“Wat is dat, vrijheid?”
Jowi Schmitz(Leiderdorp, 12 juli 1972) is ondernemend van aard. Ze studeerde af in Culturele Studies. Meer dan tien jaar later studeerde ze nog een keer, en haalde een propedeuse (het eerste jaar) psychologie, gewoon omdat ze dat interessant vond. Ze werkte als journalist, schreef recensies over theater en kunst. Naast haar kinderboeken schrijft ze nog steeds interviews. Ze speelde viool in verschillende bandjes, woonde in Spanje en New York en beoefende jarenlang aikido en Japans zwaardvechten. Maar ze kan zich het best uitdrukken met woorden, daarom werd ze journalist en schrijfster. Behalve journalistieke artikelen schrijft ze boeken, zowel voor volwassenen als voor kinderen.
Ze begon met twee romans voor volwassenen Leopold en Kus van je zus en publiceerde in 2012 haar eerste kinderboek, Ik heet Olivia en daar kan ik ook niks aan doen dat werd bekroond met de Vlag en Wimpel en de Duitse Luchs Preise. Een jaar later verscheen de kinderthriller Schat onder de stad. Vervolgens schreef ze het boek Te vroeg geboren. Dagboek over mijn zoon, bekroond met de Inktslaafliteratuurprijs 2014, en Nooit nooit nooit meer aan de wal, een non-fictieboek over de bijzondere bootbewoners van Amsterdam, omdat ze zelf ook op een boot woont. Dit najaar verscheen haar eerste Young Adult boek Weg, over een meisje dat wegloopt om de vrijheid te veroveren.
Weg is niet autobiografisch, maar je bent zelf ooit wel weggelopen. Had je dit boek ook zonder die ervaring kunnen schrijven?
Het ging me om het gevoel dat ik had toen ik wegliep. Wat is dat, vrijheid? Althans, daar begon het schrijven. De daaruit volgende vraag was: Hoe leef je met iets wat niet meer veranderd kan worden, namelijk weggaan en niet meer terugkomen. Dat is natuurlijk de categorie ‘onmogelijke vragen’, maar misschien is het wel de taak van schrijvers om dat soort vragen op te rapen. Hoewel er in het boek gebeurtenissen voorkomen die ik heb meegemaakt, hoewel er mensen in voorkomen die echt bestaan, is het verhaal niet in autobiografische zin mijn verhaal. De noodzaak om het te schrijven was er wel.
In Weg krijgt hoofdpersonage Anna een lift van Mammita een dwergin. Ken je zoân kleine vrouw die op een vrachtwagen rijdt?
Mijn beste lift, in het echt, was de lift van Mammut. Een heel stevig mannetje, met veel haar en een afgeknipte tuinbroek. Hij werkte bij de European Container Terminal in Rotterdam. Hij nam me mee naar Zuid-Frankrijk, maar zei: Ik rij ook op Barcelona, dus als je een keer verder mee wil, zeg je het maar. Ik vroeg: Maar hoe weet ik je dan te vinden? En Mammut zei: Zeg gewoon tegen een chauffeur dat je Mammut zoekt, ze kennen me allemaal.
Dat idee, zo’n netwerk van chauffeurs die de wereld bedekt, daar is Mammita begonnen. Dat ze transformeerde tot vrouw, gebeurde tijdens het schrijven.
Een schrijver zei me eens dat een recensent of lezer niet geĂŻnteresseerd moet zijn of een boek autobiografisch is of niet. Dat doet er niet toe. Je moet een boek sec beoordelen. Wat vind je van die stelling?
Ik weet dat ik bij een goed boek altijd een beetje van de auteur ga houden. En dat ik nieuwsgierig word; niet per se naar de autobiografische details, of naar de ‘waarheid’, maar wel naar de essentie van die auteur, wat voor een soort mens is dat, lijken mijn verlangens en overtuigingen op die van hem of haar. Kortom; ik zoek altijd een soortgenoot, een vriend achter het verhaal. Ik weet natuurlijk wel dat dat helemaal niet waar hoeft te zijn hĂš, heel goed zijn in iets maakt je nog niet heel leuk.
