De eerste Europese Veiligheidsraad
Tegen de terreur – Beatrice de Graaf – Prometheus – 510 blz.
De gruwel van de Tweede Wereldoorlog leidde tot de oprichting van organisaties zoals de VN, de NAVO en de Europese Unie die als doel hadden de internationale samenwerking op allerlei maatschappelijke vlakken te bevorderen. Veel minder gekend is dat in de jaren na de nederlaag van Napoleon in Waterloo (1815) reeds een veiligheidssysteem werd opgericht door een Raad van Geallieerde landen. In het boek Tegen de terreur brengt Beatrice de Graaf, hoogleraar Geschiedenis van de Internationale Betrekkingen aan de Universiteit Utrecht, een gedetailleerd en goed onderbouwd beeld van deze onderbelichte episode uit de Europese geschiedenis.
Beatrice de Graaf is zowel in België als Nederland vrij goed gekend als analiste van de recente islamitische terreurgolf in het Westen. De aanslagen leidden tot een groot verwachtingspatroon van de burgers naar de overheid op het vlak van veiligheid. Centraal in de aanpak stond de versterking van een aantal veiligheidsmechanismen zoals de aanwezigheid van de politie of het leger op straat, internationale samenwerking, de controle van paspoorten en het uitvaardigen van internationale aanhoudingsbevelen. De Graaf ging op zoek naar de grondslagen van ons hedendaags veiligheidsdenken en kwam uiteindelijk uit op de periode na de napoleontische oorlogen. VÓÓr de Franse Revolutie zochten burgers bescherming bij de lokale instanties zoals de steden, de kerk of de gilden.
Na de oorlogen van Napoleon heerste in Europa een collectief verlangen naar rust en veiligheid. De oorlogen hadden een zware tol aan mensenlevens geëist, vluchtelingen zwierven rond en op verschillende plaatsen brak tyfus uit. Bovendien veroorzaakte een gigantische uitbarsting van de Indonesische vulkaan Tambora in 1815 een ernstige verstoring van het weer met o.m. misoogsten als gevolg. Het jaar 1816 ging de geschiedenis in als ‘het jaar zonder zomer’. De vier overwinnaars het Verenigd Koninkrijk, Pruisen, Oostenrijk en Rusland bezetten Frankrijk en richtten vanuit het Congres van Wenen een Geallieerde Raad van Ministers op. De behandeling van Frankrijk was aanvankelijk vrij mild maar de terugkeer van Napoleon vanuit Elba en zijn nederlaag leidde tot een strenger Tweede verdrag van Parijs. Hierin werd Frankrijk veroordeeld tot het betalen van een oorlogsschatting, moest het land de veroverde gebieden en geroofde kunstschatten teruggeven en gedurende zeven jaar een bezettingsleger op het grondgebied onderhouden.
Sterke man in de Raad was Arthur Wellesley, hertog van Wellington, de overwinnaar van Waterloo. Hij slaagde erin compromissen uit de brand te slepen tussen de wraakzucht van de Pruisen en de zeer verzoenende houding van de Russische tsaar Alexander. De Raad trof talrijke maatregelen die zorgden voor een ‘debonapartisering’, demilitarisatie van Frankrijk, stabilisering en herstelbetalingen. Te allen prijze moest een herleving van de Franse agressie en revolutionaire terreur worden vermeden. Op het vlak van de veiligheid richtte de Raad een geheime politie op met spionnen die onder meer als opdracht had ‘fake-news’ (‘fausses nouvelles’) te voorkomen en te ontzenuwen. Zuiveringen werden in zeer beperkte mate uitgevoerd. Een van de bekendste slachtoffers was Michel Ney, een van de topgeneraals van Napoleon. Paspoorten werden ingevoerd. Heel wat Franse bannelingen vluchtten naar de Nederlanden dat als ‘nest van verraders en vuilspuiters’ werd omschreven. Vooral Brussel had op dat vlak een zeer slechte naam. De parallel met de bijnaam ‘hellhole’ die de stad kreeg na de aanslagen van 22 maart 2016 is op dat vlak frappant. De Nederlandse regering reageert aanvankelijk vrij laks maar zal uiteindelijk onder internationale druk strenger optreden.
De Graaf gaat verder ook uitgebreid in op het aspect van de herstelbetalingen en in het bijzonder op de eisen van Nederland. Grote winnaars op dat vlak waren trouwens de bankiershuizen zoals Baring en Hope. De veiligheid kende een hoge kostprijs. Tot slot werd nog een uitgebreide fortengordel uitgebouwd in Europa die liep van de Frans-Nederlandse grens, via de Rijn naar de Middellandse Zee.
Beatrice de Graaf heeft vijf jaar gewerkt aan haar boek. Ze onderzocht hiervoor archieven in talrijke Europese landen tot Turkije toe. De Graaf is zeer gedetailleerd tewerk gegaan. Het is een academische werk met een zeer grote waarde omdat een aantal aspecten worden onderzocht van een periode die wat ondergesneeuwd is geraakt in de grote historische lijnen. Heel interessant zijn de vergelijkingen met de periode na de Eerste en Tweede Wereldoorlog. Voor de gemiddelde geschiedenisliefhebber zullen bepaalde delen toch wat zwaar op de maag blijven liggen. Zo besteedt de auteur heel wat aandacht aan het begrip ‘machtsevenwicht’ en ook het aspect van de herstelbetalingen wordt heel gedetailleerd weergegeven. Hier en daar zijn uittreksels van wat luchtigere bronnen gebruikt zoals de brieven van Mary Shelley (auteur van Frankenstein).
Het boek heeft een uitgebreid notenapparaat. Achterin vinden we nog een begrippenlijst, lijst van personen met korte uitleg, een uitgebreide bronnenlijst en bibliografie en een register van namen en plaatsen. Verder zijn drie katernen met kleurenafbeeldingen opgenomen. De tekst zelf bevat zwart-witafbeeldingen en op de binnenkaften zijn kaarten afgedrukt.
Uiteindelijk zal vanaf 1818 de solidariteit onder de overwinnaars van Napoleon afbrokkelen. Meer nationalistisch aangedreven machtspolitici en demagogen die afhankelijker werden van de publieke opinie en de nationale eigen partijen begonnen de politiek te overheersen. Dit binnenlands aangedreven nationalisme zette vooral in de tweede helft van de negentiende eeuw het systeem van Wenen danig onder druk. Wellington die tot 1853 leefde, moest het met lede ogen aanzien.
Kris Muylle