“Nescio is een van mijn helden”
Sander Kollaard (Amstelveen, 1961) studeerde geschiedenis aan de Vrije Universiteit. Sinds 2006 woont en werkt hij op het Zweedse platteland, in een voormalige pastorie, samen met zijn vrouw en drie kinderen. Hij publiceerde verhalen in De Gids, Tirade, Passionate Magazine, DW B en Droezjba Narodov (‘Vriendschap der Volkeren’). In 2012 debuteerde hij met de verhalenbundel Onmiddellijke terugkeer van uw geliefde, die bekroond werd met de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs 2014. In 2015 volgde zijn romandebuut, Stadium IV dat verkozen werd tot Boek van de maand door het panel van boekhandelaren bij De Wereld Draait Door.
Uit wat voor gezin kom je. Was er een leescultuur?
Ik ben geboren in Amstelveen, als derde in een gezin met vier kinderen. Mijn vader was leraar schei- en natuurkunde, mijn moeder huisvrouw. Mijn ouders waren gereformeerd, op een trouwe, maar niet zo strenge manier. Desondanks ben ik in die gereformeerde cultuur gedrenkt. Lezen hoorde daar zeker bij, de Bijbel natuurlijk, de psalmen en gezangen, maar nog veel meer dan dat. De huiskamer stond vol met boeken, vooral literatuur, maar ook veel over kunst.
Las je als kind veel en wat waren je favoriete boeken/schrijvers?
Ik las veel en ik las alles, zonder onderscheid. De Kameleonreeks, Arendsoog, de boeken van J.B. Schuil, maar ook de boeken van mijn zusjes, De dolle tweeling, Pitty. Stripboeken niet te vergeten, Asterix, Lucky Luke, de Pep. Een boek dat veel indruk op me maakte was Het wilde land, van An Rutgers van der Loeff. Ik was ook erg onder de indruk van Niku de koerier, van W.F.H. Visser, over een zigeunerjongen in Polen in oorlogstijd.
Herinner je je nog wat je eerste verhaaltje/gedichtje was? Zo ja, waar ging het over?
Ik ben decennia terug al eens gedebuteerd als dichter, in Mens en Gevoelens, een blad dat werd uitgegeven door Paul Haenen. Een van die gedichten heette Vreugde en verdriet en luidde als volgt.
Er is veel ellende op de wereld:
honger en oorlog en kopzorg ï€
van allerlei ellende is er.
Maar er zijn ook heel mooie dingen:
de natuur, bijvoorbeeld,
en medemenselijkheid.
En de liefde natuurlijk: die is ook erg mooi.
Ik zeg altijd maar:
er gaat niets boven de liefde.
Verhalen kwamen later pas. Ik herinner me er eentje over een trapezewerker op leeftijd en eentje over een sprekende kater. Maar ik ben pas halverwege de veertig en de vijftig met ernst en toewijding gaan schrijven, gelukkig maar, want voor die tijd had ik niet veel te melden.
Je debuteerde met Onmiddellijke terugkeer van uw geliefde, een bundel korte verhalen. Ging het schrijven van de verhalen je gemakkelijk af?
Toen ik eenmaal op gang was ging het snel, ja. Hoewel, ‘snel’ is misschien een misleidend woord, want een snelle schrijver ben ik niet. Ook aan verhalen die als vanzelf leken te komen, heb ik heel hard gewerkt. Schrijven is vooral keer op keer door een tekst gaan en steeds weer iets verbeteren, aanpassen, uitbreiden, wegstrepen. Het doet me soms denken aan het uithakken van een beeld uit een stuk steen: stukje bij beetje haal je het verhaal tevoorschijn.
In NRC Handelsblad werd je stijl van die bundel Nesciaans genoemd. Een mooi compliment. Zie je zelf ook overeenkomsten tussen de verhalen van Nescio en die van jou?
Van zo’n vergelijking word ik ongemakkelijk. Nescio is een van mijn helden: zijn werk behoort tot de toppen van de Nederlandse literatuur in de twintigste eeuw. Er is misschien een zekere verwantschap, een vergelijkbaar levensgevoel, maar verder vind ik elke suggestie van een overeenkomst een belediging voor Nescio.
Je woont en werkt in Zweden. Is het Zweedse landschap voor jou inspirerend?
Ik ben in Zweden terechtgekomen vanwege de liefde. Ik was er nooit geweest en had er nooit naar verlangd, maar verliefde mensen zijn verminderd toerekeningsvatbaar, dus ik dacht: home is where the heart is… Vandaar. Inmiddels woon ik er ruim zeven jaar. Het is niet zozeer het landschap dat me raakt, maar de seizoenen. Die zijn zeer uitgesproken en soms erg indrukwekkend. De maanden mei en juni zijn van een ongehoorde helderheid, heel licht, echt schitterend. Zelfs de grootste somberman kikkert daar van op. Daar staat de winter tegenover, ook prachtig, maar op een intimiderende manier. In mijn debuut staat een aantal verhalen waarin die seizoenen een belangrijke rol spelen, zoals Openbaar kunstbezit en Het spoor van de haas. In Stadium IV speelt het licht van de Zweedse zomer een grote rol.
