Tommy Wieringa wordt met elk boek beter
Dit zijn de namen – Tommy Wieringa – De Bezige Bij – 302 blz.
Dit zijn de namen is Tommy Wieringa’s vierde roman, na Alles over Tristan, Joe Speedboot waarmee hij doorbrak, en Caesarion, nu een boek dat helemaal niets met Nederland te maken heeft. Wieringa durft het als een van de weinige Nederlandse romanciers aan om zich lekker uit te leven in een verhaal buiten onze benauwde grenzen.(Grunberg doet dat gelukkig ook). Dat heeft voordelen, vooral als de plaats, het land en de personages allemaal aan de fantasie van de schrijver zijn ontsproten.
Als schrijver zit je dan niet vast aan ons landschap, aan onze mentaliteit en omdat het allemaal fantasie is, hoef je ook geen tijdrovend onderzoek te doen om straten, steden en gebouwen op de juiste manier en op de juiste plek te situeren. Lezen is toch meezeilen in het bootje dat de schrijver heeft ontworpen en getimmerd. Daar moet je je als lezer aan overgeven en als de schrijver het goed heeft gedaan, ga je zo op in zijn verhaal dat het er helemaal niet toe doet of sommige dingen echt zijn of alles gewoon verzonnen is.
Is Tommy Wieringa een schrijver die zo kan boeien dat je even alles om je heen kunt vergeten en je je, net zoals de groep vluchtelingen in Dit zijn de namen, op een grote verlaten steppe waant? Het antwoord is positief. Tommy Wieringa is een bedreven verteller. Misschien nog niet zo meeslepend en bedreven als bijvoorbeeld John Irving, maar hij komt in de buurt en hij heeft de tijd om nog beter te worden, hoewel hij al heel goed is.
In Dit zijn de namen volgen we in het eerste deel om en om Pontus Beg, de corrupte commissaris van politie te Michailopol, een fictieve stad aan de rand van de steppe die zijn hoogtijdagen al ver achter de rug heeft, en een groep vluchtelingen die over de steppe zwerft op zoek naar een plek om te wonen.
Pontus is een vijftiger met een koude voet en een piep in zijn oren. Hij heeft een huishoudster Zita met wie hij ‘het’ een keer per maand doet. Volgens hem een ideaal huwelijk. Pontus heeft wel zo zijn problemen. Een ervan is de begrafenis van rabbijn Yehuda Herz. Pontus denkt dat dit de laatste jood van de stad moet zijn, maar ontdekt dat er nog een leeft, de oude rabbijn Zalman Eder. Door een jiddisch liedje dat Pontus zich uit zijn jeugd herinnert en een menora die opduikt in zijn geheugen, die in een kastje op zijn moeders kamer stond, krijgt hij het gevoel dat hij ook van joodse afkomst kan zijn. Hij stort zich op het lezen van de Thora en andere oude joodse geschriften en bezoekt regelmatig de bejaarde rabbijn in de oude verlaten synagoge.
Bijna op elke bladzijde staat een prachtige zin, die je graag nog eens leest. Op bladzijde 72 als Wieringa een gedachte van ‘de lange man’, een van de personages die over de steppe zwerft, beschrijft:
‘Dankbaarheid en hatelijke minachting joegen elkaar na als visjes op de bodem van een poel.’
Er staan vele mooi vergelijkingen in het boek, die laten zien dat Wieringa een schrijver is met een groot talent. Een talent dat helaas bij veel gepubliceerde ‘schrijvers’ ontbreekt.
Het boek begint in het najaar als regen en wind de steppe teisteren. De groep zwervers/vluchtelingen heeft het zwaar. De een na de nader legt het loodje. Als de groep in de winter Michailopol bereikt en wordt opgepakt, wordt er een misdaad ontdekt die Pontus Beg en de overlevenden van de groep bij elkaar brengt.
Dat er een analogie bestaat tussen het joodse volk dat door de woestijn vluchtte en de groep die over de steppe dwaalde, kon de lezer zelf wel concluderen, maar voor de zekerheid laat Wieringa zijn hoofdpersoon Pontus die conclusie ook trekken.
‘Als de Joden hadden ze door de woestijn gereisd, en als de Joden hadden ook zij het gebeente van een van heen meegedragen op hun reis – Begs verstand stond stil bij die schitterende analogie.’
Er zitten nog meer analogieën in het boek, maar bezwaarlijk is het niet als de lezer ze niet allemaal opmerkt. Eén belangrijk thema wil ik nog noemen, dat is de beschrijving van het ontstaan van een godsdienst onder invloed van waandenkbeelden en hallucinaties. Wieringa schrijft het schitterend op en het is niet voor niets dat hij nationale en internationale lof oogst.
Ooit hadden we de grote drie Reve, Mulisch en Hermans, nu hebben we, ook al zijn ze qua stijl onvergelijkbaar, Grunberg, van der Heijden en Wieringa.
Pieter Feller
Hallo Pieter,
Ben het helemaal met je eens, Wieringa heeft een prachtig boek geschreven.
Zal het al mijn collega’s aanbevelen.