Interview met Stefan Boonen

Stefan Boonen(Hamont, 28 oktober 1966) volgde een opleiding schrijnwerkerij en daarna bijzondere jeugdzorg. Nadat hij zijn burgerdienst vervulde, trok hij naar Leuven, waar hij ging werken als opvoeder in de bijzondere jeugdzorg. Sinds 1999 is hij fulltime schrijver. In 2000 verscheen zijn eerste boek, het voorleesboek Hoor je me!. Sindsdien heeft hij al meer dan zeventig titels geschreven voor kinderen tussen 3 en 15 jaar. Hij schrijft zowel prentenboeken, voorleesboeken als leesboeken. Ook de genres waarin hij schrijft zijn uiteenlopend.
Het zijn spannende, avontuurlijke en grappige boeken, maar ook verhalen over ernstige thema’s. Meerdere boeken werden vertaald, enkele bewerkt voor theater of televisie. Naast kinderboeken schrijft Stefan Boonen ook theaterteksten, is hij de bezieler van De Goesting en het literaire tijdschrift Zulma.

Wilde je als kind als iets met boeken gaan doen? Zo nee, wat wilde je dan worden?

Als kind las ik graag, maar ik droomde er niet van om schrijver te worden. Ik denk dat ik toen niet eens besefte dat je dat kon worden. Ik wilde graag wielrenner worden of net zoals mijn vader schrijnwerker.

Hoe vermaakte je je als kind?

In het dorpje waar ik opgroeide (Hamont-Achel) was er een kleine bibliotheek waar ik vrijwel iedere week een stapeltje boeken uitleende. Ik herinner me reeksen over Pietje Puk, Pinkeltje, de Rode Ridder. En de verhalen van Jules Verne of Jan Terlouw. Maar het grote deel van mijn vrije tijd bracht ik buiten door. Voetballen, fietsen, door velden ploeteren, kampen bouwen, streken uithalen.

Ik zag dat je voor je boek De reus van de zomerflat van zowel het Vlaams Fonds voor de letteren als van het Nederlands Letterenfonds een beurs hebt ontvangen. Hoe gaat zoiets in zijn werk?

Een beurs aanvragen is relatief eenvoudig. Ze krijgen is moeilijker. Er zijn reglementen en formulieren beschikbaar op de sites van de fondsen. Aan de hand daarvan maak je een dossier op met daarin o.a. een werkplan. Het dossier stuur je op samen met een aantal exemplaren van je laatste boek. En dan is het afwachten. Voor debutanten zijn er trouwens aparte regelingen.

Wat vind je leuk aan het schrijven en wat minder leuk? Heb je ook tips voor kinderen die schrijver willen worden?

Wat ik prettig vind aan schrijven – los van het verzinnen en het omgaan met taal – is dat het mijn leven ook breder of rijker maakt. Dankzij mijn boeken heb ik boeiende mensen ontmoet, kwam ik op interessante plaatsen terecht.
Bovendien ben ik een schrijver die graag research doet, die graag de sfeer opsnuift van de plek waar zijn boeken zich afspelen. En die tip zou ik ook aan kinderen geven. Als je wilt schrijven over voetbal, ga kijken naar wedstrijden, trek zelf voetbalschoenen aan. Als je wilt schrijven over een kasteel, ga op uitstap, dool een paar uur door een kasteel.
Als schrijver ben je vaak alleen. Alleen aan het werk op je schrijfkamertje, in je eentje onderweg naar een bibliotheek of school. In je eentje de stad in voor een kop koffie. Meestal vind ik dat erg prettig. Maar er zijn momenten waarop ik mezelf beu ben en het fijn zou zijn om met een collega een praatje te slaan. Gelukkig verzeil ik af en toe in theaterprojecten, dat is per definitie samenwerken met anderen.

Waar haal je jouw ideeën voor je boeken vandaan? Hoe kwam je bijvoorbeeld op het idee voor De reus van de zomerflat?

Moeilijke vraag. Ik kan nooit precies aanduiden waar een idee vandaan komt. Plots zit zoiets in mijn hoofd. Al is het ook wel eens gebeurd dat ik iets las of zag en dat dat me prikkelde om er ‘iets’ mee te doen. Maar het idee voor het verhaal ‘Van de reus van de Zomerflat’ kwam zomaar aanwaaien.

In je boeken komen ook typisch Vlaamse uitdrukkingen en woorden voor. Denk je dat dit remmend werkt voor de Nederlandse kinderen? Wel eens iets van vernomen?

Nee, ik denk niet dat dit remmend werkt. Ik bezoek vaak scholen en bibliotheken in Nederland. En ik heb nog nooit reacties gehad in die zin. Tenminste, wat ik begrijp is dat Nederlandse kinderen die voor hun wat onbekende woorden grappig vinden. Zeker is dat die enkele ‘vreemde’ woorden niet maken dat een verhaal niet begrepen wordt.

