Een leven in Parijs
Haring aan de Seine – Marjoleine Oppenheimer – Sprangenberg – De Geus – 221 blz.
Soms stel ik mezelf de vraag: waarom heeft de kunstenaar, dichter, schilder, schrijver besloten om te maken wat ik zie of lees? Die gedachte overviel me ook tijdens het lezen van deze korte ingetogen roman. Het NUR-nummer van dit boek is 302 wat inhoudt dat het fictie is. Literaire fictie wel te verstaan, een roman dus. Dat was een aanknopingspunt van waaruit ik ben gaan lezen. Gaandeweg weet de schrijfster me te overtuigen dat ik te maken heb met een autobiografische roman, maar wat ik lees, hoeft niet waar te zijn. Wel is mij onmiddellijk duidelijk dat deze schrijfster schrijft over haar eigen leven. Marjoleine Oppenheimer- Sprangenbergs eerdere roman Over zij en ik (2013) heb ik niet gelezen maar voor u opgezocht en gaat over haar relatie met haar door de oorlog getraumatiseerde Joodse moeder. Zeer zeker ook autobiografisch.
Waar gaat Haring aan de Seine over? Een Nederlandse in Parijs natuurlijk, zoals de titel al voorspelt. De cover vind ik hoopgevend. Een sterke zwart-witfoto van een zojuist getrouwd stel dat zo te zien niet kan wachten het volle Franse leven in duiken. Zij, een graatmagere jonge vrouw die best een fotomodel zou kunnen zijn. Hij, een vlotte, snelle zakenman die mij doet denken aan Willem Ruis, een quizmaster die zich dood werkte in je jaren tachtig. De cover voorspelt in tekst naast deze veel zeggende foto dat het hier ‘een liefde in Parijs’ betreft.
Marjoleine vertrekt in de jaren tachtig met haar kersverse vriend, op de bonnefooi naar Parijs om daar haar geluk te beproeven. Ze heeft geen idee wat ze daar moeten doen, maar ze is jong en wil echt leven. Hij spreekt goed Frans en zij maakt zich de taal razendsnel eigen. Uit alles blijkt dat deze twee (jonge) mensen bereid zijn hard te werken, ook al schemert in de aanloop van het verhaal door dat ze alle twee een tikkeltje elitair hebben geleefd.
Boy, zoals Marjoleine haar man noemt, vindt na veel ploeteren en tegenslag in Parijs een markt om Scandinavische en Schotse zalm van topkwaliteit en Nederlandse paling af te zetten. De zaken gaan zo goed dat ze besluiten om in het hartje van Parijs een delicatessenwinkel in vis te openen. Daarna volgt er al snel een hele keten van delicatessenwinkels. De spanning neemt toe en Boy gaat meer en meer drinken waarna Marjoleine min of meer gedwongen de zaak moet runnen. Hoe het met de twee verdergaat is helder, strak en soms poëtisch mooi neergeschreven. Een klein stukje van de tekst illustreert volgens mij dat Marjoleine schrijven kan en ik wil u dat dan ook niet onthouden.
Marjoleine heeft op donderdag altijd een vreemde klant.
“ De donderdag klant zegt ‘Ik kan ook heel goed inschatten of iemand een katholieke, protestantse of een Joodse achtergrond heeft. ‘Ik heb me ondertussen naar de andere toonbank verplaatst om zijn bestelling in te pakken, hij leunt iets verder over de snijtafel. ‘Van u zie ik onmiddellijk dat u geen Joodse wortels heeft: uw blonde haar, uw blauwe ogen en uw fiere noordelijke houding, je voelt het direct. Dat is ook een van de redenen dat ik graag hier zalm koop: uw noordelijke uitstraling. ‘Iets kouds langs mijn rug. Mijn Joodse achtergrond had mij niet eerder aangeraakt in Parijs. Het is iets waar ik nooit bij stilsta. Ook voel ik geen betrokkenheid bij de religie of de rituelen. De onverwachte confrontatie ermee overvalt me. Links, door het grote etalageraam, valt het zonlicht naar binnen. Ik schuif het pakje zalm in het tasje zorgvuldig zijn kant op – over het marmeren blad. Een fractie koester ik een fantasie: hem zijn strot door te snijden met een goed geslepen zalmmes. Terwijl hij het tasje van mij aanpakt besluit ik erop in te gaan, mezelf bloot te geven – wat een risico is. Altijd – zo is mij verzekerd. U vergist zich. Ik heb die achtergrond wel degelijk – ik ben de dochter van een Joodse moeder die in Auschwitz overleefde en een Nederlandse hervormde vader. Zo zie je maar hoe uiterlijk bedriegt. Vandaag overigens hebt u bij mij voor het laatst gekocht, u bent niet meer welkom; ik vind uw interesse in rasherkenning ronduit weerzinwekkend. Adieu en nog een prettige dag’. Ik draai me van hem af. Ik wil geen reactie horen, zie zijn aftocht weerspiegeld in de deur van de grote roestvrijstalen ijskast. Het nette pakje met de gerookte zalm van het eiland Skeld laat hij achter op de toonbank. Ik heb het weggegooid – hij heeft het aangeraakt.”
De vraag, waarom de schrijfster schreef wat ze schreef, is na dit stukje tekst niet meer van belang, gewoon omdat ik was geroerd door die laatste zin, ‘Hij heeft het aangeraakt’