Kun je ook van een boek houden als je de schrijver foute denkbeelden vindt hebben, zoals bij Celine?
Je eerste gevoel geldt het kunstwerk, die eerste indruk is schuld- en waardenvrij. Als je daarna ontdekt dat de maker kinderverkrachter, antisemiet of anderszins gruwelijk is, dan maakt dat uit. De kennis besmet je blik en de liefde verdwijnt. Of je blijft stiekem van het kunstwerk houden, maar voelt je schuldig.
Je hebt zes jaar aan Weg gewerkt. Ik neem aan dat je er soms maanden niet naar keek en dat het verhaal zich dan weer opdrong. Wanneer kwam je erachter dat je jezelf uit het verhaal moest halen?
Toen bleek dat alle stukken die niet lekker liepen directe herinneringen waren. Zo speelde Anna een tijdje viool en wilde ze leren vliegen. Ik speelde ook viool in Barcelona en ik deed een acrobatiekschool. Het werkte niet, het verhaal stagneerde erdoor. Dus dan was ik weer een hele tijd zoet met peinzen. Hoe meer ze van zichzelf werd, met eigen ouders, een eigen broer en eigen verhaal, hoe meer het verhaal die vleugels (metaforisch gesproken) alsnog kreeg.
Zou je ervan opkijken als een van je zoons op zijn vijftiende weg zou lopen? Zou je het begrijpen?
Ik vertelde aan mijn zevenjarige zoon Aran dat ik ooit was weggelopen en hij wilde weten hoe dat dan precies zat. Hij wist vrij zeker dat hij dat nooit zou doen. We zullen zien. Weglopen is altijd iets tussen dĂe ouders en dĂĄt kind. Dat maakt het lastig vertaalbaar. Maar goed, mocht een van mijn zonen weglopen, dan zou ik er alles aan doen om dat te begrijpen en om te kijken wat we kunnen doen.
Was het lastig om jouw verhaal naar deze tijd over te zetten?
Nee. Eigenlijk heb ik daar nauwelijks aan gedacht. Het speelt nu, in deze tijd. Wel heb ik over dat mobieltje nagedacht. Dat ze dat als veertienjarige weggooit, dat is nogal wat. Maar het is een eenvoudig mobieltje. En de enige met wie ze contact wil, is dood.
In Weg vindt Anna een kauwtje en houdt hem als huisdier. Heb je zelf zoân vogel gehad?
Ik was vroeger een vogelmeisje. Ik voerde kauwtjes en verzorgde verdwaalde eendjes.
Aan het eind van het boek als Anna hoopt op een hereniging met haar ouders, probeert ze voor zichzelf te formuleren waarom ze wegliep. Ze komt er niet helemaal uit. Is de reden van het weglopen niet vaak een mix van onbegrepen pubergevoelens?
Stel, je gaat op vakantie. Onderweg wordt je geld gestolen, maar er is ook een pracht van een strand en een mooie zonsondergang en je eet zo lekker. Hoe was het, vraagt iemand na afloop. Die eerste keer dat je vertelt weet je het nog niet. Hoe âhetâ was. Misschien ben je zelfs een beetje verbaasd als je je eindeloos over die zonsondergang hoort zwijmelen en het verdwijnen van het geld in een bijzinnetje meldt. De keer erna is het makkelijker. Het was geweldig, zeg je dan, prachtig weer, dat helpt bij alles.
Klopt dat? Je zegt het zelf, dus waarschijnlijk wel. Maar zeker weten doe je het nooit.
Ik vond het interessant dat Anna de naam van haar overleden vriendje Robin aannam. Heb jij ook wel eens een andere naam aangenomen?
Een andere naam geeft je de kracht van een ander en een geheim van jezelf. En dat in Ă©Ă©n pakketje. Mijn fascinatie begon bij Robyn, mijn jeugdvriendin aan wie het boek is opgedragen. Zij was stoer en leuk, ontzettend knap Ă©n ze had een jongensnaam. Dat vond ik een magische combinatie.
