklocaties in Den Bosch, geopend op het internet. De projectleider van dit uitmuntende initiatief is Loes Scholten. Op het onderzoek van deze documenten berust haar promotie in oktober vorig jaar, aan de Radboud Universiteit te Nijmegen. Het onderhavige boek is de handelseditie van haar proefschrift. Momenteel is zij conservator van het Stedelijk Museum Kampen. Nee, deze studie onderzoekt nu eens niet de wereldberoemde werken van Jheronimus, maar de auteur houdt zich voornamelijk bezig met de persoon van de schilder en wat daarbij hoort.
Structuur
De tekst van dit proefschrift is verdeeld in vijf hoofdstukken. Het eerste behandelt de woon- en werklocatie. De delen daarbinnen gaan over de naamgeving en afkomst en de familiewerkplaatsen voor en na zijn huwelijk. Een inleidende beschrijving over de Lieve-Vrouwe-Broederschap is de inhoud van het tweede hoofdstuk. In hoofdstuk drie wordt de inventaris van hun kapel besproken, terwijl aan het belangrijkste object, het altaar, het gehele hoofdstuk vier is gewijd. Het afsluitende vijfde hoofdstuk legt de relatie tussen de kapel en werkplaatsen van de familie Van Aken onder het vergrootglas.
Naam
In documenten uit de tijd van de schilder wordt slechts driemaal Jheronimus Bosch gevonden, ontdekte Scholten. In de rest van de gevallen wordt Van Aken als familienaam gebruikt. “… jheronimi van aken, scilder ofte maelder, die hem selver scrift Jheronimus Bosch…” (citaat uit een proostrekening). Terugkijkend is de familie ook niet aan de stad Aken te koppelen, wel aan Nijmegen, waar zijn “overgrootvader zich in 1403 als poorter liet inschrijven”. Scholten neemt aan dat Bosch gezien moet worden als pseudoniem. Hij signeerde zijn schilderijen met die naam. Jheronimus moet waarschijnlijk gezien worden als de gelatiniseerde vorm van de Hollandse naam Joen (uitspraak:Joon).
Werkplaatsen
Deskundigen ontdekten al eerder dat de stijl van Bosch geen eenheid vormt binnen zijn werken. Wellicht is dit toe te schrijven aan de werkplaatsen, waar Bosch zowel leerlingen opleidde als schilders in dienst had. Scholten betrekt deze werkplaatsen dan ook in haar onderzoek. Op het adres Markt 29, woonhuis en atelier was vanaf 1462 vader Thonius als schilder werkzaam, maar aldaar leerden en werkten ook zijn zoons, Goeswinus, Johannes en Jheronimus. Het pand werd na de dood van Thonius aan Goeswinus verkocht maar het atelier bleef er, waarschijnlijk onder leiding van Jheronimus die er dan werkte met de zoons van Goeswinus. Jheronimus huwde Aleid van de Meervenne en ging wonen in het pand dat zij had geërfd, Markt 61, waar geen atelier aan verbonden was.
De Broederschap
De officiële naam van de broederschap is Illustre Lieve Vrouwe Broederschap uit 1318. Eerst alleen voor geestelijken, later werden ook vrouwen toegelaten. De leden waren verdeeld in twee categorieën, de geestelijken, gezworen broeders geheten en de buitenleden. Bosch werd als lid bevorderd tot gezworen broeder in de laagste stand van geestelijkheid, een prestigieuze benoeming. Willem de Zwijger was lid en ook onze huidige koning, Willem-Alexander. De groep gezworenen droeg één keer per week een mis op in de Broederschapskapel in de Sint-Janskathedraal, die kapel heet nu de Heilige Sacramentskapel, die nog steeds is te bezichtigen en rijkelijk is versierd, waarover de volgende hoofdstukken gaan.
De kapel
Scholten geeft in de inleiding op het derde hoofdstuk duidelijk aan over welke zaken de hoofdstukken drie tot en met vijf zullen gaan: het interieur van de kapel en de relatie daarvan tot Jheronimus en andere leden van de familie Van Aken. Is uit “inventarisatie en reconstructie van het interieur … duidelijk [te] maken in hoeverre daar werk van Jheronimus Bosch ofwel werk uit zijn werkplaats te traceren is.” De kunstinventaris wordt duidelijk beschreven met een apart hoofdstuk (vier) voor het altaar. Daarbij maakt Scholten vanzelfsprekend uitgebreid gebruik van het voorhanden zijnde archiefmateriaal. Het blijkt dat het atelier van Bosch niet alleen schilderijen voortbracht maar ook andere kunstvormen. Tevens komen ook andere ateliers in de stad in beeld. Scholten benadrukt dat het onderzoek ook heeft geleid tot het ontdekken van samenwerkingsverbanden tussen de vervaardigers van de kunstwerken en hun werkplaatsen. Belangrijk in het onderzoek waren de proostrekeningen (een soort jaaroverzicht van inkomsten en uitgaven) van de broederschap, die wonderwel bewaard zijn gebleven. Deze zijn overigens in de inhoudsopgave verkeerd geplaatst: blz. 77 moet zijn blz. 71.
Bijlagen
Na een samenvatting volgen dan de bijlagen die maar liefst zesentwintig bladzijden beslaan maar bijna steeds buitengewoon interessant zijn. Te noemen vallen de familiestambomen, de “Twee ‘Bosschiaanse’ luiken…”, de plattegronden van de kapel en een uitgebreide “Tabel met werkstukken toegeschreven aan de familie Van Aken, inclusief Jheronimus Bosch”. Na deze bijlagen volgen o.a. nog een uitgebreide bibliografie en personenregister.
Het werk van Loes Scholten is fascinerend te noemen. Het zal zowel door de professional als de geïnteresseerde leek uitermate boeiend gevonden worden. Door het gebruik van materiaal uit te archieven kunnen we ook uitgaan van een grote mate van betrouwbaarheid. Daarnaast heeft ook uitgeverij Walburg Pers een mooi staaltje van boek uitgeven laten zien: een uitvoering om je vingers bij af te likken!
Kees de Kievid
Boek bestellen!