Interview met schrijver Koos Meinderts
Koos Meinderts (Den Haag 1953) debuteerde in 1983 met Mooi meegenomen als schrijver voor kinderen. Inmiddels heeft hij ruim vijftig titels op zijn naam staan, waarvan een aanzienlijk aantal is vertaald. De meeste boeken worden geïllustreerd door zijn vrouw Annette Fienieg.
Naast kinderboeken schrijft Meinderts ook voor volwassenen; alleen of in samenwerking met zanger en cabaretier Harrie Jekkers. Ook schrijft hij voor theater, met name musicals voor Hofplein Rotterdam.
Laatste boektitels: Het sneeuwmeisje en Bij ons in de straat en beide uitgegeven door Lemniscaat.
Wilde je als kind al iets met boeken gaan doen?
Boeken zijn pas laat in mijn leven gekomen, op de middelbare school, toen ik moest lezen voor mijn leesdossier bij Nederlands. Ik zat op de Havo en deed het zogenaamde pretpakket: vier talen, aardrijkskunde en geschiedenis. Ik kwam in aanraking met beeldende kunst, theater en literatuur en dat heeft mij niet meer losgelaten. Ik werd een kijker en een lezer en ben dat tot op de dag van vandaag. Dat ik zelf schrijver zou worden, overigens pas op mijn dertigste, kon ik als 15-jarige niet bevroeden, hoewel ik al wel grootse en meeslepende waaromgedichten schreef, over het leven, de liefde en de dood. Literaire jeugdpuistjes waren het, meer niet.
Had je als kind een favoriet boek, of een favoriete schrijver?
Thuis was er één kastje met boeken. De zee laat niet meer los, is één van de titels die me is bijgebleven. Het was een boek met een stofomslag waarop een visser stond afgebeeld met baard en pijp. Ik weet dat nog zo goed omdat ik de visser destijds heb nagetekend. Tekenen deed ik als kind veel, tot ik erachter kwam dat ik te weinig talent had.
Als kind vond ik voetballen, vissen en vliegeren veel leuker dan lezen. Toch zijn er een paar boeken die ik mij tot op de dag van vandaag herinner: Jan en zijn ballon en Het geheim van de Zwarte Kanga. Beide boeken gaan over een zoon die zijn vader dreigt te verliezen. Bij Jan en zijn ballon aan de dood, de vader van Jan lijdt aan tbc. En bij het Geheim van de Zwarte Kanga aan een bende zilverdieven in het Andesgebergte.
Wat vind je leuk aan het schrijven?
Het moeilijke van schrijven is het schrijven zelf, het zoeken naar de juiste woorden om je verhaal te vertellen. Als het resultaat van die zoektocht een onvervreemdbaar Koosverhaal is geworden ben ik voor even verzoend met het leven.
Waar haal je jouw ideeën voor je boeken vandaan?
Inspiratie haal ik uit herinneringen aan mijn jeugd, uit een foto in een tijdschrift, een passage in een boek, uit vluchtige ontmoetingen met mensen, uit een woord of een gedachte. Maar ook uit een lege stoel op een heuvel aan zee. Uit verdriet, heimwee en gemis.
Lees je andere boeken tijdens het schrijven van een nieuw boek of juist niet?
Ik ben altijd een boek aan het lezen, ook als ik zelf een boek aan het schrijven ben. Momenteel lees ik De tandeloze tijd, deel 3, eerste boek van A. F. Th van der Heijden, terwijl ik zelf de laatste hand leg aan een wintermusical voor Hofplein Rotterdam, gebaseerd op een Russisch wintersprookje.
Veel schrijvers trekken zich terug in een of andere schrijfruimte. Waar schrijf jij en mag je ook gestoord worden?
Ik heb een eigen werkkamer, maar kan eigenlijk overal werken. Ik kom uit een groot gezin van acht kinderen, waarschijnlijk heeft dat er mee te maken. Ik deelde een kamer met twee broertjes en huiswerk deed ik beneden in de woonkamer. Als ik schrijf sluit ik de wereld om me heen uit, die wereld bestaat even niet, alleen die van mijn verhaal.
Soms als ik ‘meters’ wil maken huur ik een huisje in een ver of dichtbij buitenland. Een aantal van mijn boeken heb ik geschreven in Zuid-Spanje, in La Herradura. Ookbewaar ik mooie herinneringen aan Duntulm, een dorpje in het noorden van Skye, Schotland, waar ik samen met Harrie Jekkers Terug bij af heb geschreven en de liedversie van De man in de wolken. In diezelfde periode heeft mijn vrouw, Annette Fienieg, daar ons eerste prentenboek geïllustreerd: Is hier de Himalaya? Annette en ik zijn samen een maatschap, die we om die reden Duntulm hebben genoemd.
Kijk je uit naar recensies van je boeken?
Ik lees alles wat er over mijn boeken wordt geschreven, in de krant en tegenwoordig ook op internet. Een negatieve recensie komt hard aan, maar nog erger is als er niet over je boek wordt geschreven. Dan is het alsof je boek niet bestaat, of dat je er als schrijver niet toe doet. Om die reden vind ik het jammer dat de gedrukte pers een van onze mooiste boeken Het regent zonlicht onbesproken heeft gelaten. Zeker omdat het een boek met poëzie betreft, zoveel dichtbundels met kinder- en jeugdpoëzie verschijnen er niet.
Denk je dat een goede of slechte recensie in een grote krant invloed heeft op de verkoop van je boeken?
Dat weet ik niet. Een griffel of penseel en zeker een prijs van de kinderjury heeft meer effect. Verder scheelt het ook als je boek in de lijst van kerntitels van de Kinderboekweek staat, of is opgenomen in de jaarlijkse Prentenboekentoptien.
Wat win je liever, de kinderjury of een gouden griffel?
Wat verkoop betreft win ik het liefst de kinderjury, inhoudelijk hecht ik meer waarde aan een griffel. Hoewel, een prijs is net zo goed als de jury en ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat de jurering van het mooiste kinderboek aan mode en trends onderhevig is. De leden van de jury, het zijn net mensen.
Wat zijn je vijf favoriete boeken van dit moment?
Aan lijstjes doe ik niet. Ik kan wel een aantal boeken noemen die ik dit jaar gelezen heb en die indruk op me hebben gemaakt: The snowchild van Eowyn Ivey, The summer without men van Siri Hustvedt en Wie niet vlucht raakt ingedut van Jan Eijkelboom. Mooie kinderboeken die ik recentelijk heb gelezen zijn: Musje, mijn zusje van Selma Noort en Ik heet Olivia en daar kan ik ook niets aan doen van Jowi Schmitz.