Victor Kammeijer schreef per ongeluk een kinderboek
Victor is in 1972 in Prinsenbeek geboren. Al snel verhuisde hij samen met z’n ouders en zus naar Breda, waar hij tot zijn twaalfde heeft gewoond. Daarna woonde hij achtereenvolgens in Zwolle, Hattem, Groningen, Schotland, Amsterdam en tegenwoordig weer in Hattem. Hij studeerde een tijdje psychologie en stapte daarna over naar Nederlandse Taal- en Letterkunde, een studie die hij afrondde. Hij is niet (meer) getrouwd, maar heeft wél een prachtige dochter, die voor een deel van haar tijd bij hem woont. In het dagelijks leven is Victor onder andere tekstschrijver van vooral zakelijke teksten. Sinds een jaar of twee is hij dus ook met veel plezier kinderboekenschrijver.
In 2015 kwam De walnotenkraker uit en in juli 2016 De zandzuiger. Hij hoopt de komende jaren nog veel meer kinderboeken te schrijven. Victor bezoekt graag scholen (groepen 6, 7 en 8). Over de invulling van de lessen kun je het beste met hem via mail overleggen. Kinderen die een boekbespreking over één van de boeken willen houden, kunnen zich laten inspireren op de pagina’s van De walnotenkraker en De zandzuiger.
Uit wat voor gezin kom je? Werd er veel gelezen?
Ik kom uit een groot, samengesteld gezin, mijn vader overleed toen ik erg jong was, mijn moeder hertrouwde later, waardoor we vanaf mijn twaalfde met z’n zevenen waren (twee volwassenen, vijf kinderen). Het is niet zo dat boeken de hoofdmoot van ieders leven vormden, wel waren ze er ‘gewoon’ een vast onderdeel van.
Had je als kind al de droom om ooit een boek te gaan schrijven?
Nee, helemaal niet. In mijn kinderdromen zou ik als ik groot was architect worden, maar in de volwassen realiteit werd dat het niet. Na een moeizame schoolperiode en een mislukte poging om Psychologie te studeren, besloot ik dat het Nederlandse Taal- en Letterkunde moest zijn. Ook die studie verliep met horten en stoten, maar ik heb ‘m uiteindelijk wel afgemaakt. Een carrière in ‘de taal’ is dan vaak een logisch vervolg.
Wat waren in je jeugd je favoriete boeken/schrijvers?
Het nummer-1-boek in mijn jeugd was de atlas. Ik kon uren naar kaarten kijken en in mijn dromen maakte ik de mooiste reizen. Veel plaatsnamen prikkelden (en prikkelen nog steeds) mijn fantasie. Vandaar ook dat ik in mijn boeken voor ‘de ontdekking’ en ‘het avontuur’ een belangrijke plaats inruim. In De walnotenkraker gaat hoofdpersoon Bruno op avontuur in zijn eigen stad en hij ontdekt er bijvoorbeeld mensen die oorspronkelijk ergens anders vandaan komen. In De zandzuiger gaat Bruno op reis naar Denemarken en de reis zelf is een aanzienlijk onderdeel van het verhaal. In het ontdekken schuilt het onverwachte, wat mij betreft een van de belangrijkste kenmerken van een goed verhaal.
Je bent tekstschrijver van voornamelijk zakelijke teksten. Hoe kwam je er op om een kinderboek te gaan schrijven?
Ik ben min of meer per ongeluk kinderboeken gaan schrijven, ik was het niet van plan, het is gewoon gebeurd. Als je het leven als een atlas ziet, dan sla ik soms een weg in die niet perse voor de hand ligt. Ook omdat ik het volwassen leven soms wat saai en voorspelbaar vind. Zo af en toe moet je gewoon eens iets anders proberen en zo besloot ik op een dag zomaar eens wat te gaan schrijven – wat uiteindelijk resulteerde in een kinderboek, ook tot mijn eigen verbazing.
Hoe ga je bij het schrijven te werk? Maak je een schema of werk je organisch?
