“Ik gaf een map met tekeningen aan Quentin Blake”
Illustratrice Marja Meijer werd op 12 mei 1966 geboren in het Groningse Musselkanaal. Toen ze een klein meisje was, hield ze al van tekenen. Na haar middelbare schooltijd aan het Ubbo Emmius Lyceum vertrok ze naar Kampen om daar de opleiding aan de kunstacademie te volgen. In 1989 behaalde ze haar diploma met illustratieve vormgeving als afstudeerrichting. Ze verhuisde naar Arnhem waar ze haar eerste opdrachten kreeg. Destijds tekende ze vooral voor regionale kranten en vakbladen. Het eerste prentenboekje, De gouden gans, dat ze illustreerde, was in 1992 voor uitgeverij Lemniscaat.
Daarna ging het snel. Ze kreeg meer opdrachten uit de kinderboekenwereld en ze werkt daarna veel samen met schrijfster Mirjam Mous. Samen met Stefan Boonen maakt ze de Opa-serie en met Corien Oranje werkt ze aan een serie over juf Fiep. Ook vindt ze het leuk om voor educatieve uitgeverijen te werken. Momenteel woont ze in Velp met haar man Gerhard en kinderen Max en Hannah. Ze werkt in studio Funny Farm in Arnhem samen met enkele andere illustratoren.
Uit wat voor gezin kom je? Werd er veel gelezen?
Mijn vader was leraar Duits en mijn moeder huisvrouw met heel veel creatieve hobby’s. Samen hadden ze drie kinderen waarvan ik de jongste ben. Mijn broer en zus lazen heel veel. Ik tekende liever en las af en toe een boek. Roald Dahl, Guus Kuijer en Paul Biegel waren mijn favoriete schrijvers. Maar ook de series van De Vijf, De Olijke Tweeling en Pitty gaat naar kostschool vond ik erg leuk.
Wanneer ontdekte je dat je goed kon tekenen en wanneer wist je dat je van tekenen je beroep wilde maken?
Sinds ik me kan herinneren teken ik. Op de basisschool kreeg ik vaak te horen dat ik goed kon tekenen. Mijn broer en zus konden overigens ook heel goed tekenen dus zo bijzonder vond ik het niet. In mijn basisschooltijd moest ik als linkshandige nog rechts leren schrijven. Dit heeft mij heel veel moeite gekost maar uiteindelijk schreef ik rechts en tekende ik links en dat doe ik nu nog steeds. Ik tekende vooral mensfiguren met hele mooie kleren.
Het stond voor mij vast dat ik later iets met tekenen wilde gaan doen. De kunstacademie was daarom een logische stap al ging ik er nooit vanuit dat ik van tekenen mijn beroep zou maken. Wel geloofde ik heel erg in wat ik deed.
Hield je als kind van lezen of deed je andere dingen zoals tekenen, knutselen of was je liever buiten aan het spelen?
Zoals ik al eerder aangaf was ik het minst lezende familielid. Maar als een verhaal eenmaal greep op mij had, kon ik aan een stuk doorlezen, soms tot diep in de nacht. Maar ik was vooral een buitenkind dat daarnaast heel veel tekende.
Geboren in Musselkanaal, ging je studeren in Kampen. Waarom niet in Groningen?
Het zou inderdaad voor de hand hebben gelegen om in Groningen te gaan studeren. Groningen was/ en is een leuke stad en bijna iedereen van mijn middelbare school ging er studeren. Ik had zin in een nieuwe start. Was bang dat als ik naar Groningen zou gaan ik niet meer weg zou willen en dus altijd in het Noorden zou blijven hangen.
