Hoe klassieke boeken van betekenis veranderen

Springlevend  – Saskia de Bodt – Hoogland & Van Klaveren – 253 blz.

Op 3 november 2017 nam Saskia de Bodt afscheid van de Universiteit van Amsterdam als bijzonder hoogleraar Illustratie. Bij die gelegenheid werd ze onder meer verrast met de publicatie De verbeelder verbeeld[t] : Boekillustratie en beeldende kunst, samengesteld door haar man Jos Koldeweij en haar dochter Anna Koldeweij. Ze was zeer content met het boek, waarin vele aspecten van het vak van illustreren worden belicht en waarin verschillende vooroordelen waartegen de afscheidnemende hoogleraar steeds had gestreden, teniet worden gedaan. Een van die vooroordelen betrof de opvatting dat illustraties uitsluitend voor kinderen worden gemaakt en niet tot het domein van de kunst worden gerekend. Lof dus voor deze uitgave, maar wat had Saskia de Bodt er zelf graag een bijdrage aan geleverd, schrijft ze in het dankwoord van Springlevend, de publicatie waarmee ze als het ware reageert op het haar in 2017 toebedeelde geschenk.

In Springlevend wordt besproken hoe de betekenis van twaalf klassiekers uit de wereldliteratuur in de loop der tijd is veranderd. Saskia de Bodt neemt daarbij, naast de inleiding en de epiloog, zeven boeken onder de loep, voor de overige vijf tekenen Fia Dieteren, Henk van der Liet, Anna Koldeweij en Annemiek Overbeek.

Uitgangspunt in de verschillende hoofdstukken is het zogenaamde literair cultuurtoerisme. Het gaat om boeken ‘die door het toerisme zijn omarmd of die op een andere manier levend zijn gebleven in het huidige gedachtegoed’, stelt De Bodt in de inleiding, waarin ze ook vertelt over haar eigen ervaringen als literair toerist in het Britse Lake District. In de epiloog krijgt dat een vervolg met een verslag over haar literaire reisavonturen in Zweden. Vanzelfsprekend vormen de toeristische attracties rond het werk van Astrid Lindgren daarin de kern.

Zoals gezegd passeren twaalf klassieke boeken de revue in Springlevend: Mon village (1913) van l’ Oncle Hansi (pseudoniem van Jean-Jacques Waltz), Pinokkio (1883) van C. Collodi, De kleine zeemeermin (1837) van Hans Christian Andersen, Peter Rabbit (1902) van Beatrix Potter, Bambi (1923) van Felix Salten, Max und Moritz (1865) van Wilhelm Busch, Heidi (1880) van Johanna Spyri, Ferdinand de Stier (1936) van Munro Leaf, Huckleberry Finn (1884) van Mark Twain, Het Kleine Huis in het Grote Bos (1932) van Laura Ingalls Wilder, Nils Holgersson (1906) van Selma Lagerlöf en De Moemins (1945) van Tove Jansson. Geen Nederlandse titels dus. In een interview in de Volkskrant (30 september 2023) zegt Saskia de Bodt hierover: ‘Omdat wij zo’n wereldberoemd verhaal niet hebben.’ Alleen Nijntje van Dick Bruna zou dat misschien zijn, maar de serie boekjes over dit konijntje achtte zij niet geschikt voor het doel van het boek, omdat alles aan Nijntje altijd hetzelfde is gebleven. ‘De kracht van Nijntje is dat het een grafisch ontwerp is, een icoontje bijna’,  wat mede te danken is aan Bruna’s uitgever die de auteursrechten scherp bewaakt en parodieën niet toestaat.

In het tonen van de ontwikkelingen in de beeldvorming rond de gekozen boeken zijn De Bodt en haar collega-auteurs zeker geslaagd. Ze doen dit in een context van biografische gegevens van auteurs, illustratoren en bewerkers, en andere cultuurhistorische achtergronden. We laten hier twee voorbeelden zien. Allereerst De kleine zeemeermin, een sprookje van Hans Christian Andersen (1805-1875) over een zeemeermin die verlangt naar het leven bij de mensen. In de oorspronkelijke versie van Andersen is het slot nogal dramatisch: de zeemeermin maakt een einde aan haar leven en offert zich daarmee op ten faveure van de prins op wie ze verliefd is. Het is een einde dat past bij de negentiende-eeuwse opvattingen. De zeemeermin ziet af van haar geliefde en zal daarvoor worden beloond in het hiernamaals. Hoe anders is het romantische einde in de bewerking van Walt Disney, zo’n 150 jaar later. In de Disney-film The Little Mermaid uit 1989 is wel sprake van een happy-end.

