De verbindingen – Philip Snijder
Dienstplicht in romanvorm
De romans van Snijder laten allemaal zien dat hij een uitstekend observator is. Niet alleen van gebeurtenissen, de uiterlijke zaken, maar ook van het innerlijk, de drijfveren en gedachtenroersels van zijn protagonisten. Ook in deze roman laat hij dat weer op zijn geheel eigen wijze zien. Zijn hoofdpersoon blijft naamloos, omdat zijn naam ook niets zou bijdragen aan wat hij de lezer te vertellen heeft. Dat is wat veel anderen in deze situatie ook te vertellen zouden hebben. Toch wil hij zijn ‘ik’ een ‘gezicht’ geven. Hij komt van Bickerseiland (Amsterdam), waar ook veel personages van zijn andere romans hun herkomst hebben. Hij heeft voldoende hersenen om zijn vwo-diploma te halen en gaat pedagogiek studeren. Maar hij stopt met de studie en dan komt voor die tijd – eind zeventiger jaren – het onvermijdelijke: de dienstplicht, om de hoek kijken. Hij komt terecht op de (fictieve) NAVO-basis Rugenstein (waarschijnlijk model staand voor Ramstein).
Voor- en nageschiedenis
De roman begint overigens niet met de dienstplichtige opkomst, maar drie jaar later! We treffen de ik (verteller) aan als nachtreceptionist in het min of meer louche hotel Bombay aan de Warmoesstraat. Tot zijn taak behoort het schoon houden van de receptie, maar ook de toiletten. En daar doet hij een opzienbarende ontdekking: op de wc-pot van het dames toilet zit een junk met een heroïnespuit in zijn kuit. Het blijkt een goede bekende van de ik te zijn: zijn bevelvoerende officier in Rugenstein, vaandrig Ronald Cornelis van den Boogaert (Ron). Dit begin van het verhaal vindt zijn vervolg in het laatste hoofdstuk. Het medelijden voor zijn oude vriend zal hem geen goed doen.
De diensttijd
De tussenliggende hoofdstukken, het hart van de roman, beschrijven de diensttijd. “Wij jongens van negentien of twintig hadden daar een leven dat even afwisselend en verrassend was als dat van bejaarden in een verzorgingshuis”. De lezer wordt door Snijder getrakteerd op allerlei absurde, belachelijke en idiote verhalen en zaken zoals die zich in het dagelijkse soldatenleven afspeelden. Een prachtiger nostalgische herkenning voor degenen die het ooit ook meemaakten! De overdreven exercities, de kadaverdiscipline, de zuipfestijnen, het heimwee, de onderlinge verhoudingen en pesterijen en nog veel meer worden met een grote dosis van humor door Snijder opgediend. Ware het hierbij gebleven, dan zou de roman niet op deze site terecht zijn gekomen. Ontheemding, machteloosheid en nog veel meer psychische zaken zullen gaandeweg een steeds grotere rol gaan spelen
Verhoudingen meerdere – mindere
Eén fragment speelt zich niet af in de diensttijd of 1980: de militaire keuring. Maar wel van uitermate groot belang. De ik-figuur heeft weinig tot geen contact met de mede-keurlingen op één uitzondering na. Hij maakt plezierig kennis met de jongen naast hem in de keuringsrij. Net als hij zijn naam wil weten is die aan de beurt. Ondanks zijn opleiding weigert de ik een officiersopleiding. Zijn ‘vriend’ blijkt dat niet geweigerd te hebben. Die wil juist het tegengestelde doen van wat hij denkt dat het juiste is. In Rugenstein zwaait de commandant van het vierde peloton, Hummel, af en wordt opgevolgd door … Van den Boogaert. De ik-figuur herkent hem en heeft de indruk dat het wederzijds is. Van den Boogaert ontpopt zich als een uitermate fanatiek bevelvoerder, door iedere soldaat gehaat. Totdat de ik-figuur hem er in een gesprek op wijst hoe verkeerd hij bezig is. Doordat hij de beweegredenen van hemzelf gebruikt om het hem te doen inzien, draait Van den Boogaert om als een blad aan een boom en wordt de meest soepele commandant die je maar denken kunt, met alle gevolgen van dien. Die gevolgen vertelt hij in het laatste hoofdstuk.
Onderlinge verhoudingen
Behalve de relatie met vaandrig Ron heeft de ‘ik’ ook te maken met de manschappen uit zijn peloton, veertig jongens en de sergeant, Sitalsing. Hij is een buitenbeentje, zowel vanwege zijn opleiding als zijn functie van radiotelegrafist, wat hem de bijnaam Stekker oplevert. Hij wordt dus nogal eens door zijn lotgenoten als pispaal gebruikt. Dat verandert als hij tijdens de ronden op wacht telkens in gesprek komt met de eenzame op wacht staande soldaat. Om wat te doen te hebben, vertellen zij hem behoorlijk wat intieme zaken en zijn daarna bang dat hij ze aan anderen zal verklappen. Dus beter hem niet tegen de haren in te strijken!
Thematisch
Aan de dubbele betekenis van de titel (radiotelegrafist en onderlinge verhoudingen) en de inhoud zou je geneigd kunnen zijn de dienstplicht als thema te beschouwen. Daarmee doe je de roman ernstig te kort. Weliswaar is dienstplicht een belangwekkend onderwerp, zeker nu er weer over gepraat wordt. Hoe moeten we die dan in richten? Leer van dit boek hoe niet! Toch spelen andere zaken, misschien wat tussen de regels, een grote rol. Tot aan het einde van de roman is de ik-figuur een verliezer: studie pedagogiek vergooid, geen prettige diensttijd, speelbal tussen meerderen en minderen en eindigend met een smerige baan in een smerig hotel, waar hij ook nog eens de dupe wordt van medeleven met een ander. Hetzelfde geldt voor Van de Boogaert. Ja, hij wordt officier, maar mislukt daarin volledig zoals hij ook mislukt als schilder en eindigt als verslaafde crimineel die zelfs zijn naaste bedondert. Mislukkelingen die op zoek naar hun identiteit, maar in de mist belanden. Als je door de grappige situaties heen kijkt, kun je dit geen opbeurende roman noemen.
Stijl
Zoals de lezer al in zijn eerdere romans heeft kunnen constateren is Snijder een begenadigd stylist. Hij past te stijl met grote precisie aan op de persoon in het verhaal. Zo zijn de gesprekjes met zijn lotgenoten in de wachttorens prachtige voorbeelden van relationele problemen, waarbij Snijder meer suggereert dan vertelt. Mede daardoor is het voor de hand liggend dat deze roman verscheidene nominaties voor prijzen zal gaan krijgen.
Kees de Kievid