Don’t Worry, Be Happy
Dertig dagen – Annelies Verbeke – De Geus – 314 blz.
Aan het eind van de jaren tachtig had Bobby McFerrin een wereldhit met het nummer ‘Don’t Worry, Be Happy’. Het is een van de vrolijkste en meest ontspannen liedjes die ik ken, de aanstekelijke melodie blijft na afloop nog lang in je hoofd hangen. De tekst verkondigt een dijk van een levenswijsheid: ‘In every life we have some trouble / When you worry you make it double / Don’t worry, be happy’. De mensen die toch gebukt blijven gaan onder hun zorgen wordt een oplossing geboden: ‘Here I give you my phone number / When you worry call me, I make you happy’. Ik moest tijdens het lezen van Dertig dagen, de nieuwe roman van de Belgische auteur Annelies Verbeke, af en toe denken aan dit liedje. De hoofdpersoon van het boek, Alphonse Badji, lijkt de tekst ervan namelijk als zijn levensmotto te hanteren.
Alphonse is binnenhuisschilder. Hij is zojuist met zijn vriendin Kat verhuisd van Brussel naar Zoetemore, een klein dorp in de Westhoek, de Vlaamse streek die aan Frankrijk grenst. Alphonse is afkomstig uit Senegal. Hij is eigenlijk musicus van beroep, hij bespeelt de kora, een West-Afrikaans snaarinstrument. Maar in Zoetemore verdient hij de kost met het schilderen van interieurs. Dagelijks rijdt hij in zijn bestelbus naar een klus. Hij stapt met een opgeruimd gemoed door het leven, is bereid de problemen van Jan en alleman aan te horen en hen ook nog te helpen. Zijn open en relaxte houding maakt dat zijn opdrachtgevers zich ook openstellen, zelfs degenen die eerst moeten wennen aan het beeld van een donkere man. Bij vrijwel iedere klus ontstaat er zoiets als een vertrouwensband, luistert Alphonse geduldig naar de kleine en grotere problemen van de mensen. Dat hij hen probeert te helpen, of hen advies geeft, is voor hem vanzelfsprekend.
Die opdrachtgevers van Alphonse vormen gemêleerd gezelschap, het is haast onvoorstelbaar dat hij in de dertig dagen die het verhaal omvat met zo’n bonte stoet te maken krijgt. Maar leuk is dat wel. Er zijn de buurechtparen die elkaar haten maar die het tegelijk ook met elkaar doen; de oudere vrouw die een kinderkamer laat schilderen om daarmee van herinneringen verlost te worden; en een schrijfster die door de mannelijkheid van Alphonse wordt geïnspireerd tot een erotisch verhaal, dat ze hem vervolgens te lezen geeft. Ook de mensen met wie hij buiten zijn werk kennismaakt zijn opvallende karakters, zoals de jonge bakker van pitabroodjes wiens hartstocht eigenlijk blijkt te liggen in het vormen van kleine ijssculpturen waarmee de vrieskisten in zijn zaak vol liggen.
Tussen al deze serieuze, minder serieuze en soms kolderieke elementen door leef je mee met de verhouding tussen Alphonse en Kat. Die staat onder druk. Kat kan maar moeilijk wennen op het platteland, zij mist de grote stad. Ook is zij net genezen van kanker, maar de onzekerheid dat de ziekte terug zou kunnen komen brengt haar uit haar evenwicht. Het zijn de positieve gelijkmoedigheid van Alphonse, hun grote liefde voor elkaar – zij kennen elkaar vanaf hun kindertijd – en hun wil om hun relatie te behouden die de echte vormen de kern van het verhaal.
Het leven bestaat uit een aaneenschakeling van toevalligheden. Daarin toch de verbanden willen ontdekken en begrijpen, dat lijkt de motivatie van Verbeke te zijn. De liefde tussen twee mensen is zo’n verband. Ook de geschiedenis van een streek of landschap kan dat zijn. De Westhoek is getekend door de veldslagen en de loopgravenstrijd van de Eerste Wereldoorlog. Kat en Alphonse gaan daar, in gezelschap van hun hoogbejaarde buurman Willem, naar op zoek. Die plekken van herinnering geven het gebied een smoel. Het zijn juist deze twee aspecten, de liefde en de geschiedenis, die leiden tot de – voor mij – mooiste en meest wezenlijke passages in het boek. Zelfs wanneer de actuele geschiedenis uiteindelijk abrupt en onomkeerbaar ingrijpt in het leven van Alphonse blijft het mooi, zelfs poëtisch.
Na een dag schilderen en onderdompeling in de problemen van anderen luistert Alphonse op de terugweg in de auto graag en intens naar muziek: ‘Duke Ellingtons “Caravan”, in een versie van Dizzy Gillespie, hij kent ze. Kamelen trekken door de woestijn, maar de trompet zet fonteinen in werking. Het water vloeit langs zijn schouders, langs zijn rug. Die vreemde vioolsolo ook. Als het nummer voorbij is, zet hij de radio uit’. Ook wanneer hij die muziek zelf maakt, op de kora: ‘Voor de kora gaat verdriet nooit op een klacht lijken, passie niet op hysterie, kwetsbaarheid vervloeit evenmin in een nederlaag’. Jezelf heel bewust resetten, Alphonse kan dat. Don’t worry, be happy. En dat is precies wat dit goed en met plezier geschreven, speelse en verrassende boek met je doet. Ik werd er in ieder geval heel vrolijk van. Het staat op de longlist van de ECI Literatuurprijs 2015. Van mij mag het naar de shortlist.