“Het is kindermishandeling kinderen van mooie boeken af te houden”
Aad Meinderts (Den Haag, 1957) is sinds februari 2009 directeur van het Literatuurmuseum(voorheen Letterkundig Museum) waarvan het Kinderboekenmuseum een onderdeel is. Daar begon hij in 1982 ook zijn loopbaan, na een studie Nederlands. Tussentijds was hij directeur van het Haags Historisch Museum/Museum de Gevangenpoort en van Stichting Lezen. Hij is ook voormalig Griffelvoorzitter. Meinderts hield op zaterdag 13 mei een toespraak tijdens de negende Middag van het kinderboek in het OBA theater te Amsterdam. Reden voor ons om wat vragen te stellen over een paar opmerkelijke uitspraken die daar werden gedaan, door Meinderts en anderen.
Ik neem aan dat u als kind veel las. Welke boeken maakten destijds veel indruk?
Die veronderstelling is onjuist. Ik was eerder een leef- dan een leeskind. Voetballen, vliegeren, vissen, vervelen (om me tot de v te beperken) ā daar had ik het druk meer. Jan en zijn ballon (uit de serie āVoor de kleine vriendjes van Onze Lieve Heerā) van To Hƶlscher heeft een onuitwisbare indruk op mij gemaakt. Een enkele Pinkeltje en een enkele Pietje Puk las ik. Ook Het geheim van de dijkgraaf en Maskers af! ā voorgelezen door mijn oudere broer Koos ā staan in mijn geheugen gegrift. En de verhalen van meester Boudewijn toen ik op de basisschool zat. Hij vertelde die uit het blote hoofd, Otto van Vijfhuizen speelde daarin de belangrijkste rol.
Aan welke criteria moet een goed kinderboek minstens voldoen en voldeden de boeken uit uw jeugd allemaal aan die criteria?
Op deze vraag zijn meerdere antwoorden mogelijk, maar voor een Griffelboek hanteer ik de overwegingen die ik in mijn praatje uiteen heb gezet. Welke artikelen, studies, essays je ook leest ā je komt altijd gelijksoortige kenmerken tegen waaraan je een goed boek in het wild kunt herkennen. Steevast worden in dat verband genoemd: stijl, compositie, karakterontwikkeling, originaliteit, humor, verteltechniek, inventiviteit, spanning, verbeeldingskracht, nuance, implicietheid, gelaagdheid, rijke taal, precisie en nog meer van al dat moois waarmee een verhaal vorm krijgt.
De bewoordingen mogen wisselen, maar de strekking blijft dezelfde: Literatuur is uiteindelijk vorm. Het woordje āuiteindelijkā is cruciaal, want ik wil allerminst beweren dat de inhoud slechts bijzaak is. Elk boek dat er echt toe doet ā hoe luchtig ook geschreven ā gaat uiteindelijk over vriendschap, liefde, loyaliteit, eenzaamheid, angst, afgunst of dood. Die grote themaās vind je net zo goed bij Max Velthuijs als bij William Shakespeare.
Een kinderboek onderscheidt zich van een algemeen boek doordat het voor kinderen bedoeld is; daarmee beweer ik niets opzienbarends. Maar vanuit die vaststelling wil ik naast vorm en inhoud een derde element aandragen dat mij wezenlijk lijkt bij de beoordeling van kinderboeken en dat is het zogenaamde kinderlijk perspectief, of de kinderblik.
Tijdens de Middag van het kinderboek zei u het volgende: āEr zijn kinderboekenschrijvers die schrijven uit innerlijke noodzaak. Ze schrijven omdat ze het niet kunnen laten en om iets te delen. En er zijn kinderboekenbakkers, die leveren op bestelling volgens het principe: u vraagt, wij bakken. We hoeven niet alle kinderboekenbakkers voor schrijvers aan te zien.ā U maakt hier onderscheid tussen schrijvers en kinderboekenbakkers. Kunt u het verschil iets preciseren?
Kinderboekenbakkers doen leuk, maar zijn het niet, gaan op hun hurken zitten, leggen alles uit, zijn voorspelbaar, wentelen zich in clichƩs, voeren bordkartonnen personages op, spinnen hun verhalen oeverloos uit in kabbelend proza, waarin de taal wegkwijnt. Hun pen is een hark. Bovenal zijn ze met hun lezers bezig. Schrijvers voldoen aan criteria die daar precies tegenovergesteld kunnen worden.
Is een boek dat geschreven is uit āinnerlijke noodzaakā altijd beter dan een boek op bestelling? Ik noem bijvoorbeeld Het grote Rijksmuseum voorleesboek, met allemaal verhalen die speciaal zijn gebakken voor dat boek.
Schilderijen, muziekstukken (een groot deel van wat wij klassiek noemen zelfs), toneelstukken, boeken etc. vinden hun oorsprong in een opdracht. Het is mijn overtuiging dat die opdracht, āde bestellingā verinnerlijkt moet worden, wil er iets goeds uit voortkomen.
Kinderen willen graag series lezen, zoals de Kameleon, De overleef ik-serie van Francine Oomen etc. Misschien is het eerste deel van zoān serie uit āinnerlijke noodzaakā geschreven en de volgende delen niet meer zo, omdat de uitgever erom vroeg. Is zoān schrijver dan een boekenbakker geworden?
Als die betreffende schrijver c.q. uitgever uitsluitend commerciƫle motieven hanteert wel, denk ik, maar dat hoeft niet het geval te zijn.
Iemand kan dus een schrijver en een boekenbakker tegelijk zijn?
