Van Fokke & Sukke naar Johan de Witt
Musch – Jean-Marc van Tol – Catullus – 510 blz.
De Gouden Eeuw is een glorieuze periode uit onze geschiedenis. Toch valt er ook iets negatiefs op: corruptie! Dat is meteen één van de belangrijkste onderwerpen waar het in dit boek om draait, belichaamd door de griffier van de Staten Generaal, Cornelis Musch, de personificatie van corruptie. Hij is grotendeels de verteller (samen met andere ooggetuigen) in dit eerste deel van de Johan de Witt-trilogie van Jean-Marc van Tol. Een andere ik-verteller is graaf Willem Frederik (van Nassau-Dietz) stadhouder van Friesland, Groningen en Drenthe. Het zijn aantekeningen uit zijn geheime dagboeken.
Van Tol won met zijn kompanen John Reid en Bastiaan Geleijnse in 2003 de Stripschapprijs voor de dagelijkse cartoon Fokke & Sukke in NRC Handelsblad (Van Tol is de tekenaar). Het lijkt een hele stap van striptekenaar naar een ‘true history’ roman. Daarbij vergeten we echter dat Van Tol van oorsprong historisch letterkundige is. Hij studeerde aan de UvA bij Marijke Spies en Herman Pleij en schreef zijn eindscriptie over het jaar 1650, het jaar waarin ook deze roman zich afspeelt. Ook is hij gastonderzoeker bij Huygens ING. Daar werkt hij een dag per week mee aan het project om de volledige briefwisseling van Johan de Witt te digitaliseren en voor een groot publiek te ontsluiten.
Musch had de bedoeling zijn “Gedenkschriften van Cornelis Musch” in druk uit te brengen. Het manuscript is echter ergens tijdens het transport naar de drukker, Willem Breeckevelt, verloren gegaan. Van Tol reconstrueert het als het ware, waarbij hij zich baseert op feiten en alleen daar waar die niet (meer) aanwezig zijn, ze ‘aanvult’ met fictie en dialogen. Zijn openingszinnen luiden: “Als u dit leest ben ik dood. Mijn einde is onvermijdelijk.” Vervolgens zegt hij zich op zolder te gaan ophangen. Musch is dus door zelfmoord om het leven gekomen, hoewel daaraan wel getwijfeld kan worden. Hij had zich de woede van velen op de hals gehaald. Zijn openbaringen zou de ultieme wraak op zijn tegenstanders zijn.
We lezen over een gesprek in hun koets van Jacob de Witt en zijn zonen Cornelis en Johan, waarbij de laatste – hij is dan drie jaar als jurist bij Van Andel in dienst – zijn vader vertelt cartesiaans wiskundige te willen worden in navolging van René Descartes. Dat is voor Jacob niet ambitieus genoeg. Hij weet dat zijn zoon meer capaciteiten heeft.
De aanval op Amsterdam door stadhouder Willem II, wordt (ook in de ik-vorm, zoals alle getuigenissen) beschreven door Frederik Graaf van Dohna (-Carwinden), tevens gouverneur van het prinsdom Orange. Hij leidt enige compagnieën naar Amsterdam om de macht van de regenten te breken en Willem II meer macht te bezorgen. De expeditie mislukt, doordat men ’s nachts verdwaalt en zo de verrassing eraf is. Gevolg van deze mislukking is de impopulariteit van Willem II, uitmondend in het Tweede Stadhouderloze Tijdperk.
Als u niet zo bekend bent met de gebeurtenissen in 1650, moet u het boek beslist lezen. Ik verklap niet meer om de spanning erin te houden. Spanning? Ja, geschiedenis kan spannend zijn, zeker door de manier waarop Van Tol, als ware het een thriller, alle eindjes van getuigenissen e.d. aan elkaar weet te knopen. De werkelijkheid heeft vaak een spannender plot dan fictie. De (soms ultra) korte hoofdstukken zouden tot versnippering kunnen leiden. Hier beslist niet, integendeel, ze houden de vaart in het verhaal. Compliment voor de auteur! De getuigenissen hebben veelal zeer differente vormen. Zo zijn er gedichten van raadspensionaris Jabob Cats (schoonvader van Cornelis Musch) in verwerkt en ook brieven van De Witt. Vele bekende figuren, zoals Christiaan Huygens en Andries Bicker passeren de revue. Ook van minder belangrijke figuren, zoals een huursoldaat en een postbode, krijgen we betekenisvolle informatie. Tekenend voor de moeite die Van Tol zich heeft getroost om alles naar waarheid te kunnen optekenen is dat hij zelf de routes heeft gevolgd die in documentatie beschreven staat. Hij heeft zodoende zelfs een fout ontdekt in de memoires van Nanning Keyser, die twee plaatnamen door elkaar haalde.
Ook heel interessant is het “Naschrift aan de lezer”, waarin een aantal geschiedkundige zaken aan de orde komen die de lezer op het juiste spoor zetten van de inhoud van het boek. Tevens leren we ervan wat er verder met sommige figuren is gebeurd.
Het boek is opgedragen aan prinses Amalia. Vroeger was het niet ongewoon een boek aan een vorst op te dragen, maar nu is er meer aan de hand. Van Tol kent Willem Alexander van hun gezamenlijke schooltijd in Baarn. Op de achtergrond speelt Amalia van Solms een rol in het boek en zij is de naamgeefster van onze prinses.
Voorin het boek vinden we een aantal kaarten en plattegronden. Er is een lijst met in het boek voorkomende personen opgenomen en een dankwoord aan mensen die Van Tol behulpzaam zijn geweest. Er staat geen literatuurlijst in het boek, maar die kunt u vinden op deze site. Daar kunt u ook terecht voor vragen en opmerkingen.
Binnenkort zal het tweede deel verschijnen bij Van Tol’s eigen uitgeverij, Catullus. In dat boek Buat is de rol van hoofdpersoon weggelegd voor Henri de Fleury de Coulan die we eigenlijk het beste kennen als ritmeester De Buat uit de gelijknamige televisieserie die op een heel vervelende manier aan zijn eind kwam. De relatie met het eerste deel is dat Buat getrouwd was met een dochter van Cornelis Musch. Deel drie zal Willem, gaan heten. Hoofdpersoon is dan Willem Tichelaar. Hij zou ‘medeplichtig geweest zijn aan de dood van ‘de broers De Witt, door een valse aanklacht tegen hen te hebben ingediend. De verschijningsdatum daarvan zal gelijklopen met de datum waarop de De Witt’s 450 jaar geleden werden vermoord. Ik kijk vol verwachting naar die delen uit en hoop dat het evenzeer pageturners worden als dit boek er een was.
Kees de Kievid