De keuze werd uiteindelijk Kampen. Samen met mijn moeder bezocht ik een open dag van de kunstacademie aldaar. Helaas, we waren een dag te laat. Gelukkig was een aardige tweedejaars student bereid om ons het hele schoolgebouw te laten zien. Het was een fantastisch gebouw, een oude kazerne gelegen aan de IJssel. Eenmaal de schilderlokalen op zolder gezien te hebben was ik verkocht. Hier wilde ik naartoe. En zo vertrok ik naar Kampen. Heb er een hele leuke tijd gehad. In die periode was het de kleinste gemeente met de meeste opleidingen. Naast de kunstacademie had je er de sociale academie, school voor journalistiek, expressie academie en natuurlijk de theologische universiteit. Inmiddels zijn bijna alle opleidingen verhuisd naar Zwolle en daarmee verdween ook het “bruisende” studenten leven in Kampen.
Wat zijn de belangrijkste dingen die je op de kunstacademie leerde?
Modeltekenen was een van mijn favoriete vakken en dat heb ik dan ook heel veel gedaan. Ada was docent van dit vak en een begrip op de academie. Haar lessen waren erg inspirerend. Ze gaf heel individueel les. Mij vond ze bijvoorbeeld een veel te handige tekenaar en moest een tijdje met mijn verkeerde hand, de rechter dus, tekenen. De lessen begonnen altijd met het rondlopen om het model. “Wanneer je de voorkant tekent moet je je wel bewust zijn van de achterkant,” aldus Ada.
Naast modeltekenen heb ik ook heel veel geschilderd. Zowel abstract als figuratief, het werk was heel vrij en intuïtief. Leerde veel over compositie, kleur en vorm. Heb zelfs nog getwijfeld tussen schilderen en illustratie als afstudeerrichting. Hoewel mijn huidige werk veel toegepaster is, is de benadering die ik op de academie heb geleerd, vrijwel dezelfde gebleven.
Wat zijn de criteria om een script te illustreren? Wijs je wel eens wat af en waarom?
Humor is voor mij erg belangrijk in een verhaal. Daarnaast moet ik me in de hoofdpersonage(s) kunnen verplaatsen. Voor prentenboeken en boeken uit een serie ben ik extra kritisch: Het verhaal moet verrassend zijn of de vertelstijl moet origineel en prettig om voor te lezen zijn.
Het komt dus wel eens voor dat ik een verhaal afwijs. Het kan zijn dat ik het verhaal niet goed genoeg vind, maar soms vind ik het verhaal niet passen bij mijn werk. Zo kreeg ik eens een script toegestuurd met een heel serieus onderwerp. Het was een erg mooi poëtisch verhaal maar vroeg om heel ander soort illustraties dan die van mij. Het verhaal is alsnog uitgeven met prachtige tekeningen. De tekenaar had oplossingen bedacht waar ik zelf nooit opgekomen zou zijn.
Hoe zou je jouw stijl willen omschrijven?
Mijn stijl is vrij toegankelijk, vrolijk en humoristisch van sfeer. Niet echt ingrediënten om de gouden penseel mee te winnen. Mijn doelgroep ligt tussen de 4 en 8 jaar. Mensen vind ik nog steeds het leukst om te tekenen en gaat me ook veel makkelijker af dan dieren.
Waar werk je en hoeveel uur teken je achter elkaar?
Ik werk drie dagen op studio Funny Farm en de rest van de week thuis. Ik vind de afwisseling heel fijn. In de studio werken tekenaars met heel diverse achtergronden. Kees de Boer, Hester van de Grift, Yvonne Jagtenberg en ik zijn de kinderboektekenaars. De rest maakt strips, tekent voor o.a. voor NRC-next of zit meer in de game wereld.
Ik heb niet echt zitvlees en vind het dan ook moeilijk om urenlang achtereen te werken. Een voordeel is dat ik een stukje moet fietsen als ik naar de studio ga. Gemiddeld werk ik denk ik wel zo’n acht uur per dag verspreidt van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat. Mijn werkweek is ook niet heel strak afgebakend en begint niet op maandagochtend en eindigt op vrijdagmiddag. Werk vaak ook nog wel in het weekend afhankelijk van hoe druk ik ben.