Lees je andere boeken tijdens het schrijven van een nieuw boek of juist niet?

O ja, ik blijf lezen. Meestal lees ik een fictie – en een non-fictie boek naast elkaar.

Als je bezig bent met een boek, denk je dan aan een bepaalde lezer of een doelgroep of kan je dat niet schelen en schrijf je gewoon wat jezelf leuk vindt?

Als ik start met een boek heb ik altijd een bepaalde groep kinderen voor ogen. Dat ben ik als kinderboekenschrijver ook verplicht, vind ik. Ik weet voor mezelf goed of een boek bedoeld is voor kinderen van 6 of 10 jaar. Dat maakt naar verhaallijnen en taalgebruik een heel verschil.
Wat niet wil zeggen ik mijn ‘goesting’ niet doe. Ik schrijf en bedenk verhalen of werk rond thema’s die ik leuk of boeiend vind. Maar ik hou zeker rekening met de kinderen voor wie ik schrijf.

Veel schrijvers trekken zich terug in een of andere schrijfruimte. Waar schrijf jij en mag je ook gestoord worden? Wat doe je als het even niet lukt?

Ik heb thuis een (kleine) werkkamer waar ik meestal rustig kan werken. Al gebeurt het dat mijn dochter of zoon komen binnenvallen. Wat ik meestal niet zo erg vind. Ik kan relatief makkelijk in en uit een verhaal stappen.. Eerlijk gezegd ben ik het zelf die voor de meeste ‘storingen’ zorgt; even de mail checken, op Facebook kijken, …
Af en toe zoek ik een werkplek op in de Ardennen. Daar kan ik dan nog meer geconcentreerd doorwerken. Als het even niet lukt, ga ik vaak wandelen. Soms moet je als schrijver een poos om je verhaal heen cirkelen voor je het te pakken hebt.

Kijk je uit naar recensies van je boeken? Lees je ze zelf of laat je iemand van te voren lezen? Wat doet een slechte recensie met je?

Ik kijk zeker uit naar recensies of andere reacties op mijn boeken. En er is niemand die ze voor mij hoeft voor te kauwen. Ik kan wel tegen een stootje. Ik heb ondertussen al wat ervaring als schrijver. Daardoor kan je recensies wat makkelijker een plaats geven. Zowel de positieve als de negatieve. Vreemd genoeg is het zo dat als een boek tien goede recensies krijgt en één negatieve, je als schrijver vooral die ene onthoudt.

In België is nog steeds geen goede regeling voor leengeld. Wat vind je daarvan en heb je een oplossing?

De oplossing is simpel; betalen. Helaas zit het probleem van het leengeld vervat in de Belgische staatsstructuur. Te moeilijk en te saai om hier uit te leggen. Het komt er op neer dat de verschillende overheden het met elkaar eens zijn dat het leengeld moet uitgekeerd worden. Tegelijk vinden die verschillende overheden dat het niet hun verantwoordelijkheid is.

Kun je je favoriete boeken noemen?

Sneeuwganzen – William Fiennes.
De weg – C. Mc Carthy.
De Kapellekensbaan – Louis Paul Boon.
Een kleine geschiedenis van bijna alles – B. Bryson.
De GVR – Roald Dahl.
Wat is de wat – Dave Eggers.
De Eeuwige Bron – Aynn Rand

Hier vind je nog meer info over Stefan Boonen

Vragen: Pieter Feller

Andere recensies

Kip op je kop – Jowi Schmitz – Illustrator: Jeska Verstegen – Querido – 119 blz. Jowi Schmitz is auteur van zowel jeugdboeken als voor volwassenen. Zij studeerde Culturele studies en is naast auteur ook theaterrecensent. Zij heeft voor haar werk onder andere de...
Lees verder Categorie: Jeugdboeken
| Reageer!
SALOMON – Jacqueline Zirkzee – Nobel Boeken – 240 blz. Volgens de uitgever  is SALOMON een dystopisch verhaal over de wereld ná de Toeslagenaffaire, speculatieve fictie met thrillerelement. Wat mij betreft is het veel meer dan dat. De lezer duikt in het leven van...
Lees verder Categorie: Dystopie, Roman
| Reageer!
Wat ik allemaal zou kunnen zeggen – Tiny Fisscher & Katrin Laureijssens – Illustraties: Eva Neirynck – Samsara – 68 blz. Achttien hoofdstukken staan er in dit boek. Te beginnen met het hoofdstuk ‘De vraag’ en eindigend met het hoofdstuk ‘Het antwoord’. De hoofdstukken...
Lees verder Categorie: Filosofie, Kinderboeken
| Reageer!