Ode aan Polleke van Guus Kuijer
Polleke – Guus Kuijer – Querido – 485 blz.
Sommige boeken zijn het waard gelezen en vele malen herlezen te worden. Voor mij is dat Polleke van Guus Kuijer met illustraties van Alice Hoogstad. Tussen 1999 en 2001 schreef hij vijf boeken over dit eigenzinnige meisje.
Polleke wil dichter worden, net als haar vader, met dit verschil dat haar vader niet verder komt dan het voornemen. Zij strooit haar gedichtjes door alle boeken. Je ziet ze terug in de titels zoals Voor altijd samen, amen en Het geluk komt als de donder.
Alle gedichtjes zijn in een bijpassende tekening geplaatst, een lust voor oog en oor. Want je wilt ze hardop lezen om zo nog meer te genieten. Veel ervan zijn zo mooi dat het ongeloofwaardig is dat een kind van elf zoiets schrijft. Maar ze zijn prachtig.
Ik wacht,
de tijd kruipt,
een vrouw sluipt zacht
mijn lichaam in.
Ze is nog lang niet klaar,
ik wacht,
ik wacht op haar.
Polleke van elf woont bij haar moeder. Haar vader heeft een andere vrouw met kinderen. Het contact tussen Polleke en haar vader, ze noemt hem Spiek maar hij heet Gerrit, speelt zich meestal af op straat. Hij is verslaafd aan drugs. Dat wordt ten slotte zo erg, dat zijn vrouw hem de deur wijst. Dan belandt hij werkelijk op straat.
Pollekes moeder is groot en stevig en heeft een groot hart. Ze komt dan ook meteen voor haar dochter op als meester Wouter Polleke van racisme beschuldigt. Polleke is namelijk verliefd op Mimoen, die bij haar in de klas zit. Mimoen is van Marokkaanse afkomst en hij schrijft haar een briefje waarin hij zegt dat vrouwen geen dichters kunnen zijn in zijn cultuur. Rot dan maar op met je cultuur, schrijft Polleke terug. De meester onderschept het briefje en wil meteen een project aan racisme wijden. Maar wat gebeurt er als Pollekes moeder de school in komt gestoven om de meester de oren te wassen? Ze vallen als een blok voor elkaar. Dus heeft Polleke er een probleem bij want ineens komt de meester bij haar thuis.
Vaak gaat Polleke naar haar opa en oma. Hier leert Polleke bidden al is ze zelf ‘niks van haar geloof’. Het levert humoristische, vertederende en wijze verhalen op.
De toon van de eerste verhalen is licht, al gebeuren er soms dingen die niet leuk zijn, Polleke heeft een fijne kindertijd. Maar dan brengt Spiek haar in vervelende situaties door zijn verslaving. Mimoen, met wie Polleke weer beste vrienden is, moedigt haar aan tegen haar vader te zeggen wat alleen zij kan.
‘Zeg ’t nou Polleke,’ zei Mimoen,
‘Hè?’ vroeg ik. ‘Watte?’
‘Waar we ’t laatst over gehad hebben,’ zei Mimoen. ‘Weet je nog?’
‘O ja,’ zei ik. Ik wist het weer. Ik probeerde het te zeggen maar ik voelde me net een paard dat een kar met stenen over een brug moest trekken. Het bleef lang stil en ik begon te zweten.
‘Je moet afkicken,’ zei ik zacht. Ik durfde hem niet aan te kijken.
Hij zei niks.
Dus begon ik opnieuw mijn kar over de brug te trekken.
‘Je moet afkicken,’ zei ik, ‘anders kan ik ’t niet meer.’
In Het geluk komt als de donder verandert de toon definitief. Polleke wordt twaalf. Op school komt een nieuw meisje: Consuelo. Ze is afkomstig uit Mexico; daarom is haar Nederlands niet zo best. Ze is ouder dan Polleke en heeft veel meegemaakt. Polleke leert haar Nederlands en ze worden beste vriendinnen.
De hoofdstukken zijn meestal kort en mede daardoor is het, ook voor scholen, een ideaal boek om uit voor te lezen. Het taalgebruik is nergens ingewikkeld, integendeel, als mensen dingen ingewikkeld máken, laat Polleke merken dat dat best anders kan.
Zoals alles wat mooi is, valt het afscheid nemen niet mee. Gelukkig dat je het boek steeds uit de kast kunt pakken, als je even van Pollekes nuchtere humor wilt genieten, van de wijze lessen van opa en oma, van de vriendschap tussen Polleke en Mimoen, als je ziek of verdrietig bent. Polleke staat voor je klaar. Altijd!