Omdat ik zomaar, zonder plan begon te schrijven, belandde ik natuurlijk geregeld op een pad dat volledig dood liep. Daardoor duurde het veel te lang voordat het boek eindelijk af was. Voor mijn tweede boek besloot ik daarom om een klein kaal skeletje te bouwen. Dat heeft goed geholpen, want het verhaal heb ik in drie maanden geschreven. Toch blijft wat ik schrijf voor mij – en dus ook de lezer – een grote ontdekkingsreis. Waar je uitkomt, weet je pas als je er bent – wat bijna Cruijffiaans klinkt, maar voor mij is het toch echt een waarheid!
Wanneer, waar en hoeveel uur schrijf je als je aan een kinderboek begint?
Ik schrijf als ik er de rust en de tijd voor heb. Soms kom ik er daardoor maanden nauwelijks aan toe, helaas. Natuurlijk zou ik als een Murakami willen kunnen leven – met gestructureerde en overzichtelijke dagen, maar helaas laat ik me te vaak afleiden door van alles en nog wat. Als ik eenmaal schrijf, kan ik wel gemakkelijk in mijn verhalen verdwijnen. Dat is een prettig gevoel, maar het risico op vervreemding van de dagelijkse realiteit ligt dan wel op de loer.
Ben je al met een volgend boek bezig?
Ja, maar het gaat op dit moment wat traag, door wat ik zonet beschreef. Er is bij mij ook een gevaar dat ik verzand in te veel research, waardoor ik het overzicht dreig te verliezen. Vast staat wel dat ik Bruno weer op ontdekking laat gaan, waardoor een spannend avontuur haast onontkoombaar is…
Over De zandzuiger:
Al lezend kwam ik erachter dat dit het tweede boek was van Bruno en zijn familie. Op zich is het verhaal goed te lezen als zelfstandig verhaal. Had je na het eerste boek al meteen het idee dat je nog niet uitverteld was over Bruno en komen er nog meer delen?
Het eerste boek eindigde met een briefkaart die hoofdpersoon Bruno kreeg, waarin hij door zijn Deense vriend Morten wordt uitgenodigd om in de zomervakantie langs te komen. Toen ik die regels had geschreven, realiseerde ik me pas echt dat een vervolg voor de hand lag. Bruno is ook voor mij gaan leven en ik ben zelf ook nieuwsgierig naar hoe zijn leven verder gaat. Dus ja, als het aan mij ligt, komen er meer delen, maar of dat lukt, is natuurlijk afwachten.”
De woordgrapjes/vertaalgrapjes vond ik goed gevonden. Heb je ook reacties van kinderen hierover?
Ik ben wat ik noem erg ‘klankgericht’. Ik vind het bijzonder hoeveel accenten en dialecten er alleen al in Nederland en Vlaanderen te horen zijn. Die leiden natuurlijk vaak tot misverstanden en dan ligt de taalgrap op de loer. Ik gebruik hiervoor ook af en toe wat fonetische taal – in ruwe versies van de verhalen veel meer, maar ik moet mezelf bedwingen, want anders dreigen er delen onleesbaar te worden… Gelukkig heb ik ook een goede redacteur die me daarin afremt. Of die woordgrapjes bij kinderen aanslaan, dat weet ik niet, wel dat ze de verhalen zelf humoristisch vinden. Het is vooral een kwestie van smaak, lijkt me.
Is het lastig om voor kinderen te schrijven? Denk je dat ze kritischer zijn dan volwassenen?
Ik vind het niet perse ingewikkeld om voor kinderen te schrijven, mijn eigen ‘kindergeest’ bestaat nog steeds. Je moet hoogstens wat meer op je woordgebruik letten, soms werkt dat wel wat beperkend. Kinderen vinden vaak iets leuk of ze vinden het niet leuk, heel veel redenen daarvoor krijg je niet. Als schrijver hoop je dat ze de thematiek onbewust meepikken, maar of dat ook echt gebeurt, weet ik niet. Ik vind het overigens niet erg als dat niet zo is, ik probeer de boeken zowel aan de oppervlakte als in de diepte boeiend te maken, zodat iedereen ervan kan genieten.
De zandzuiger heeft een aantal mooie illustraties. Heb je zelf kunnen aangeven waar je illustraties van wilde hebben?
Nee, maar dat wil ik ook niet. De illustrator – in dit geval Helen van Vliet – moet haar eigen fantasie erop los kunnen laten. Dat heeft ze goed gedaan!
Vragen: Conny Schelvis en Pieter Feller