Net zo interessant als de Eregalerij van het Rijksmuseum

De Oranjezaal in Huis ten Bosch. Een zaal uit loutere liefde – Margriet van Eikema Hommes & Elmer Kolfin – Waanders Uitgevers – 288 blz.

Oranjezaal WaandersWe zijn eraan gewend geraakt dat onze nationale kunstschatten openbaar toegankelijk zijn. In honderden Nederlandse musea is een groot deel van de collecties permanent te zien. Jaarlijks worden er talloze tijdelijke tentoonstellingen georganiseerd waarin nog meer wordt getoond. Ik lees de cultuurbijlagen van twee kranten en realiseer me steeds weer dat het aanbod zelfs voor een fervente kunstliefhebber niet is bij te benen. Maar hoeveel er ook te zien is, er is één ensemble van schilderijen dat niet toegankelijk is. Dat is de Oranjezaal in paleis Huis ten Bosch in Den Haag. Laat dat nu net de mooiste groep schilderijen zijn uit de Hollandse Gouden Eeuw. Minstens even mooi en interessant als de hele Eregalerij van het Rijksmuseum, inclusief de Nachtwacht.

De decoratie van de Oranjezaal ontstond tussen 1648 en 1652. Zij is een eerbetoon aan de in maart 1647 overleden stadhouder Frederik Hendrik, Prins van Oranje. Zijn weduwe, Amalia van Solms, vatte direct na zijn dood het plan op haar echtgenoot te herdenken met een groots monument. Dat dit monument de vorm kreeg van een zaal met schilderijen heeft te maken met de bouw van Huis ten Bosch, die toen bijna was afgerond. Het ‘huys in ’t bosch’ zoals het paleisje toen werd genoemd, was bedoeld als een klein en intiem zomerverblijf voor Amalia. De grote hal ervan was nog kaal en leek daarom de ideale plaats voor het monument. De architect Jacob van Campen werd aangetrokken om het project te leiden. De dichter Constantijn Huygens, secretaris van de Oranjes, assisteerde hem. Samen bepaalden zij de onderwerpen voor de schilderijen en selecteerden zij de twaalf schilders: zes uit de Noordelijke en zes uit de Zuidelijke Nederlanden.

Frederik Hendrik was stadhouder van 1625 tot 1647, de laatste periode van de vrijheidsstrijd tegen Spanje, beter bekend als de Tachtigjarige Oorlog. In 1648 werd in Münster de vrede gesloten. Frederik Hendrik was een succesvolle stadhouder die jaar na jaar gebied wist terug te winnen op de Spanjaarden. Succesvolle belegeringen als die van Den Bosch, Breda en Groenlo bezorgden hem de bijnaam ‘De Stedendwinger’. Hij en zijn voorgangers, zijn halfbroer Maurits en zijn vader Willem van Oranje, worden gezien als de militaire grondleggers van de Republiek der Verenigde Nederlanden.

In de decoratie van de Oranjezaal komen de militaire successen van de drie stadhouders ruim aan bod. Eigenlijk zijn de tientallen monumentale schilderijen in de ruim twintig meter hoge zaal te lezen als één groot stripverhaal. Een verhaal waarin wordt bezongen hoe de heldendaden van de stadhouders, alle drie Prinsen van Oranje, het land hebben gered van de ondergang. Door die militaire successen heeft het land zich ook kunnen ontwikkelen tot een economische grootmacht met een geweldige koopvaardijvloot. Naast die lofzang op de daden van de stadhouders vertellen de schilderijen ook een tweede verhaal: dat van geschiedenis van het Huis van Oranje-Nassau. De prinsen van Oranje hadden in de Republiek een dubbele positie. Als stadhouder, dus opperbevelhebber van leger en vloot, waren zij in dienst van de Staten-Generaal. Als Prins van Oranje, hoofd van het Huis van Oranje-Nassau, waren zij de hoogste edelen in het land. Bij het lezen van het geschilderde ‘stripverhaal’ in de Oranjezaal wordt die dualiteit je meteen duidelijk.

