Een gouden griffel waard

Lepelsnijder – Marjolijn Hof – illustraties Annette Fienieg – Querido – 290 blz.

Marjolijn Hof kreeg het idee voor dit boek door Teich im Riesengebirge, een olieverfschilderij van Ludwig Richter, uit 1839. De auteur zag het in een museum in Berlijn, waar dit werk haar aandacht ongewoon lang wist vast te houden. Het is een afbeelding van een somber meer in een onherbergzame steenvlakte. Een oude man, een jongetje en een hond lopen langs de oever. Zo te zien is het koud. De lucht is donker en de man heeft de kraag van zijn jas omhoog geslagen. Hij draagt een pak op zijn rug. Hof vroeg zich meteen af: waarom lopen ze daar, wie is die man, wie het jongetje, waar komen ze vandaan, waar gaan ze naartoe? Als vanzelf ontspon zich een verhaal in haar hoofd en Lepelsnijder is een aantal jaren later daarvan het resultaat.

Janis woont samen met de oude Frid hoog boven op een berg. Hun huis is een houten hutje, hun dagelijkse eten bestaat uit niet veel meer dan geschoten wild, eieren en wat eenvoudige voedingsmiddelen die Frid in het dal ruilt voor de houten lepels die Janis uit takken maakt. Frid moet voor deze ruilhandel soms noodgedwongen even weg, en dan is Janis alleen op de berg, samen met de hond Luki. Janis jaagt zelf niet, hij maakt alleen de lepels. Frid noemt hem een heelmaker. Als Frid een kip slacht, moet Janis daarom ook in de hut blijven.

‘Je hebt heelmakers, zei Frid, ‘en stukmakers. Ik ben een stukmaker. Ik vil konijnen en slacht kippen. Jij ben een heelmaker, mij maakt iets van niets. En ben je heelmaker, dan moet je een beetje oppassen. Niks stukmaken, daar komt het op neer. Geen bloed aan je handen. Heelmakers mogen niks stukmaken en stukmakers kunnen niks heelmaken. Zo is het in de wereld verdeeld.’

Frid heeft Janis ook verteld dat hij nooit de berg af mag, omdat daar de grote ziekte heerst. Een ziekte die je opvreet, die je neus oppeuzelt, en je vingers en de rest. Een ziekte die van huis naar huis en van mens naar mens holt, kruipt, zwemt, sluipt, of springt.

Op een dag komt Frid niet thuis, ook de volgende dag niet of de dag daarna. Als er plotseling een vreemdeling voor de deur staat die beweert dat Frid nooit meer terugkomt, ziet Janis zich gedwongen om de berg te verlaten. Niet alleen om uit te vinden wat er met Frid gebeurd is, maar ook om in leven te blijven.
Samen met Luki en een ezel die de vreemdeling heeft achtergelaten, verlaat Janis de plek waar hij zijn hele kindertijd heeft gewoond. Hij moet daarbij ook een smalle stenen boogbrug oversteken, een mooie metafoor voor de ontwikkeling die Janis doormaakt: hij moet tijdens zijn tocht immers niet alleen fysiek van alles zien te overbruggen, maar ook geestelijk.

Verzwakt en met kapotte voeten van het lopen komt hij bij een oude herberg, waar hij een paar dagen mag blijven. Daar blijkt Janis maar heel weinig te weten van gewone, dagelijkse dingen, en dat Frid hem lang niet alles heeft geleerd wat een opgroeiend kind hoort te leren. Dat je bijvoorbeeld ‘u’ zegt tegen mensen die je niet kent.
Maar Janis moet verder, naar beneden, naar het stadje, waar hij antwoorden hoopt te vinden op zijn vragen. Want waar is Frid, en waarom had hij het steeds over de grote ziekte? Wie Janis ook tegenkomt, niemand kent het. Ook ziet hij bij niemand aangevreten neuzen of vingers. Uiteindelijk blijkt de grote ziekte een metafoor te zijn voor hebzucht en voor het slechte in de mens. Frid had er een goede reden voor om het zo te noemen en om Janis op de berg te willen houden; een reden die gaandeweg het verhaal duidelijk wordt.
Ook wordt duidelijk dat Frid hem wel degelijk waardevolle lessen heeft gegeven. Frid was een goede stroper. ‘Je moet weten wat een konijn dénkt,’ had hij een keer gezegd. ‘Dat is het geheim. Doorkrijgen wat er in de kop van zo’n beest omgaat.’ Deze les, toegepast op een mens, blijkt op een dag voor Janis levensreddend te zijn.

Het verhaal ontvouwt zich kalm, zonder enige haast. Maar als je als auteur een verhaal zo ‘stil’ kunt maken, zo rustig aan kunt opbouwen, en je toch ademloos verder leest, dan heb je een knappe prestatie geleverd. Zo beeldend en zinnelijk als Hof schrijft: je ziet het voor je ogen gebeuren, je hoort het, je proeft het, je voelt het.

Marjolijn Hof heeft met Lepelsnijder een indrukwekkend, origineel en prachtig geschreven boek afgeleverd. De mooie vormgeving, de aantrekkelijke cover en dito vignetten bij elk hoofdstuk van Annette Fienieg, plus de speelse hoofdstuktitels maken het boek af. Een aanrader voor zowel goeie lezers van 10+ als voor volwassenen. En wat mij betreft een gouden griffel waard.

Tiny Fisscher

Andere recensies

De Franse boekenbrigade – Janet Skeslien Charles – Vertaling: Mieke Trouw-Luyckx – Luiting – Sijthoff – 350 blz. Het is waarschijnlijk niet zo bekend dat ruim honderd jaar geleden de bibliotheken in de wereld bijna uitsluitend gericht waren op volwassenen. En dan ook nog...
Lees verder Categorie: Historische roman
| Reageer!
Flubbertje Flip – Tosca Menten – Illustraties: Marijn van Wateren – Van Goor – 176 blz. Op de omslag van dit boek staat “Vrolijke verhalen (en soms een beetje vies)” en daar ben ik het helemaal mee eens. De verhalen zijn heerlijk om te...
Lees verder Categorie: Kinderboeken
| Reageer!
Joost de Vries – Hogere machten – Prometheus – 320 blz. De auteur heeft al drie romans (en de verhalenbundel Rustig aan, tijger) op zijn naam staan: Clausewitz, De republiek (winnaar van de Gouden Boekenuil) en Oude meesters. Kenmerkend daarin is zijn driestheid, ironie en humor. Hij...
Lees verder Categorie: Literatuur, Roman
| Reageer!