Ik las dat je een voorkeur lijkt te hebben voor enigszins bizarre personages, die buiten de gewone logica om hun plan trekken. Beschouw je Anna ook als zo’n personage en klopt die constatering?
Ik vind Anna niet bizar. Ik vind mensen niet snel bizar, zoân oordeel probeer ik zo lang mogelijk uit te stellen. Wel hou ik van mensen die een beetje over de randen van de maatschappij borrelen. Soms expres, soms per ongeluk. Zelf ben ik ook buiten de âgewoneâ maatschappij om opgegroeid, dat vormt je hoofd. Bovendien maakt overborrelen het leven leuk. Want waarom zou je als baardige man niet in vrouwenkleren in de nacht de burgemeester van Barcelona mogen spelen? En iemand die zijn duiven binnenhoudt omdat hij bang is dat ze wegvliegen, nou ja, die is natuurlijk onconventioneel – en onaardig tegen duiven – maar ik kan hem wel volgen. Grensdansers, ze fascineren me.
Door buiten de conventies om te denken, heb je natuurlijk ook een unieke stijl ontwikkeld.
Stijl is wat mij betreft enorm veel schaven! Er zitten mijlen tussen teksten die ik in eerste instantie produceer en de eindtekst die klopt bij wat ik wil zeggen, zowel wat stijl als inhoud betreft. Ik schrijf veel en snel, maar ook enorm veel troep. Daarna loop ik er eindeloos omheen als een beeldhouwer met een te klein beiteltje. En maar hakken. Van ieder boek bestaan minstens vijftig versies, meestal meer.
Er zijn schrijvers die een stuk of tien versies van hun boek maken en dat vind ik al veel. Vind je dat hakken wel leuk om te doen?
Steeds leuker. Dan moet ik wel naar een café, met mijn geprinte tekst. En dan ga ik met een kop koffie in de hand zitten krassen. Soms schrijf ik er weer stukken bij. Voelt als een grote schoonmaak, als een opluchting. Zo, nu kan ik opnieuw kijken. En ik weet inmiddels; mocht ik teveel weggooien, dan schrijft die scÚne zichzelf wel weer terug. Zoals die feestscene op de berg in Spanje in Weg. Die is er een paar keer uit geweest, omdat ik zelf niet goed begreep hoe dat feest voor Anna voelde. Vond ze het kicken (ja), vond ze het eng (ook), gaf het haar inzicht? Pas in de laatste versie. Steeds ging die berg er weer uit. En dan zat ik in dat café en dan begon ik te schrijven en dan dacht ik: hé, daar istie weer.
Je hebt geen zin om ‘clowneske’ dingen te doen om je boek te promoten. Wat ga je wel doen om het boek te promoten?
Wat merchandise betreft: Ik heb voor Weg stickers laten drukken, omdat ik zelf blij word van stickers. Dat is een beetje de leidraad; word ik er blij van of kan ik me voorstellen dat het iemand interesseert? Dan doe ik het. Dus ik schrijf blogs, ik geef interviews â zelfs al vind ik het eng om me bloot te geven. Maar ik kan me voorstellen dat het verhelderend kan zijn, als ik uitleg geef. Dus ik doe het.
Is het belangrijk voor je dat je zoveel mogelijk boeken verkoopt of vind je een kleinere groep geĂŻnteresseerde lezers ook wel goed?
Dat vakbroeders mijn boek goed vinden, doet me heel veel. Dat zijn toch de mensen die ‘erop zitten’. Ik hou ook heel erg van schrijfgesprekken. Hoe doe jij het, welke technieken pas je toe.
Maar tegelijk wil ik, zeker bij dit boek, dat heel veel mensen weten dat het er is. Ik heb net gehoord dat ik verder mag schrijven aan de film over mijn vorige boek, Ik heet Olivia en daar kan ik ook niks aan doen. Als die film er komt, trekt dat hopelijk weer een groter publiek. Want dat wil ik graag, bij dit boek, het is mijn beste tot nu toe. Hoe meer kauwtjes, hoe meer vreugd.
Vragen: Pieter Feller