Qua belangrijkheid als monument én als politieke boodschap is de Oranjezaal wellicht het best te vergelijken met het Stadhuis van Amsterdam, dat in dezelfde jaren werd gebouwd door Jacob van Campen. Het gebouw is nu beter bekend als het Paleis op de Dam. Wie dat ooit heeft bezocht weet dat de decoratie van de centrale Burgerzaal en de gangen eromheen één groot loflied zijn op de welvaart van de stad, teweeggebracht door het burgerlijk bestuur. In dat opzicht is het Stadhuis de tegenpool van de Oranjezaal, waar alle eer voor die welvaart aan de Oranjes wordt toegeschreven.

Sinds koningin Beatrix in 1981 Huis ten Bosch betrok als woonpaleis is de toegang tot de Oranjezaal voorbehouden aan een enkeling. Wanneer je al minister wordt beëdigd of als lid van het Nederlandse voetbalelftal een lintje krijgt, dan gebeurt dat vaak in de zaal. Al zal je op zo’n moment waarschijnlijk weinig oog hebben voor de schilderijen. Maar als gewone burger kom je er – om de begrijpelijke reden van beveiliging – niet in. Daarom is ‘Een zaal uit loutere liefde’ op dit moment het beste alternatief. Het boek profiteert van een grondige restauratie van de zaal die werd uitgevoerd in de jaren 1998-2001. Het beeldmateriaal is subliem, met prachtige overzichtsfoto’s en precies de juiste details. In de essays wordt uitvoerig ingegaan op de ontstaansgeschiedenis van de zaal en de betekenis van de schilderijen. Het technische onderzoek dat tijdens de restauratie werd uitgevoerd heeft veel nieuwe inzichten opgeleverd over de werkwijze van de schilders. Ook werd duidelijk dat de zaal eigenlijk één groot geschilderd trompe-l’oeil (een ‘oogbedriegertje’) is, waarbij een spel wordt gespeeld met het natuurlijk invallende daglicht en het geschilderde licht.

De ondertitel van het boek, ‘Een zaal uit loutere liefde’, verwijst naar de opstelling van Amalia. Zij was de ontroostbare weduwe en vervult in de Oranjezaal ook die rol. Maar zij was tevens een sterke vrouw die ervoor heeft gezorgd dat het Huis van Oranje-Nassau een machtsfactor kon blijven in de Republiek. Na de vroegtijdige dood van haar zoon Willem II in 1650 riep de Staten-Generaal het Eerste Stadhouderloze Tijdperk uit. Men had de Oranjes niet meer nodig. Het zou 22 jaar duren voordat in het Rampjaar 1672 de roep om Oranje weer klonk en Amalia’s kleinzoon Willem III tot stadhouder werd uitgeroepen. Tot dat moment verdedigde Amalia de belangen van de Oranjes. Daarbij had ze twee steuntjes in de rug. Een slimme en diplomatieke secretaris, Constantijn Huygens. En een prachtig ‘affiche’, de Oranjezaal.

Peter van der Ploeg

Andere recensies

Verplicht gelukkig. Dagelijks leven in een communistische heilstaat – Garrie van Pinxteren – Pluim- 206 blz. China, het rijk van eeuwenoude beschavingen, tientallen talen, vele godsdiensten en het hoogste inwoneraantal ter wereld. Garrie van Pinxteren kwam er in 1982 als student sinologie toen het...
Lees verder Categorie: Mens & Maatschappij, Non-fictie
| Reageer!
Het meisje, de walvis, de schildpad en de axolotl – Katinka Polderman – Illustraties: Merel Corduwener – Lebowski – 128 blz. In de begeleidende brief, wordt dit boek ‘een liefdevolle parodie’ genoemd op het veel verkochte boek van Charlie Mackesy. Dat boek stond een...
Lees verder Categorie: Lichte literatuur, Sprookjes
| Reageer!
Het Stravinsky-spel – Arthur Japin – De arbeiderspers – 287 blz. Susan Sontag (geboren in 1933 als Susan Rosenblatt) was een Amerikaanse schrijfster en denker. Cody Garner (een verzonnen personage) ontmoet haar in 1946. Cody is zwaar onder de indruk van Susan omdat ze...
Lees verder Categorie: Literatuur, Roman
| Reageer!