Greet Beukenkamp houdt van spannende verhalen
Greet Beukenkamp(Haarlem, 7 augustus 1939) bezocht de Bloemendaalse Schoolvereniging en daarna het Kennemer Lyceum in Overveen. Ze volgde een opleiding voor onderwijzeres, waarna ze psychologie ging studeren aan de Universiteit van Amsterdam. Nadat ze was begonnen toneelstukken te schrijven en regisseren voor groep acht van de basisschool en deze waren uitgegeven, wijdde ze zich aan het schrijven van kinderboeken. In 1992 kwam haar eerste boek Een lange reis op korte pootjes uit en sindsdien heeft ze vrijwel elk jaar een boek uitgebracht. Haar boeken Ontvoerd en De Kattenkwaadclub werden genomineerd door de Nederlandse Kinderjury. Haar meest recente boek is De jongen achter het masker over Toetankhamon.
Was je als kind al een lezer en wat waren destijds je favoriete boeken?
Ik las alles wat los en vast zat. Binnen een paar jaar had ik de dependance van de bibliotheek in Haarlem leeg gelezen. Toen moest op mijn fietsje naar de binnenstad voor nieuwe boeken. Ik las bij voorkeur jongensboeken: Indianen- en ridderverhalen, Fulco de minstreel en Winnetou en Old Shatterhand. in elk geval spannende boeken, geen zwijmelige verhalen over verliefd zijn en mooie kleren.
Wilde je als kind al schrijfster worden of had je hele andere plannen?
Nee, ik wilde eerst naar de kunstacademie (ik kon aardig tekenen) toen wilde ik dierenarts worden, maar dat zagen mijn ouders niet zitten. Bij de politie heb ik ook even overwogen, maar ik moest van mijn moeder een degelijke opleiding volgen en in het onderwijs was je altijd zeker van een baan. Na mijn onderwijsakte te hebben gehaald, ben ik toch nog psychologie gaan studeren. Daar heb ik bij het schrijven nog steeds plezier van.
Je bent tamelijk laat begonnen met schrijven. Hoe is dat zo gekomen?
Ik had geen idee dat ik kon schrijven. Wel kreeg ik regelmatig hoge cijfers voor mijn opstellen, maar dat zette me niet aan het denken. Pas toen ik toneelstukken voor groep 8 van de basisschool ging schrijven, merkte ik hoe makkelijk me dat afging en hoeveel plezier me dat gaf. Toen ik op aanraden van een moeder een paar van die toneelstukken opstuurde naar een uitgever, werden die meteen uitgegeven. Toen ben ik aan mijn eerste boek begonnen: Een lange reis op korte pootjes.
Heb je vaste werktijden en een vaste schrijfplek?
Nee, ik doe niet aan vaste werktijden. Ik ga schrijven als ik weet dat ik minstens drie uur achter elkaar niet gestoord zal worden. Een kwartiertje even achter de computer werkt niet. Schrijven is geen stenen sjouwen.
Vragen over De jongen achter het masker:
Als jezelf in de tijd van het Oude Egypte zou leven, wie uit je verhaal zou je willen zijn of welk beroep zou je willen hebben?
Ik zou Maïa willen zijn, de voedster van Toetankhamon. Tijdens het schrijven was ik dat eigenlijk ook. Ik kroop in haar huid en voelde wat zij voelde, dacht wat zij dacht. En wat een beroep betreft: voor vrouwen was er in die tijd niet zoveel te kiezen. Het hing van de familie af waarin je opgroeide. Kwam je uit een welgestelde familie dan was je bedje gespreid, maar was je familie arm dan werd je dienares of wasvrouw. Ik leef liever nu, hoewel ik wel eens een kijkje in die tijd zou willen nemen.
Waarom koos je ervoor om Toetankhamon te schrijven i.p.v. Toetanchamon?