Hoe ben je op het idee gekomen om Stadium IV te schrijven?
Ik heb dat verhaal bedacht op Öland, waar het zich ook grotendeels afspeelt. Het basale idee was om een verhaal te vertellen over twee, al wat oudere mensen, op reis met hun camper. Ik kijk al jaren naar mensen in campers. Wat bezielt ze? Wat betekent reizen eigenlijk als je huis en haard meesleept? Waarom staan ze altijd op parkeerplaatsen en zitten ze op klapstoeltjes? Waarom drinken ze bier uit blik? En waarom hebben bijna al die mannen getinte brillenglazen? Dat zijn raadsels. Hoe dan ook, al fantaserend heb ik toen Barend en Sarie bedacht. De grote lijn van hun verhaal heb ik in een uurtje opgeschreven, na het hardlopen, op een overweldigend mooie dag. Uiteindelijk is het een ander verhaal geworden dan ik toen heb opgeschreven, maar het licht van die dag is, voor mij, in de roman nog voelbaar.
Een novelle eist een andere aanpak dan een kort verhaal. Hoe ben met je Stadium IV te werk gegaan?
De verhalen zijn ontstaan uit min of meer eenvoudige gegevens, een beeld of een zin, een stem soms, iets kleins, waar ik dan domweg achteraan schreef, op zoek naar het verhaal. Bij een roman moet je systematischer te werk gaan. Je moet bewuster nadenken over structuur, thematiek, motieven, beelden, al die dingen. Maar als je eenmaal dat houvast hebt gevonden, is er verrassend veel vrijheid. Vergelijk het met schaken: daar gelden ook strenge regels, maar binnen die regels zijn er enorme mogelijkheden.
Het einde van het boek is nogal uitzonderlijk. Zonder iets te verklappen, heb je ook andere eindes overwogen en waarom koos je uiteindelijk voor dit?
Het einde is op zichzelf misschien uitzonderlijk, maar het komt dwingend voort uit het verhaal dat ik vertel, uit de relatie die Barend en Sarie hebben, en uit hoe zij elk voor zich omgaan met Sarie’s kankerdiagnose. Wat er gebeurt laat zich begrijpen als een daad van grote moed, ingegeven door een grote liefde: naar mijn idee precies wat je na het lezen van de voorgaande hoofdstukken moet verwachten. Het verraste me dat sommige mensen het einde onverwacht vonden, niet alleen omdat het naar mijn idee zo dwingend is, maar ook omdat ik het al vroeg in het boek aankondig, subtiel weliswaar, maar toch.
Stadium IV is je eerste roman/novelle. Ben je van plan om daar meer van te gaan schrijven of kunnen we eerst weer een bundel van je verwachten?
Ik werk nu aan een korte roman over rouw. In mijn debuut, Onmiddellijke terugkeer van uw geliefde, is de aanwezigheid van de dood in het leven een belangrijk thema, ‘death’s insistence on life’, om met Bernard Malamud te spreken. Stadium IV gaat over het sterven zelf. Het ligt nu opeens voor de hand om er met een verhaal over rouw een thematische trilogie van te maken. Een vrolijk drietal…
Wil je vijf boeken/schrijvers noemen die je hebben beïnvloed of die een grote indruk op je hebben gemaakt?
Robert Pirsig, Zen and the art of motorcycle maintenance. Moest ik vijf keer lezen voordat ik het begreep, maar toen had ik ook wat. Weergaloos boek. Het knappe is dat de filosofische verhandeling die het bevat – over het begrip ‘kwaliteit’ – naadloos verbonden is met de plot, over een psychisch kwetsbare man en zijn zoontje.
Ivan Toergenjev, Eerste liefde. En met hem al die andere Russen, maar om de een of andere reden is Toergenjev me het liefst.
W.G. Sebald, Austerlitz. Unieke figuur, helaas te vroeg gestorven. Al zijn boeken zijn grandioos, maar Austerlitz was de eerste die ik las.
Fernando Pessoa, Gedichten (in de vertaling van August Willemsen). Ik kan nooit goed uitleggen waarom Pessoa me nou zo raakt, maar hij doet het, elke keer weer. In mijn overlijdensbericht wil ik graag een paar van zijn regels:
Als ik wist dat ik morgen zou sterven
En het was overmorgen lente,
Zou ik tevreden sterven, omdat het overmorgen lente was.
John Updike, Rabbit. Vier boeken over Harry ‘Rabbit’ Angstrom en, met hem, over de VS in de jaren zestig, zeventig, tachtig en negentig. Updike is fenomenaal, ook in ander werk, vooral de verhalen. Hij zag het als zijn opdracht ‘to give the mundane its beautiful due’. Dat spreekt me erg aan: laten zien waar de schoonheid van het alledaagse ligt. Stadium IV is naar mijn idee een boek over doodgewone mensen met een doodgewoon probleem, namelijk dat een van de twee ongeneeslijk ziek is. We denken soms dat tragedies zijn voorbehouden aan bijzondere mensen, en dat ze zich afspelen in bijzondere omstandigheden, maar dat is natuurlijk niet zo: ze spelen zich in onze eigen doodgewone leventjes af.
Vragen: Pieter Feller