Interessant is ook de wijze waarop het bekende beeldje van de kleine zeemeermin in Kopenhagen, in 1913 gemaakt door Evard Eriksen (1876-1959), heeft bijgedragen aan de popularisering van het sprookje. Het in opdracht van een rijke bierbrouwer gemaakte beeld trok aanvankelijk niet erg de aandacht, maar dat veranderde toen een Deens Bureau voor Toerisme het halverwege de jaren zestig opnam in een toeristisch programma. De verbinding van het beeld met het sprookje versterkte de wijze waarop de Denen zich graag tonen: ‘klein, eenvoudig, met een open blik op de wereld en verbonden met de Deense natuur en cultuur’, aldus auteur Henk van der Liet. Die ontwikkeling ging in de eenentwintigste eeuw nog een stap verder: De kleine zeemeermin werd opgenomen in de canon van de twaalf belangrijkste literaire werken in Denemarken en behoort thans tot de lesstof in inburgeringscursussen.

Het tweede voorbeeld betreft Het Kleine Huis in het Grote Bos van Laura Ingalls Wilder (1867-1957). De achtdelige serie, gebaseerd op de dagboeken van de schrijfster, beschrijft het spannende en vooral ook harde leven van een pioniersgezin in het Amerikaanse Midden-Westen. Van meet af waren de boeken populair, vooral doordat ze verbonden werden met de historische wortels van de Verenigde Staten. Onder invloed van televisieseries, films, een literaire ‘roadtrip’ en vele vormen van merchandising groeide de populariteit door de jaren heen. Er kwam echter ook kritiek, eerst uit feministische hoek, later van onderzoekers die zich stoorden aan het beeld dat werd geschetst van de ‘native Americans’. Dat leidde er zelfs toe dat de naam van de Laura Ingalls Wilder Award, een belangrijke kinderboekenprijs in de VS, in 2018 werd veranderd in Children’s Literature Legacy Award.

Andere tijden, andere opvattingen, ook ten aanzien van klassieke boeken. Dat is hetgeen de auteurs in Springlevend laten zien. Zij doen dit op een toegankelijke wijze, wat het boek interessant maakt voor een breed publiek. Zeker niet alleen voor literatuuronderzoekers en anderen met een diepgaande literaire belangstelling. Daarbij maken de vele illustraties en de smaakvolle vormgeving de publicatie extra aantrekkelijk. Bovendien worden bij elk van de besproken titels toeristische tips gegeven. Een stimulans om met eigen ogen te gaan aanschouwen wat er is geworden van de klassiekers.

Janneke van der Veer

Boek bestellen!

Andere recensies

Breydel – Lisa Demets – Uitgeverij Vrijdag – 265 blz. Op 11 juli 1302 versloegen de volksmilities van enkele Vlaamse steden het prestigieuze Franse ridderleger nabij de stad Kortrijk. De onverwachte nederlaag sloeg in als een bom. Na de slag verzamelde de Vlaamse coalitie...
Lees verder Categorie: Geschiedenis, Non-fictie
| Reageer!
Zo voelt het om een vogel te zijn – Tim Birkhead – Illustraties: Catherine Rayner – Vertaling: Steven Blaas – Lemniscaat – 48 blz. Informatieve boeken zijn bijna nooit heel geschikt om voor te lezen. Zo voelt het om een vogel te zijn is...
Lees verder Categorie: Dieren & Natuur, Non-fictie
| Reageer!
Lilly, Hanna en de zeven omaatjes – Elsa Paulson – Vertaling: Mijke Hadewey van Leersum – 32 blz. Wat een leuke en intrigerende titel, dacht ik toen ik dit boek kreeg aangeboden. Het is het prentenboekendebuut van Elsa Paulson. Ze is een Zweedse illustrator...
Lees verder Categorie: Prentenboek
| Reageer!