Een aantal archeologen schrijven de naam als Toetankhamon (afgeleid van het Engelse Tutankhamun.) Als je het schrijft als Toetanchamon dan wordt het vaak uitgesproken als Toet-an-chamon (met een g) en dat is niet goed. De naam bestaat eigenlijk uit 3 woorden: Toet-Ankh-Amon. De betekenis: Levend beeld van Amon. Mijn voorkeur is dus de schrijfwijze: Toetankhamon.
Heb je geschiedenis vroeger op school leuk gevonden?
Mwa…, nee niet echt. Ik ben meer een beta-type. Wis en natuurkunde enzo. Ik ben niet zo’n talenmens. Huh…?
Heb je bewust voor deze farao gekozen en kwam je tijdens de research nog informatie tegen die je nog niet wist?
Ja, in 1994 ben ik in Egypte geweest. (In dat jaar had ik inmiddels drie boeken geschreven) Toen ik in het Egyptisch Museum voor Oudheden voor het dodenmasker van Toetankhamon stond, wist ik het meteen: over deze farao wilde ik een boek schrijven. De titel wist ik toen ook al: De jongen achter het masker.
Een jaar later ben ik eraan begonnen. Omdat internet nog in de kinderschoenen stond,was het verzamelen van informatie niet eenvoudig. Stapels boeken heb ik ervoor doorgeworsteld. Ik had wel een verhaal in mijn hoofd, maar wie moest ik het laten vertellen? In 1997 werd de graftombe gevonden van ene Maïa. Uit teksten en afbeeldingen op de wanden bleek dat ze de voedster was van Toetankhamon. Ik had mijn verteller. Nu het verhaal nog. Telkens als ik een mooie verhaalopzet had gemaakt, moest ik alles weer omgooien omdat er weer een nieuwe ontdekking was gedaan. Toet was niet vermoord door een slag op zijn achterhoofd; nee, de breuk was ontstaan tijdens het mummificeren. Later wezen MRI scans uit dat Toet waarschijnlijk gestorven was aan een ernstige botbreuk vlak boven de knie die geïnfecteerd was geraakt. Weer het verhaal omgooien. De laatste ingrijpende verandering die ik moest doorvoeren kwam doordat DNA-onderzoek uitwees dat de ouders van Toet broer en zus waren. Vandaar dat ik twintig jaar over het boek heb gedaan. (Maar ik heb niet alleen maar aan De jongen achter het masker gewerkt, hoor. Tussendoor heb ik nog twintig andere kinder- en jeugdboeken geschreven.)
Het is leuk dat de hoofdrol voor de voedster en haar geliefde onbekende personen uit die tijd waren. Was het makkelijker om daar een verhaal bij te bedenken?
Maïa en Nakhtmin waren geen onbekende personen uit die tijd. Maïa was de voedster van Toetankhamon en dat was een hoge positie. Nakhtmin was de zoon van Grootvizier Aye, en legeraanvoerder (te vergelijken met de rang van generaal). Ze hebben beide echt geleefd. Het verhaal is opgehangen aan bestaande personen. Alleen de bijfiguren zijn verzonnen; Oesira, de eerste dienaresse van Maïa, Hebneb de waarzegger, Menemheb de huismeester van Nakhtmin enz.
Wilde je voor het verhaal zo dicht mogelijk bij de bestaande feiten blijven of was dat bijzaak?
Het is een historische roman, dus ik ben uitgegaan van bekende feiten en gegevens en van de theorieën van gerenommeerde egyptologen – die soms behoorlijk van elkaar afweken … In de puzzel die dat opleverde, ontbraken grote delen. De witte stukken heb ik zo logisch mogelijk ingevuld wat een verhaal opleverde dat zomaar zo gebeurd kon zijn.
Ben je in Egypte geweest en heb je het graf van Toetankhamon bezocht?
Ja, maar het graf van Toetankhamon was op dat moment gesloten voor restauratie. Shoot!
Stel je mag met een archeoloog op stap en er was nog niets ontdekt in Egypte. Wat zou jij willen ontdekken?
Ik zou een ongeschonden graf willen ontdekken, net als dat van farao Toetankhamon.
Vragen: Conny en Femke Schelvis, en Pieter Feller