Met Stefan Boonen en Corien Oranje maak je prentenboeken waarbij jullie samen het verhaal bedenken. Hoe gaat dat in zijn werk?
Met Stefan Boonen maak ik de Opa prentenboeken. Meestal spreken we af op een centraal punt of op de Antwerpse boekenbeurs. Onze woonplaatsen liggen namelijk nogal ver uit elkaar. Stefan woont in het Belgische Leuven en ik in Velp (Gelderland). Vaak heeft hij al een eerste verhaallijn. Al pratende komen we vaak op nieuwe ideeën en grappige details. Soms ontstaat een verhaal ook via de mail, Stefan stuurt een eerste opzet waarop ik dan weer reageer. We kennen opa ondertussen heel goed en weten precies hoe hij zal reageren en wat hij zal gaan doen.
Bij Corien Oranje, met wie ik de Juf Fiep-serie maak, is het wat meer gescheiden. Zij bedenkt het verhaal en ik teken. Wel draag ik soms onderwerpen aan. Zo werd ik geïnspireerd door een foto van Corien in een zwembad. Ik zag ineens juf Fiep in badpak met voorgevormde cup voor me met bijbehorende badmuts inclusief zwembrilletje. Mailde het tekeningetje naar Corien en zo is het laatste juf Fiep verhaal Stop die haai ontstaan.
Welk bestaand kinderboek van een (beroemde) schrijver zou je graag hebben willen illustreren?
Moeilijke vraag, meestal is een goed kinderboek al voorzien van mooie illustraties. Wel zou ik heel graag een van mijn eerste geïllustreerde kinderboeken De wondergympen bij Lemniscaat opnieuw willen illustreren. Het is een verhaal van Ulf Stark en prachtig geschreven. Vooral de omslagtekening was een moeizaam proces en ik zou het nu heel anders aanpakken. Ook zou ik heel graag de Vigo Vampier serie van Mirjam Mous nieuw leven in willen blazen. De verhalen zitten vol grappige vondsten. Heel jammer dat deze serie gestopt is. Verder staat het illustreren van een gouden boekje nog op mijn verlanglijstje.
Welke illustratoren bewonder je en waarom?
Ken veel tekenaars die ik goed vind, maar bovenaan mijn lijstje staan toch:
Quentin Blake, zijn tekenstijl lijkt heel nonchalant en los maar tegelijkertijd zijn de tekeningen zo treffend en grappig. De door hem geïllustreerde boeken van Roald Dahl zijn ongeëvenaard. Een beter duo bestaat er in mijn ogen niet. Ik heb hem ooit eens ontmoet. Het moet begin jaren negentig geweest zijn. Hij signeerde in de Bijenkorf in Arnhem. Ik herinner me nog de hele lange rij voor me. Toen ik eindelijk aan de beurt was gaf ik hem in plaats van een te signeren boek een map met eigen werk. Ik had de map netjes ingepakt en zei dat hij het pakje pas open mocht maken op de boot terug naar Engeland. Hij reageerde blij verrast, rees uit zijn stoel en gaf me spontaan drie zoenen. Met blozende wangen liep ik het warenhuis uit en ik heb mijn wangen een week niet gewassen. Een week later kreeg ik een persoonlijke brief waarin hij schreef dat ik goed kon tekenen, maar dat ik me vooral moest richten op het ontwikkelen van mijn eigen handschrift. En wanneer ik in de buurt was vooral langs moest komen. Helaas is dat er nog niet van gekomen.
The Tjong King is weer een hele andere tekenaar die ik bewonder. Zijn illustraties zijn altijd heel helder en fris. De tekenstijl wordt steeds eenvoudiger en meer stilistisch naarmate hij ouder wordt, maar de figuren blijven heel levendig. Ook ben ik fan van zijn kleurgebruik en penseeltoets. De illustraties van Vos en Haas zijn mijn favoriet. Hoewel hij al aardig op leeftijd is blijft hij jong van geest. Het maakt hem daarom ook zo goed.