Dat denk ik nou weer niet, want een boekenbakker is gewoon geen vakman of āvrouw. Het talent van een schrijver is zo groot dat hij of zij niet tot de staat van een boekenbakker kan vervallen.
āSchrijf wat je wil schrijven en niet wat je denkt dat anderen willen lezen,ā zei Benny Lindelauf op De middag van het kinderboek. Veel schrijvers doen dat, maar dan is er nog de uitgeverij die zegt dat er geen markt is voor dat boek of dat de boekhandel het niet wil. Dus moet de schrijver zijn verhaal aanpassen(commerciĆ«ler maken) of het wordt Ć¼berhaupt niet uitgegeven.
Helemaal eens met Lindelauf. Het is geheel aan de schrijver zelf in hoeverre hij wil meebuigen met de commerciƫle overwegingen van een uitgever. Wat echt goed is, wordt heus wel uitgegeven, daarvan ben ik overtuigd. Daar is altijd een publiek voor. Ongepubliceerde meesterwerken bestaan denk ik niet.
āDie valse tegenstelling tussen literair (lees goed) en commercieel (lees slecht) houdt ons al decennia gegijzeld.ā Twitterde Lydia Rood als nabeschouwing op De middag van het kinderboek. Uiteraard moeten we kinderen literaire boeken aanbieden, maar niet elk kind heeft de interesse of intelligentie om literaire boeken te (kunnen) lezen. Dat een kind leest is toch belangrijk? Als het ondanks alle pogingen om het boeken van literaire schrijvers te laten lezen, toch liever Pietje Puk of strips leest, dan is dat toch geen probleem?
Laat iedereen lezen wat hij of zij wil lezen, maar zorg ervoor dat kinderen in aanraking komen met boeken die met liefde en vakmanschap geschreven zijn. Het is kindermishandeling kinderen van mooie boeken af te houden. Een Griffeljury heeft mijns inziens de taak het allerbeste te bekronen en alleen naar de literaire kwaliteit te kijken. Wat populair (commercieel) is hoeft niet slecht te zijn: neem Dahl, Schmidt, Kuyper, Kuijer, Lindgren, Dragt, Biegel en zo kan ik nog wel even doorgaan. Ik ben het dan ook van harte met Lydia Rood eens.
Tijdens de middag van het kinderboek zei u ook nog dit: āJuryās moeten zich niks aantrekken van leesplezier.ā Hoe rijmt u dat met de doelstelling dat Het Kinderboekenmuseum het plezier in lezen moet stimuleren?
De Griffeljury is iets wezenlijks anders dan het Kinderboekenmuseum. Als museum laten wij het hele landschap van het kinderboek zien, zodat de rijkdom aan verhalen en illustraties ons tegemoet schittert. Plezier is een wezenlijk onderdeel van het museumbezoek. Met zijn tentoonstellings-, educatie- en activiteitenprogramma laat het Kinderboekenmuseum zijn publiek ervaren hoe verrijkend literaire verhalen zijn. Het ontdekken, beleven en zelf maken ervan helpt met name kinderen verbindingen te maken naar hun eigen leven en naar de wereld om hen heen. Ook wil het museum een bijdrage leveren aan de taalverwerving- en ontwikkeling. Literatuureducatie kan talige vaardigheden naar een hoger niveau brengen. Vooral kinderen met een taalachterstand of die taalzwak zijn, profiteren hiervan. Daarbij stimuleert het museum niet alleen het lezen (receptief) maar ook het schrijven (actief). Hierbij gaat het niet alleen om het ontwikkelen van cognitieve vaardigheden, maar ook om beleving en identificatie. Zodat kinderen leren hoe ze de rijkdom van de taal kunnen benutten om hun gedachten en gevoelens zo sterk mogelijk te verwoorden. Daarbij is het museum ervan overtuigd dat literatuur kinderen niet alleen helpt bij het ontwikkelen van sociale vaardigheid en intellectuele creativiteit, maar ook bij het ontwikkelen van 21st century skills, waarmee zij in staat zijn zich steeds aan te passen aan de snel veranderende tijden.
Er is veel discussie over de opzet van de Nederlandse Kinderjury. Vaak wordt naar Vlaanderen verwezen waar het beter zou zijn. Denkt u dat de opzet in Nederland beter kan en hebt u een idee hoe dat dan zou moeten?
Je moet eerst vaststellen: wat wil je met die prijs? Zoals de situatie nu is zou je net zo goed de bestverkopende boeken die prijs kunnen geven. Ik vraag me ook af of kinderen die hun stem uitbrengen het boek waarvoor ze stemmen ook daadwerkelijk gelezen hebben en of ze niet alleen maar stemmen om het stemmen. Ik zou een groslijstje ā zoals in Vlaanderen gebeurt ā waaruit te kiezen valt niet gek vinden en daar zouden dan leesbevorderingsprogrammaās aan vastgeknoopt kunnen worden, die garanderen dat kinderen echt met elkaar in gesprek gaan over die boeken en een oordeel leren vormen.
Tenslotte wil ik u als kenner van goede kinderboeken vragen om vijf titels te noemen die een boekenwurm van een jaar of tien toch echt moet lezen.
Elke keer als mij een dergelijk lijstje gevraagd wordt wisselt het antwoord. Vandaag zeg ik, in willekeurige volgorde:
1.Hector Malot, Alleen op de wereld
2.Paul Biegel, De tuinen van Dorr
3.Simon van der Geest, Spinder
4.Els Pelgrom, De eikelvreters
5.Imme Drosā bewerkingen van de klassieken
Vragen: Pieter Feller