Wolf Elbruch. Deze illustrator behoort ook tot mijn favorieten. Werkt veel met collagetechniek. Wanneer hij zich wat inhoudt met vorm en kleur, vind ik hem op zijn allerbest. Een mooi voorbeeld hiervan zijn de prenten uit het boek Mevrouw Meijer, de merel. Mevrouw Meijer lijkt sprekend op mijn ene oma met haar schort en steunkousen. Ze had zelfs mevrouw Meijer kunnen heten maar dat was dan weer mijn andere niet lijkende oma.
Wil je vijf favoriete boeken noemen met uitleg?
Hoewel ik veel volwassen boeken heb gelezen hebben kinderboeken toch de meeste indruk op me gemaakt. Waarschijnlijk ook vanwege de bijbehorende illustraties. Ik noem Roald Dahl met Quentin Blake, Paul Biegel met Carl Hollander en Annie M.G Schmidt met Fiep Westendorp. Zij hebben fantastische kinderboeken gemaakt. Het was dan ook lastig om een top vijf te maken maar hier komt ie dan:
Kikker is verliefd van Max Velthuis. Alle Kikkerboeken zijn trouwens fantastisch. Ik heb ze vroeger veel voor moeten lezen en soms steeds hetzelfde boek avond aan avond. Maar het verveelde nooit en dat is de kracht van deze boeken. Zowel de verhalen als de tekeningen laten zoveel ruimte open voor eigen fantasie. Er wordt niets teveel gezegd. Bij de Bruna liggen tegenwoordig nieuw uitgegeven Kikkerboeken waar ik heel verdrietig van word. De illustrator heeft duidelijk zijn best gedaan om Max Velthuis te imiteren maar het haalt het niet bij de originele illustraties.
Al eerder genoemd Mevrouw Meijer, de merel van Wolf Elbruch. Een heel lief verhaal waar ik me als mevrouw Meijer wel in herken. Je soms grote zorgen maken om kleine dingen met een man naast je die alles van de zonnige kant bekijkt. Prachtig hoe een zieke merel de zorgen van mevrouw Meijer doen vergeten en op het einde zelfs vliegend door het leven gaat.
Mathilda van Roald Dahl. Heb er laatst weer eens een stukje uit voorgelezen. De dialogen zijn zo natuurlijk en grappig. Tegelijkertijd dacht ik meteen hoe betuttelend we tegenwoordig zijn in kinderboekenland. Het gevloek en getier van meneer Wurmhout en de scheldpartijen van mevrouw Bulstronk, waardoor deze karakters zo goed neergezet worden, worden vaak niet meer getolereerd. Heel jammer.
Aan het boek Brief voor de koning van Tonke Dragt heb ik ook hele fijne herinneringen. Herinner me nog goed dat ik als kind het boek las. Op dat moment was ik Tiuri en mijn fiets, waar ik elke dag mee naar school reed, was mijn paard. Het boek is later voorzien van nieuwe illustraties maar de originele illustraties van Tonke Dragt vind ik het mooist. Thuis heb ik nog een hele speciale uitgave met een linnen kaft.
Hetzelfde effect hadden de boeken van Paul Biegel op mij. Je werd als het ware meegezogen in die andere wereld. Soms best spannend en eng. Het boek De tuinen van Dor vind ik wel een van zijn mooiste boeken.
Ik hoop nog heel lang te kunnen blijven tekenen. Het is nog steeds het allerliefste wat ik doe en elke opdracht voelt weer nieuw. Heb nog steeds het gevoel dat ik me aan het ontwikkelen ben en misschien ga ik ooit nog wel eens een eigen kinderboek schrijven.
Kijk ook op mijn totaal vernieuwde website.
De foto is van Marijn Olislagers
Vragen: Pieter Feller